Geef het Nedersaksisch toch eens wat vaker door (nu ook voor Friezen)
11-2-25
Nog geen week geleden vestigde ik hier aandacht op de aangekondigde verdediging van het proefschrift Frisian and Low Saxon in flux waarin Raoul Buurke de staat van het Nedersaksisch en het Fries in de afgelopen decennia beschrijft.
Wat daarna gebeurde was te verwachten. Dagblad van het Noorden, mijn krant, plaatste een opiniestuk waarin schrijver Gerard Stout uit Peize van leer trekt tegen een verondersteld gebrek aan trots en een mogelijk daarmee samenhangend minderwaardigheidscomplex van streektaalsprekers.
Een dag later verscheen in de papieren Leeuwarder Courant een triomfantelijk paginagroot artikel onder de kop ‘Waarom het Fries beter beklijft dan het Nedersaksisch’. In het artikel, hier na te lezen, mocht Buurke nog een keer uit leggen dat Friezen hun taal vaker thuis gebruiken en beter doorgeven dan bewoners van het Nedersaksisch taalgebied.
Drie redenen worden aangevoerd. De eerste is dat de meeste Friezen het Fries zien als onderdeel van hun identiteit, die ze niet willen verliezen. De tweede is dat Friezen het nuttig vinden om Fries te spreken, waar Groningers al snel genoegen nemen met het Nederlandse taal. Derde reden die wordt aangevoerd is dat het Fries meer geld en bestuurlijke prioriteit krijgt dan het Nedersaksisch, wat terug te zien is in het onderwijs en de openbare ruimte.
Zaterdag verscheen in de papieren versie van Dagblad van het Noorden een bescheiden nieuwsbericht, je zou het veelbetekenend kunnen noemen, onder de kop ‘Fries geeft taal beter door dan Nedersaks’. Ook in dit stuk, hier na te lezen, komt Buurke aan het woord:
“In Friesland zie je dat de taal veel meer verweven is met de identiteit en dat het een vaste plek heeft gekregen op school. Ze zijn er trots op”, aldus de promovendus. Na de opmerking van een verslaggever dat over het Nedersaksisch veel vooroordelen bestaan, zegt de promovendus: “Bijvoorbeeld dat je, als je met een boers accent spreekt, minder intelligent bent.”
Tot slot pleit Buurke ervoor om op scholen ruimte te maken voor het Nedersaksisch. Daar hebben beleidmakers oren naar, aldus DvhN, verwijzend naar de hersteloperatie Nij begun. Binnen dat programma is vier miljoen euro gereserveerd voor – onder meer – het stimuleren van het Nedersaksisch via ontmoetingsplekken en scholen.
Dit alles ter introductie op het onderstaande.
Het Fries is aantoonbaar sterker verankerd dan het Nedersaksisch. Het is een gegeven dat het cultureel besef in Friesland* sterker is dan in Drenthe en Groningen, mede door de opstelling van de provinciale intelligentsia en lokale bestuurders. Waren zij niet opgestaan, dan was het Fries geen landstaal met bijbehorende budgetten en programma’s.
Later zijn ook in Drenthe en Groningen pogingen gedaan om de streektaal levend te houden. De provinciebesturen van Drenthe en Groningen trekken er inmiddels decennia achtereen geld voor uit. Er wórdt in het Nedersaksisch geschreven, zij het steeds minder. De Nedersaksische taal wórdt gebruikt door podiumkunstenaars, misschien vanuit artistiek oogpunt steeds beter.
Dat de taal minder wordt doorgegeven waardoor het aantal gebruikers afneemt heeft – ik zeg het Gerard Stout na – niets te maken met een gebrek aan trots of een minderwaarscheidscomplex. Het heeft, meen ik, met praktische toepassingsmogelijkheden te maken.
Vanaf de jaren vijftig, en versneld sinds de jaren zestig, zijn ouders in Drenthe en Groningen gestopt met het doorgeven van de taal aan hun kinderen. Dat deden zij vanuit de gedachte dat het hun kinderen verder zou helpen als die maatschappelijk iets willen bereiken. Die ouders hebben daar gelijk aan gehad.
Want wat heb je aan het Drents of Gronings als je een baan ambieert in Silicon Valley, Brainport Eindhoven of aan de Zuidas in Amsterdam? Wat heb je eraan in een stad waar de rector magnificus bij gebrek aan Nederlandstalige studenten zijn minister smeekt meer Engelstalig onderwijs aan te mogen aanbieden? Wat heb je eraan in een provincie waar de haven Seaport Groningen heet en Drenthe een halteplaats is tijdens de Tour of Holland?
Je kunt het leuk vinden of niet, op de werkvloer van de grootste werkgevers van Drenthe en Groningen, de Treant Zorggroep en het Universitair Medisch Centrum Groningen, is de voertaal Nederlands. De belangrijkste media in Nederland, de regionale omroepen en kranten meegerekend, hanteren bij voorkeur de Nederlandse taal. Het digitale berichtenverkeer in Nederland is in het Nederlands, met steeds meer Amerikaanse woorden.
Met het Nedersaksisch kun je in de voetbalkantine wellicht een grap vertellen, als je een stadion wilt bouwen moet je de taal van bestuurders en geldschieters machtig zijn. Een mondje Arabisch doet wonderen, Inshallah. Als je een klant of patiënt wilt helpen is streektaal handig. Maar als je erop uit bent om die klant via het wereldwijde web te bedienen, is het Nedersaksisch beperkend.
Taal is, precies zoals Gerard Stout stelt in zijn opinie, een middel om met elkaar te communiceren. En zoals altijd en overal geldt dat de meerderheid en de machthebbers de vorm en inhoud bepalen. Waarbij het nuttig is om te weten dat het Nedersaksisch sprekende deel in toenemende mate een minderheid vormt en in Den Haag de mond houdt.
Natuurlijk betekent dit niet dat het Nedersaksisch geen aandacht verdient. Alleen despoten en andere dommeriken laten talen zo snel mogelijk verdwijnen. Vraag is hoe de onvermijdelijke verdunning van het Nedersaksisch in betere banen kan worden geleid. Op fatsoenlijke wijze, met respect en waardering.
De status van het Fries als tweede officiële landstaal laat zien hoe dit kan en wat het oplevert. Onverlet de berichtgeving dat het Fries beter beklijft dan het Nedersaksisch toont het dat meer geld voor organisaties en projecten een vertragende werking heeft. Hooguit, want zo goed gaat het nu ook weer niet met de Friese taal. Ook daar is wetenschappelijk onderzoek naar gedaan.
Onderwijs kan daarin een positieve rol spelen. Het Centrum Groninger Taal en Cultuur (CGTC) en het Huus voor de Taol bieden voor zowel het primair als voortgezet onderwijs en volwassenen verschillende lesmethoden aan. Verwacht er niet te veel van. Hoewel sommigen het graag doen voorkomen is het onderwijs geen duizenddingendoekje.
Wie het Nedersaksisch wil laten voortbestaan zal het zelf moeten spreken, schrijven en er ook naar willen luisteren. Vooral thuis en op straat. Wie taal alleen op school leert, leert een vreemde taal. Daar zijn er al genoeg van.
*= In Zuidoost-Friesland, in de Stellingwerven, wordt Nedersaksisch gesproken. Friestaligen en hun bestuurders bekommeren zich daar weinig om. Met als gevolg dat ook daar het Nedersaksisch terrein verliest. Dat is niet iets om grutsk op te zijn.