Brief aan Bouke Durk Wilms
25-11-16
Ook ik bezocht afgelopen week in het Bruggebouw de bijeenkomst over het lokale kunst- en cultuurbeleid. Ik vond het iets weg hebben van een bonte avond voor die hards: behalve een evaluatie van Emmen als culturele gemeente, ook een terugblik op de huidige cultuurnota Maak Het Mee en in een moeite door een voorzet voor een nieuwe, nog naamloze cultuurnota. We moesten het zelf nuttig en gezellig maken.
Bij het eerste omzien ging dat eenvoudig. Ook omdat de tevredenheid over de culturele gemeente vergelijkbaar was met de tevredenheid op de avond in september toen in cultureel café De Schreeuwende Vrouw dit onderwerp uitgebreid werd behandeld.
Ik vond het lastig worden toen de aflopende cultuurnota ter sprake kwam. Wat stond daar ook weer in? Iets over infrastructuur, cultuurparticipatie en ruimte en economie, geen begrippen die een hart sneller doen kloppen. Gelukkig herinnerde ik een stukje van eigen hand met de strekking dat tussen begin 2013 en eind 2016 in Emmen vrijwel al het beschikbare cultuurgeld naar bestaande instellingen zou gaan en er slechts 100.000 euro beschikbaar was om te zaaien.
Toen ik dat schreef, was 2013 al vier maanden onderweg. Nog steeds had de gemeenteraad zich niet over het cultuurbeleid uitgesproken, hoewel dat al vanaf januari dat jaar in gang moest zijn gezet. Kunstencentrum CQ was nog niet failliet, jongerencentrum Blanco bestond nog, jeugdtheaterschool Loods13 had nog niet met de handdoek gedreigd en we moesten ons nog behelpen met De Muzeval.
Pas in de herfst van 2014, op het moment dat de eerste steen voor het nieuwe theater werd gelegd, op dezelfde dag dat 'het veld' eindelijk te horen kreeg wat er twee maanden later bij de start van de culturele gemeente van hen werd verwacht, leek het iets beter te gaan. Tijdens de bijeenkomst van deze week merkte iemand terecht op dat deze verbetering pas halverwege 2015 merkbaar werd.
Ik op mijn beurt durf te stellen dat het huidige cultuurbeleid in Emmen pas na twee jaar begon te werken. Met andere woorden: dat het slechts voor de helft heeft gefunctioneerd, welbeschouwd pas ná de investering voor Emmen als Culturele Gemeente van Drenthe.
Welnu: als politici aan het stuur zitten, hebben ze de neiging de pech te vergeten en alleen dat te onthouden wat goed is gegaan. Grote kans dat straks in de gemeenteraad van Emmen, denkend aan wat van de grond is gekomen, tevreden wordt opgemerkt dat alles fijn gaat. Grote kans dat jij dan als verantwoordelijk wethouder de bijpassende felicitaties in ontvangst mag nemen.
Daags na festival De Opening in september schreef ik voor Dagblad van het Noorden het onderstaande:
Dat is alweer ruim drie maanden geleden. Nog even en de huidige cultuurnota loopt af, terwijl het hardop denken over 2017 en verder nog moet beginnen. Hoewel jij in het Bruggebouw opperde het woord cultuurnota te vervangen door het woord agenda en daarna opmerkte dat je bestaand beleid ook kunt voortzetten, dreigt er wederom iets verkeerd te gaan.
Ik zag het in 2013. Ik zag het in 2014. Ik zie bij de ontwikkeling van de plannen voor de oude dierentuin. En het gebeurt weer. Het lijkt symptomatisch: Emmen sjokt achter de feiten aan. Daar kun je alles van vinden, en dat zal ik bij gelegenheid ook zeker niet nalaten. Op dit moment wil ik stellen dat een stad zonder ambitie een stad zonder toekomst is.
Emmen is een opgeknapt dorp omringd door kleinere dorpen in een krimpgebied. Alleen al dat van die krimp maakt extra inspanningen noodzakelijk – vergeef me het jargon, er lezen ambtenaren mee. Zeker op het gebied van kunst en cultuur, daar kunst en cultuur volgens allerlei onderzoekers cruciaal is voor een aantrekkelijk woon-, leef- en vestigingsklimaat. Vandaar ook die steeds groter wordende steden elders en die groeiende kloof tussen stad en platteland.
Er is nog een reden: een extra inspanning past bij Emmen als plaats waar nooit iets vanzelf gaat, als streek waar je harder moet werken om er iets van te maken en nog een wereld te winnen valt. Vat het begrip ruimte nu eens op als plek voor experiment, als mogelijkheid om iets te doen wat elders niet kan, bijvoorbeeld vanwege de ballast van het verleden of de vrees voor de toekomst.
Enfin, afgezien van de door Drentse suffigheid veroorzaakte trage start van de culturele gemeente, is de afgelopen twee jaar duidelijk geworden wat een concreet project met een bijpassende hoeveelheid geld – was het niet 425.000 euro bijeengebracht door gemeente en provincie? – te weeg kan brengen: 108 projecten, toegenomen zelfbewustzijn, tevreden cultuurmakers en de uitstraling van een levendige gemeente.
Wat is er op tegen om op dit succes voort te borduren? Wat is er op tegen te proberen dit te herhalen? Wat is er op tegen een reeks nieuwe doelen te stellen? Ik noem er tien, om te beginnen:
- Voortzetting van de Van Goede Grond-subsidieregeling met een vergelijkbaar budget.
- Twee onderscheidende festivals. Een in de zomer en een in de winter, met een artistieke programmering en deels eigen producties waar entree voor betaald moet worden.
- Een gemeentelijke verhoging van het cultuureducatiebudget per leerling op zowel basis- als middelbare scholen.
- Een muziektheatervoorstelling naar een origineel script uitgevoerd in theater Atlas door een kern van professionals in samenwerking met amateurs en (sport)verenigingen uit de regio en medewerking van Wildlands Adventure Zoo.
- Een fonds in samenwerking met het bedrijfsleven voor artists in residence, waarbij kunstenaars uit verschillende disciplines worden uitgenodigd gedurende een periode werk te maken geïnspireerd door de ruimte, het verleden en de toekomst van Zuidoost-Drenthe.
- Het streven het cultuurbudget per inwoner naar het peil te brengen van andere gemeenten met meer dan 100.000 inwoners.
- Vorming en facilitering van een vrijwilligerspoule voor zowel de amateursport als amateurkunst.
- De status van Age Friendly Cultural City in 2017.
- Een samenhangend programma waarbij zowel actieve als passieve cultuurparticipatie voor alle leeftijden wordt gestimuleerd.
- De vorming van een culturele raad, kunstraad, adviescommissie of hoe je het maar noemen wil, met de opdracht er op toe te zien dat culturele initiatieven bijdragen aan gestelde doelen.