
Ik lees voor een bespreking in Dagblad van het Noorden en de Leeuwarder Courant het boek Hölderlin. Biografie van een mysterieuze dichter door Rudiger Safranski. Niemand verplicht mij daartoe, ik denk zelfs dat mijn chefs het zouden afraden indien zij wisten dat het hier om een dode Duitse dichter uit de jaren rond 1800 gaat. Door weinigen gelezen. Door nog minder lezers begrepen.
Mijn interesse in Friedrich Hölderlin (1770 – 1843) is lastig te duiden. Tijdens omzwervingen door Overijssel trok ik jaren geleden bij boekhandel Broekhuis in Hengelo een bloemlezing met zijn werk uit de kast. Vijf euro betaalde ik ervoor. Thuisgekomen bladerde ik er een paar keer in en stopte het uiteindelijk weg. Ik geraakte er niet 'in'. De gedichten leken opgebouwd uit een geheimtaal vol beelden afkomstig uit een onbekend verleden.
Daarna bleef de naam Hölderlin opduiken, vooral als ik weer eens iets over de literatuur uit de negentiende eeuw las of als ik iets wilde begrijpen van de Verlichting en de Romantiek. Steeds viel in zijn verband het woord geniaal. Hölderlin stond zo'n beetje voor het hoogste van het allerhoogste en het beste van het allerbeste. Geen wonder dat het mij boven de pet ging. Je kunt alleen dat begrijpen wat binnen het eigen vermogen ligt.
Safranski lijkt er met zijn boek in te slagen om het raadsel of fenomeen Hölderlin verklaarbaar te maken. Ik wil nog geen definitieve conclusie over zijn biografie trekken, maar in wat ik tot dusver heb gelezen wordt een lijk tot op de vezel ontleedt en komt het tot leven op een manier die ik begrijpelijk en fris zou willen noemen, zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de grootsheid en complexiteit die aan het onderwerp moet worden toegeschreven.
Wat ik tot dusver heb geleerd, is dat we te maken hebben met een man die op vroege leeftijd zijn vader verloor, als kind troost vond in een beschermde omgeving en door zijn sterke moeder was voorbestemd om predikant te worden. Aanvankelijk lijkt 'een leven in dienst van God' inderdaad voor de hand te liggen. Dat verandert als Hölderlin bedenkt en voelt dat er meer is dan christelijk geloof.
De ideeën van de Verlichting, ontwikkelingen in de filosofie en de mogelijkheden van de literatuur maken zijn zoekgebied oneindig groter. Hoewel zijn moeder, inmiddels hertrouwd en voor de tweede keer weduwe, blijft aansturen op een predikantenbestaan lukt het Hölderlin andere wegen verder te onderzoeken. Het lijkt zelfs alsof hij ver voor zijn tijd een autonoom kunstenaarschap nastreeft, een bestaan waarin zijn ideaal centraal staat en het leven in dienst van God steeds minder aantrekkelijk wordt gevonden.
Ergens schrijft Safranski dat Hölderlin reeds op jonge leeftijd angst heeft voor zelfverlies. Om zichzelf te blijven, moet hij vechten tegen uiterlijke omstandigheden en invloeden. De opvattingen van zijn moeder en anderen over God horen daar bij. Vanuit die gemoedstoestand ontwikkelt hij een liefde voor de grote helden van de Klassieke Oudheid: 'Ze waren een voorbeeld voor hem, omdat ze in zichzelf rusten. Ze maken vreselijke dingen mee, maar verliezen zichzelf niet.'
Naarmate de jaren vorderen, komt bij die verheerlijking een filosofische belangstelling, vooral voor het werk van Kant en Spinoza. Hölderlin was daarnaast een tijdgenoot van mensen als Schiller, Fichte, Schelling en Hegel. Hij kende ze ook persoonlijk, was met hen bevriend, dacht als gelijke met hen mee en probeerde vervolgens de besproken ideeën in zijn gedichten tot uiting te brengen. Kortom, voor wie kennis heeft van Griekse helden en Duitse filosofen zijn de gedichten Hölderlin makkelijker leesbaar en te genieten.
Wat goed is aan de biografie is dat Safranski duidelijk maakt dat de dichter Hölderlin niet zo maar wat deed, maar probeerde schoonheid, wijsheid en verlossing met elkaar te verbinden. Kom daar tegenwoordig maar eens om. Voor veel dichters van nu lijkt het op de eerste plaats te gaan om onderzoek en het vinden van de eigen stem. Vrijwel niemand, op misschien Frank Keizer na, die het nog aandurft om openlijk hooggestemde idealen na te streven.
Waarom is dat eigenlijk? Kan iemand mij dat vertellen? Kan ik dat ergens nalezen? Of heb ik het weer eens mis?
Hoezeer Hölderlin ook probeerde leven en literatuur met elkaar in evenwicht te krijgen, rijk, beroemd en rustig werd hij er niet van. In kleine kring werd zijn werk gewaardeerd, maar niet door zijn moeder, die op een vaste baan voor haar zoon bleef hopen. In plaats daarvan zette Hölderlin zich aan het schrijven van Hyperion, een roman over een excentrisch levensexperiment waarin een toestand van hoogste eenvoud samenvalt met een toestand van hoogste beschaving.
Als het nogal complexe boek eind 1800 uiteindelijk verschijnt, doet het weinig, hoewel het verschijnsel roman juist heel populair aan het worden is. Nog niet bekomen van de teleurstelling zet hij zich aan een tijdschriftenproject dat ook al op een mislukking uitdraait. Toch geeft Hölderlin niet op. Hij neemt baantjes aan als huisleraar en blijft schrijven, vooral gedichten.
Afgaand op Safranski schrijft Hölderlin in die periode zijn mooiste en volmaaktste gedicht, Brood en wijn, een elegie met hymnische tonen. 'Het behoort tot de mysteries van Hölderlin dat Brood en wijn tijdens zijn leven niet is verschenen. (…) In de hymne wordt gevierd wat boven de individuele mens uitgaat, het verhevene in de natuur, in de gemeenschap en de liefde; uiteindelijk is het het goddelijke.'
Dat gelezen hebbende, ben ik halverwege en heb ik het boek meermaals uitgeput moeten wegleggen omdat het vaak over zaken gaat die ik niet begrijpen en verwerken kan. Toch krijg ik geen aanvechting dit boek terzijde te gooien en te grijpen naar het eveneens recent verschenen boek Zeslettergrepigheid met de beste ollekebollekes van Drs. P of het bij uitgeverij Aspekt verschenen boek Thuisland van Rita Knijff-Pot.
Moed houden. Doorzetten.