'De vlinderprinses' is een zeer geslaagd sociaal cultureel-project

De vlindeprinses Zweeloo
Halverwege de première van het muziektheaterspektakel De vlinderprinses, dinsdagavond op de es bij de kerk van Zweeloo, werd mij gevraagd wat ik ervan vond. Kort daarvoor waren we door een veldwachter met onze muntjes naar ’het horecaplein’ gestuurd. Het was pauze. Een half uur, en beslist niet langer.

Ik wist niet goed was ik ervan vond. Ik had mijn kritische bril afgezet. Recensent Peter van Strien mocht voor Dagblad van het Noorden een oordeel vellen over deze veel besproken en in de lokale media meermaals aangekondigde productie. Ik was niet beroepshalve aanwezig.

Toen de pauze was afgelopen schoof ik de kritische bril ineens terug op de neus. Waar keek ik naar? Wat vond ik ervan? Was het ‘goed’, was het ‘matig’, was het ‘slecht’? En waar bleek dat dan uit, waar zat dat in? Was dat ‘de schuld’ van de schrijver, de regisseur, van iemand anders?

Terwijl het schouwspel zich verder ontwikkelde – op een aardappelveld was een graaipartij om goud gaande – moest ik denken aan wat Pierre Bokma had verteld aan het einde van de laatste aflevering van Zomergasten. Ja, hij was toen misschien een beetje aangeschoten. Maar wat hij zei, over recensenten, had hij voorbereid. Anders kon er geen fragment worden getoond uit de animatiefilm Ratatouille.

“Het stomste stuk dat iemand maakt, is altijd nog beter dan wat de recensent erover schrijft”, vatte Bokma de boodschap van het door hem gekozen fragment samen.

Gezeten op een klapstoeltje op de tweede rij wilde ik Bokma gelijk geven. Er viel best wat op De vlinderprinses aan te merken. Op de verstaanbaarheid, op de timing van de acteurs, op de noodzaak van het verhaal, op de wijze waar op het decor was ingericht, de zichtlijnen, de lengte van het stuk.

Tegenover die kritiekpunten stond het gegeven dat iets bijzonders werd getoond op de plek waar vlak na de Tweede Wereldoorlog een archeologisch vondst was gedaan. Door amateurs, onder leiding en met inzet van professionals – dat. In een omgeving waar dergelijke voorstellingen zeer schaars zijn – dat ook. Door een gemeenschap – dat vooral.

Bladerend in het programmaboekje zag ik twee pagina’s ingeruimd voor het noemen van sponsoren. Allemaal bedrijven uit de buurt, die ook nee hadden kunnen zeggen tegen een verzoek om steun in natura. Voor het aantal kappers was een complete kolom uitgetrokken. Ik op mijn beurt had gedurende de voorstelling geen moment aan een kapper gedacht.

In plaats daarvan luisterde ik naar de enorme hoeveelheid muziek in de voorstelling. Ergens had ik gelezen dat Jan Kruimink, de Harry Bannink van Zuidoost-Drenthe, 25 nieuwe composities had geschreven voor De vlinderprinses – ondanks zijn ziekte. Er zaten pareltjes tussen, vooral als ze werden gezongen door Martijje, die zich in mijn oren wederom bewees als een geweldig zangeres.

Tot zover de recensent in mij. Ik zette de bril weer af.

Toen het even dreigde te gaan regenen, werden poncho’s uitgereikt. Jetta Kleinsma, de commissaris van de koning, had toen al tien minuten achtereen in het Drents iets voorgelezen over de context van het stuk, een strijd die ooit in de omgeving van Zweeloo had plaatsgevonden. Onze auto stond ondertussen dankzij verkeersregelaars veilig geparkeerd op het gras van een weiland dat op het laatste moment door iemand uit de buurt beschikbaar was gesteld. Omdat de aanvankelijke parkeerplaats door hevige regenval een dag daarvoor onbruikbaar was geworden waardoor een logistieke ramp dreigde.

Noem het maar iets kleins.

De gedachte dat honderden mensen hier de afgelopen maanden druk mee zijn geweest, ontroerde mij. Ze deden dat niet om de centen, maar uit vrije wil. Dat muziekvereniging Excelsior had toegewerkt naar ‘een stip op de horizon’. Dat schoolkinderen voor het eerst een bijdrage leverden aan een grote theaterproductie in hun dorp. Dat dankzij De vlinderprinses mensen elkaar voor het eerst beter leerden kennen. Zingend, acterend, Drents pratend, slepend met spullen, kleding naaiend, kapsels fatsoenerend.  

Ik bedoel te zeggen dat De vlinderprinses een zeer geslaagd sociaal cultureel-project is.

Ook bedacht ik, wellicht ietwat off topic, dat Bokma in Zomergasten het gekozen fragment uit Ratatouille niet volledig had geïnterpreteerd. Want het fragment, waarin een recensent aan het woord komt, gaat niet om de constatering dat een artistiek product altijd meer waarde heeft dan de kritiek op dat product. Het gaat volgens mij om wat na ‘die bittere waarheid’ wordt gezegd door een culinair recensent genaamd Ego.

“Soms riskeert een recensent wel degelijk iets: namelijk in het ontdekken en verdedigen van iets nieuws. De wereld is vaak hard tegen nieuw talent en nieuwe creaties. Het nieuwe heeft vrienden nodig”, zegt Ego in het fragment.

Dan vervolgt hij: “Gisteravond maakte ik iets nieuws mee. Een fantastische maaltijd uit een bijzondere, onverwachte hoek. Dat zowel het maal als de bereider mijn mening over kookkunst op de proef stelde, is een enorm understatement. Ze deden mij schudden op mijn grondvesten. Ik heb nooit mijn minachting verborgen voor Gusto’s beroemde motto ‘Iedereen kan koken’. Maar ik besef dat ik nu pas echt begrijp wat hij daarmee bedoelde. Niet iedereen kan een groot kunstenaar worden. Maar een groot kunstenaar kan overal vandaan komen.”

Het was een mooie avond in Zweeloo. Er volgen er vast meer.


'De overheid veroorzaakt explosie aan cultuur in het Nedersaksisch cultuurgebied'

Dat is mien laand
Ter gelegenheid van festival Noorderzon in Groningen woonde ik vorige week een bijeenkomst bij over regionale identiteit getiteld Dat is mien laand. “Met natte ‘t’ “, zei presentator Jetse Goris er speciaal voor de Groningers bij. Ik zag streektaalconsulent Fieke Gosselaar (Finsterwolde), wetenschapper Maarten Zwiers (Hollandscheveld) en wetenschapper Arjan Sterken (Nieuwleusen) op het podium zitten.

Halverwege de bijeenkomst, die goed was bezocht, stelde Goris dat er in het Nedersaksisch taalgebied ‘een hele explosie is aan cultuur’. Hij wilde van zijn podiumgasten een verklaring horen voor zíjn constatering.

Zwiers begon over het beleid van de Europese gemeenschap, dat in de jaren negentig van de vorige eeuw in gang is gezet en onder meer heeft geleid tot een handvest te bescherming van de minderheidstalen.  In 1998 volgde daar een erkenning uit door Den Haag en vervolgens werd al of pas twintig jaar later in Zwolle het Convenant Nedersaksisch ondertekend, waarin de erkenning en stimulering van de Nedersaksische taal verder werd vastgelegd.

“Dus overheid en geld”, vatte Goris samen.

“Nou, geen geld”, reageerde Zwiers die meteen verder terugging in de tijd. Hij begon over het belang begon van de boerenrockers van Normaal in de jaren zeventig, gevolgd door Rowwen Hèze in de jaren tachtig en Skik in de jaren negentig. “Ineens had men op het platteland door dat er een band is die in de taal van het platteland zingt”, sprak Zwiers over Normaal. “Het zorgde voor minder schaamte voor de identiteit en afkomst. Het zorgde er ook voor dat er meer werd nagedacht over het platteland als mooi.”

De opkomst van de regionale omroep werd genoemd als verklaring en dan met name het radioprogramma De Stamtoavel van RTV Noord waar ‘de hele provincie op zaterdagmorgen naar luisterde om er op maandag over na te praten’. “Zo’n programma leidde in Groningen tot wat Benedict Anderson een imagined communtiy noemt, een verbeeldde gemeenschap waar mensen zich mee verbonden voldoende en dat stimuleert de regionale identiteit”, duidde Zwiers.

“Bands, een overheid die ervoor gaat staan, omroepen die er dingen mee gaan doen”, vatte Goris samen.

Gosselaar merkte op dat het Nedersaksisch de oubolligheid voorbij lijkt. “Ik werk nu anderhalf jaar in Groningen als streektaalconsulent en merk bij iedereen enthousiasme. Het lijkt alsof ouderen het nu jammer beginnen te vinden dat de taal verdwijnt en dat de belangstelling bij kinderen wordt opgestookt.”

Ook Sterker zei vernieuwing te zien, bijvoorbeeld in de Nedersaksische literatuur. “Het ging heel vaak over vroeger en nostalgie. De laatste tien, vijftien jaar zie je ook andere dingen verschijnen. Moderne verhalen, zoals van Ingeborg Nienhuis. Zoals in tiedschrift Roet, dat niet langer alleen Drents publiceert, maar ook in andere Nedersaksische varianten. Je ziet science fiction. Er is een heule bult an neie schrievers die an ’t verneien bint. Het giet niet allennig meer um verhaolen van vrogger, maar ok om van nou en de toekomst.”

“Het leeft echt. Op heel veel verschillende manieren”, vatte Goris dit samen. Daarna kondigde hij een optreden aan van Krzystof Groen, een magere zanger die het midden hield tussen Ede Staal en Johnny Cash.


De Bende van Mina Koes speelt 'Figaro, de barbier van Suthwalda', een nieuw wagenspel van Jan Veenstra

1 Figaro Bende van Mina Koes Foto Henk Sieders
Er zijn mensen die beweren dat het theater in deze contreien ooit is ontstaan in het bos, op een open plek, waar vraagstukken met behulp van acteurs inzichtelijk werden gemaakt. Anderen wijzen naar het verschijnsel wagenspel, waarbij voor uitbeeldingen gebruik werd gemaakt van karren die als onderdeel van een processie door de straten werden getrokken.

Ian Bok, die deze week de voorstelling Appeldroomboom speelt in voedselbossen in Koekange en Klijndijk speelt, behoort tot de eerste categorie. Zie daarvoor ook dit korte interview met Ian Bok op de website van Dagblad van het Noorden. Schrijver Jan Veenstra, een van de oprichters van de Theaterschuur in Linde, kan worden ondergebracht in de tweede categorie.

Theatergroep Bende van Mina Koes speelt vanaf vrijdag het door Veenstra geschreven en door Rob van Ree geregisseerde wagenspel Figaro, de barbier van Suthwalda. Het onnavolgbare verhaal samenvatten is onbegonnen werk. Denk aan een klucht die speelt in de achttiende eeuw, maar denk ook aan een tijdmachine die ervoor zorgt dat er rollen zijn voor Ard en Keessie.

De première is 30 augustus aan de Molenweg 12 in Zuidwolde. Daarna volgen opvoeringen in Drogteropslagen, Dedemsvaart en De Wijk/IJhorst (alle drie 31 augustus) in Koekange en Veeningen (beide 1 september), Alteveer/Kerkenveld (6 september) Berghuizen en Ruinerwold (7 september) en Ansen, Ruinen en Echten (8 september).

De duur van Figaro, de barbier van Suthwalda is ongeveer 45 minuten. Daarna reist de kar verder. Gratis entree, maar een gift wordt op prijs gesteld. Voor precieze locaties en aanvangstijden zie hier.


Wat Bert Kamping, directeur van stichting Reur, ook nog zei

Reur Stopt
Dinsdag bracht stichting Reur naar buiten dat ze stopt – een verlies voor de streektaal in het algemeen, inclusief het Nedersaksisch en het Drents in het bijzonder. Ik maakte daar voor Dagblad van het Noorden dit bericht over. RTV Drenthe bracht dit bericht. Toen ik directeur Bert Kamping, dè man achter onder meer het Drèents Liedtiesfestival, om een reactie vroeg zei hij ook nog het volgende:

“Binnen de streektaalwereld wordt op lokaal niveau gekeken, vooral hoeveel verschillen er zijn en hoe op twee kilometer afstand een klinker wordt uitgesproken. Als je op microniveau acteert dan doe je het taalgebied te kort. In geval van het Nedersaksisch is het taalgebied megagroot. Als je ophoudt met het geneuzel over verschillen en gaat kijken wat je gemeen hebt, dan wordt de horizon breder en de wereld groter. Dan zie veel meer en kun je boven het maaiveld uitsteken.

Er is mij verweten dat ik knettergek ben, omdat niemand op zoiets als Reur zat te wachten. Dat is binnen de cultuursector normaal om te zeggen, op cultuur zit niemand te wachten. Het is het verhaal waarin mensen denken dat iets niet kan, tot iemand langskomt die dat niet weet en laat het zien dat het wel kan. Als je je netwerk op orde hebt en je neemt de mensen voor wie je het doet serieus, dat je ze niet alleen op papier een stap verder wil helpen, dan kan er veel meer.”

Daar heeft Kamping waar, om de overleden journalist Paul Bosman te parafraseren. Maar zonder geld kan er (bijna) niets, dat is ook waar. Het verdwijnen van Reur is een verlies, dat denk ik.


De opening van het cultureel seizoen gaat in Drenthe gepaard met vreterij

1 Cultinair Hoogeveen 2024
Dit weekend wordt in Drenthe het culturele seizoen geopend. Of nee, dat is niet juist, vanaf dit weekend wordt in heel Drenthe een maand lang gevierd dat het cultuurseizoen straks weer begint. Dat is althans de gedachte achter de Drentse Uitmaand, met volgens coördinator K&C in alle twaalf gemeenten culturele activiteiten

De officiële start van het Drentse cultuurseizoen is 1 september in Meppel tijdens festival Picknick in the park. Wat er precies op het programma staat is lastig te vertellen. Een fatsoenlijke eigen website heeft dit evenement niet. Wel gaat het verhaal dat waarnemend burgemeester Cees Bijl in Meppel de Uitmaand officieel opent.

Om het onoverzichtelijk te maken: Assen heeft de eigen opening dan al bijna achter de rug. Vanaf 30 augustus wordt in de Drentse hoofdstad het 3-daagse Preuvenement gehouden. Dit event beschikt wel over een eigen website. Een dag later, 31 augustus, wordt in Hoogeveen het cultureel seizoen geopend met Cultinair. Voor het programma klik hier. Emmen volgt op 14 september met het Uitfestival. Met nog drie weken te gaan is het programma nog niet compleet, zie deze website.

Wat mij opvalt is dat de opening van het culturele seizoen in toenemende mate gepaard lijkt te gaan met vreterij. De tijden van bier, patat en hamburgers zijn voorbij, in plaats daarvan wemelt het van ‘foodtrucks’ en ‘eettentjes’. Ook dat is cultuur. Net als obesitas.

Welbeschouwd is het begrip cultureel seizoen een achterhaald begrip. Het aanbod van kunst en cultuur gaat immers het hele jaar door, zie daarvoor de popfestivals en de openluchtspelen. In feite wordt stilgestaan bij de naderende opening van de theaters, waarbij sommigen zich afvragen waarom deze in de zomer hun deuren voor publiek gesloten houden.


Betere kijkcijfers maken Zomergasten niet automatisch tot betere televisie

1 Liesbeth Zegveld in Zomergasten
Daags voor de vijfde aflevering van Zomergasten, dit keer met mensenrechtenadvocaat Liesbeth Zegveld, plaatste NRC een intrigerend artikel waarin televisierecensenten hun blauwe licht laten schijnen over het vermeend tegenvallende succes van het programma dit seizoen. Er zou sprake zijn van een ‘kijkcijfernachtmerrie’.

Het artikel, geschreven door Wilfred Takken, niet de eerste de beste, ging gepaard met een infographic waarin is te zien dat Youp van ’t Hek en Mies Bouwman meer dan een miljoen kijkers trokken toen zij in respectievelijk 2001 en 2002 werden geïnterviewd door Adriaan van Dis. Eberhart van der Laan scoorde ook meer dan een miljoen kijkers, in 2017 toen hij werd geïnterviewd door Janine Abbring.

Dit jaar zouden de afleveringen, die noodgedwongen worden gepresenteerd door wisselende interviewers, gemiddeld zo’n 244.000 kijkers trekken. Er is iets mis, concluderen kenners in NRC. En zoals wel vaker kan ‘het probleem’ al analyserend worden opknipt in kleine deelproblemen, die allemaal een rol spelen bij de totstandkoming van een slotsom waar iemand zich vroeg of laat zorgen over moet maken.

Ik behoor tot het geslonken groepje kijkers, maar zie geen probleem. Wat ik wel zie zijn goede en minder goede afleveringen, met gasten die soms wel en soms niet uit de schmink komen, soms dankzij of ondanks de interviewer. Dat is niet nieuw, dat was vorige seizoenen ook al zo, hoewel vroeger alles beter heet te zijn. Ik wil stellen dat het wisselende niveau bij Zomergasten hoort, dat daar een belangrijk deel van de spanning in zit. Peter Jan Rens zei het al: 'Doet íe het of doet íe het niet?'

Een van de beste afleveringen die ík heb gezien was die waarin begin deze maand de geprivilegieerde journalist Joris Luyendijk met de Palestijnse fotograaf en documentairemaker Sakir Khader sprak. Het leverde bijna drie uur lang uiterst ongemakkelijke televisie op, vooral omdat Khader een pijnlijk onderwerp – het dramatische lot van zijn volk – onder de aandacht bracht en Luyendijk zich, net als een meerderheid van de Nederlandse politiek, daar geen raad mee wist.

Dat deze uitzending geen miljoen kijkers heeft getrokken, doet niets af aan de kwaliteit van de uitzending. Dat geldt voor meer afleveringen. Geen idee hoeveel mensen de aflevering met schrijver Sana Valiulina hebben bekeken, maar ík vond hem zeer geslaagd, net als die van afgelopen zondag met de vrijgemaakte Liesbeth Zegveld, dit in tegenstelling tot die met, bijvoorbeeld, China-correspondent Garrie van Pinxteren.

Dat oordeel is pas te vellen na afloop. Wegzappen of – lopen is makkelijk, maar ook kinderachtig. De analist in mij roept dat weglopen helemaal van deze tijd is. 'Die vrouw ken ik niet, dus is ze saai.' Waarom je tijd verspillen met iets wat ingewikkeld is terwijl er op datzelfde moment ook heel veel eenvoudige, leuke en zoete alternatieven beschikbaar zijn? Je leeft maar een keer. Weliswaar aan de oppervlakte, daar waar het druk is, maar toch. 

Kijkcijfers zijn belangrijk voor televisiemensen die aan het eind van het seizoen door de leiding van het bedrijf op cijfers worden afgerekend, als kijker heb je er niets aan. Een programma wordt niet beter als veel mensen kijken. Tegelijkertijd wordt een programma ook niet slechter als er minder mensen kijken. Dat geldt niet alleen voor televisie, maar ook voor andere cultuuruitingen. Zorgelijk wordt het als het behalen van goede cijfers (lees: zo groot mogelijke aantallen) een doel op zich wordt. Ik mag hopen dat Zomergasten, en andere programma’s van de publieke omroep, daarvan verschoond blijft.


Strip de BTW

Tom-Janssen Strip de BTW
Het voornemen van de PVV, NSC, VVD en BBB om het btw-percentage op gedrukte media te verhogen leidde enige tijd geleden tot zorgen en ophef. De ophef lijkt wat weggezakt, maar de zorgen bestaan nog steeds. De Nederlandse Vereniging van Journalisten verstuurde donderdag het volgende bericht:

‘Onder de titel ‘Strip de btw’ zijn 33 tekenaars een tekenestafette gestart tegen de aangekondigde btw-verhoging op nieuwsmedia. Tot en met Prinsjesdag op 17 september verschijnt van maandag tot en met zaterdag een nieuwe tekening, illustratie of cartoon over dit onderwerp op stripdebtw.nl, met als doel dit kabinetsplan van tafel te krijgen.

Met de plannen van het kabinet om de btw op kranten en tijdschriften te verhogen worden deze een stuk duurder. Met een duurdere krant hebben minder mensen toegang tot kwalitatief nieuws. Het zorgt voor minder financiële ruimte voor redacties en leidt uiteindelijk tot een verschraling van het nieuwsaanbod.

Is dat erg? Ja! De geschiedenis leert dat een hoge belasting toegang tot kwaliteitsnieuws beperkt, dat het de verbondenheid van mensen met wat er speelt in hun regio verkleint en daarmee de democratie bedreigt.

Iedereen heeft, ongeacht zijn financiële mogelijkheden, het recht om zich goed te informeren. Nieuwsmedia zijn daarvoor onmisbaar. Dus laat van je horen en deel de strip van de dag. #stripdebtw.

#stripdebtw is een initiatief van NDP Nieuwsmedia met steun van Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ)Stichting Pers & Prent en Magazine Media Associatie (MMA).’


Een kijkje in Nieuw-Schoonebeek, waar iets meer verbinding geen kwaad kan

1 Grensloos Grensland Nieuw Schoonebeek
In Nieuw-Schoonebeek is een stichting opgericht, stichting Grensloos, die nieuwe verbindingen tot stand wil brengen tussen dorpsbewoners. Het begeleidende persbericht opent als volgt:

‘Stel je woont in een dorp aan de Duitse grens. Je ziet dat er steeds meer voorzieningen verdwijnen en dat steeds meer mensen in je omgeving het vertrouwen in de politiek en de media kwijtraken. Kun je daar dan iets aan doen?’

Oprichter Tanja Schepers bedacht drie thema’s om dorpsbewoners uit te dagen opnieuw naar hun dorp te kijken: verleden, heden en toekomst.

2 Grensloos Grensland Nieuw Schoonebeek

Zeer concreet onderdeel van het (eerste) project gaat over het heden en is een uitnodiging aan dorpelingen om foto’s te maken onder leiding van een professioneel fotograaf. Van de resultaten is een openluchttentoonstelling gemaakt die tot en met 18 augustus is te bekijken in het dorpshart.

Voor het onderdeel verleden zijn oudere inwoners geïnterviewd door initiatiefnemer Schepers en hebben fotografen Iris Sijbom en Soraya Braker bewoners van woonzorgcentrum De Zwarte Racker en dagcentrum De Beek geportretteerd.

Erg leuk onderdeel gaat over de toekomst en is een tien minuten durende podcast waarin schoolkinderen vertellen over uitvindingen en wat er zoal toekomst mogelijk zal zijn. Ze blijken geïnteresseerd te zijn in vervoer, zoals auto’s die als raketten naar Mars kunnen en een horloge waarmee je kunt teleporteren, maar ook in robots die zorg overnemen of waarmee je kunt sporten.

Mooi, mooi en nog mooier.

Toen ik onlangs de openluchttentoonstelling ging bekijken, vond ik het eerlijk gezegd nogal meevallen met de voorzieningen in Nieuw-Schoonebeek. Zelfs jeugdsoos Rumah Pemuda bleek nog te bestaan. Van eerdere omzwervingen had ik onthouden dat het dorp over de beste minibieb van de gemeente Emmen beschikt.

3 Grensloos Grensland Nieuw Schoonebeek

Tegenover het veldje met de foto’s zag ik nu Haarstudio Rozeman en even verderop Back 2 Motion Fysiotherapie. In het veldje zelf was een reusachtige banner te zien met de aankondiging van een tweedaags muziekfestival in september, Folk an de gruppe. Niet ver daarvan verwijderd is museum Janning gevestigd, gespecialiseerd in religieuze kunst.

Dankzij Dagblad van het Noorden wist ik niet toevallig dat het dorp een nieuw horecabedrijf rijker is, op een voor dorpelingen vertrouwde plek: ‘Nog deze zomer openen Harald Ahlers (47) en Francisca Warners (49) de deuren van De Markies.’ En dankzij RTV Drenthe weet ik dat Nieuw-Schoonebeek een nieuw gebouw krijgt voor de basisschool, net als het nabijgelegen dorp Weiteveen.

Nee dan Duitsland. Even over de grens, vlak voor het dorp Twist staat een bord met de ronduit alarmerende tekst 'Wenn die Schule stirbt, stirbt das Dorf'. Daar is iets aan de hand.

Onderzoek op internet leert mij wel dat het stembedrag in Nieuw-Schoonebeek flink te wensen overlaat. Dat wil zeggen: als je zoals ik van mening bent dat mensen het beste op een middenpartij kunnen stemmen. Want wie in het midden zit kan twee kanten op en daardoor beter verbinden. In een uithoek gaat dat niet. Zie hier.

Kortom, Tanja Schepers en haar stichting Grensloos zijn nog niet klaar met Nieuw-Schoonbeek.


Jacques J. d’ Ancona en zijn boekje

Het kleine boekje van Jacques
Werken als cultuurredacteur voor Dagblad van het Noorden kent veel plezierige kanten. Zoals: het mogen werken met Jacques J. d’Ancona. Als dat eindigt, raakt het plezier op de achtergrond. Afgelopen vrijdag overleed de kleine grote man, gevreesd en geliefd theaterrecensent, bastognekoekendeler, presentator, betrokken collega, bewonderenswaardige medewerker, interviewer, goede doelen-ambassadeur, pietje-precies, ijdeltuit en meer.

De laatste keer dat we contact hadden was telefonisch. Jacques belde meestal in het weekend, vooral om te controleren of het wel goed zou komen met zijn stuk en de krant. Dit keer zou hij naar het openluchtspel in De speulkoel in Borger om een opvoering door amateurspelers van De tovenaar van Oz te bekijken en daar vervolgens een recensie over schrijven.

Jacques zegde zelden af. Hij klaagde nooit over zijn klussen. Ook niet als het betekende dat hij drie uur zonder overkapping op een houten bankje in een klamme omgeving iets kluchtigs moest aanschouwen. Jacques hield van zijn werk. Nu was hij niet fit genoeg.

Eerlijk gezegd verbaasde mij dat niet. Al gedroeg hij zich er niet naar, zelfs voor Jacques – geboren in 1937 – telden de jaren. We hadden het er op de redactie vaak genoeg over. Wat te doen als hij er niet meer is? Wie kan hem vervangen? Wie wil hem vervangen? Is hij te vervangen? Nu ik dit schrijf weet ik het antwoord op al deze vragen. Jacques is onvervangbaar.

Jarenlang zag ik hem in de weer met kranten waarvan de pagina’s werden losgescheurd en in enveloppes werden gestopt, bewijsmateriaal voor artiesten waarvan hij een voorstelling had gezien en beschreven. Of ze blij werden van die enveloppen maakte hem niet uit. Niet alleen de lezer, zeker ook de makers moesten weten wat hij ervan vond.

Dat zal voor hen niet altijd makkelijk zijn geweest, want Jacques toonde zich in sommige van zijn recensies de laatste jaren soms een ‘meester van de nietszeggende suggestie’ – mijn woorden. In die gevallen had hij zijn stuk geschreven, nauwkeurig en zorgvuldig als altijd, maar wist alleen hij wat ermee werd bedoeld. In andere gevallen stond zijn boodschap tussen de regels en beoordeelde hij een voorstelling met de diplomatieke drie sterren.

In de meeste gevallen schreef hij scherp en helder wat hij ergens van vond. Dat werkte beslist positief voor de krant. Niet zelden zag ik op televisie, op billboards of in andere kranten citaten uit die recensie voorbijkomen in advertenties voor geslaagde voorstellingen. Vier of vijf sterren en dan groot de titel van Dagblad van het Noorden prominent in beeld. Reclame, reclame. Of nog mooier, voor Jacques althans, met alleen zíjn naam eronder. Status.

Jacques was, zeker in Noord-Nederland, een journalistiek instituut. Als hij ergens arriveerde, iets rechterop lopend, de haartjes keurig gekruld, een modieuze bril van Greving & Greving op de neus, steevast piekfijn gekleed, dan kwam de krant binnen. Natuurlijk, zijn bekendheid bij het grote publiek was gebaseerd op zijn werk voor televisie, maar dat was slechts deels. Zijn betekenisvolle bekendheid dankte hij vooral aan zijn decennialange inzet.

Anders dan veel van zijn collega’s, was Jacques opvallend goed in nazorg. Daarbij maakte hij gebruik van een uitdijend boekje, een cultuurjournalistieke goudmijn met namen en adressen, en naar mate de jaren verstreken steeds meer doorhalingen. Want waar Jacques aan het werk bleef, tot middernacht op de redactie, steeds vaker als enige, tijden veranderen, deden veel anderen dat niet.

Zij raakten in de vergetelheid en gingen daarna dood. Waarna Jacques ze geen envelop met een recensie of een krantenknipsel stuurde, maar een brief aan de nabestaanden. Want Jacques zelf ging niet dood, kon niet dood, mocht niet dood. Jacques schreef door.

Waar hij de energie voor dat tijdrovende nawerk vandaan haalde, is mij een groot raadsel. Een korte periode heb ik gedacht dat het D’Ancona-marketing was, geleerd bij het bedrijf van Joop van den Ende. Misschien is dat even zo geweest, toen er geld verdiend kon worden. Maar de structurele zorgvuldigheid waarmee hij te werk ging, doet mij nu denken dat het een zeldzame gedrevenheid en vooral bevlogenheid was.

Waar dat vandaan kwam, had ik mij nog graag door hem laten vertellen.


Voor wie zijn insectenhotels bedoeld, voor het ecosysteem of voor de economie?

1 Insectenhotel Geesbrug
Een paar jaar geleden kreeg ik een insectenhotel cadeau, een bouwwerkje dat is bedoeld om de biodiversiteit te stimuleren en insecten, het liefst bijen, een kans te geven zich voor te planten zodat ze daarna bloemen kunnen bestuiven en zich mogen laten opeten door de vogels. Ik gaf het hotel een plek in onze tuin en wachtte af. Een succes werd het niet. Blijkbaar voldeed het niet aan de wensen van de vliesvleugeligen.

Sindsdien kijk ik ietwat jaloers naar wat er zoal op dit gebied gaande is. En dat is nogal wat. Achter het verschijnsel lijkt een complete industrie schuil te gaan, die wordt aangejaagd door natuurorganisaties en geëxploiteerd door bouwmarken en tuincentra. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat er behoorlijk wat geld in omgaat - een ecosysteem waarbij eco staat voor economie. Je kunt er subsidie voor krijgen, daar begint het meestal mee, heel goed dat er een overheid is. 

1 Bijenkerk Sleen

Ondertussen worden de insectenhotels steeds groter en buitenissiger. Duurder ook, vermoed ik. Dit voorjaar trof ik een fraaie bij de kerk van Sleen, met een architectuur geïnspireerd op diezelfde kerk. Bij nadere inspectie leken er geen insecten te logeren. Misschien was het nog te koud, misschien was het seizoen nog niet daar, misschien keek ik niet goed. Wat ik wel zag, was kort gemaaid gras in de omgeving. Volgens mij houden insecten daar niet van.

Deze week zag ik bij Geesbrug, ja ik ben een man van de wereld, een minstens zo bijzondere variant. Het plaatselijke hotel was gebouwd in de vorm van de letter ‘g’ en fungeerde meteen als een dorpsmarkering. Slim bedacht, zeker vanuit toeristisch oogpunt. Het kon niet anders of er was veel bouwplezier aan voorafgegaan. Knutselende mannen in een schuurtje, vrouwen die komen kijken, biertje erbij. Jubelende kinderen. Gezellig, gezellig. Sociale cohesie is goed voor de mens en de leefbaarheid. 

Maar ook hier zag ik nergens insecten.