Stel: je beheert een huis waar een beroemde kunstschilder een tijdje heeft gewerkt – zeg dat hij Rembrandt heet. Veel bezoekers trekt dat Rembrandthuis niet. Vanwege de ligging, maar ook omdat er geen schilderijen van hem te zien zijn. Dan, op een dag, meldt zich een oude vrouw. Ze woont aan de andere kant van het land, daar waar het wemelt van de kunst en de kenners, en ze schenkt jou een schilderij dat wel eens door, zeg, Rembrandt, gemaakt zou kunnen zijn. Wat doe je dan?
"Dan neem ik dat schilderij in ontvangst en bedank ik die mevrouw hartelijk."
Verder niks? Je vraagt niet hoe ze er aan komt? Waarom ze het aan jou geeft? Of ze dat wel zeker weet? Je vraagt niet of ze het schilderij door experts heeft laten onderzoeken, al was het maar omdat het wel eens miljoenen waard zou kunnen zijn? Waarom ze zomaar mogelijk miljoenen weggeeft? We hebben het hier wel over een, zeg, Rembrandt.
"Ik zou het schilderij even in een kluis stoppen."
Verder niet?
"Nou ja, ik zou daarna een persconferentie beleggen. En via de media bekend maken dat ik misschien wel een Rembrandt in het bezit heb gekregen. Ik zou een medewerker vragen voor de presentatie handschoentjes aan te trekken, zelf zou ik dat niet hoeven. Op hetzelfde moment zou ik de gift kenbaar maken bij het provinciaal museum in de hoop dat zij kunnen helpen met het vaststellen van de authenticiteit."
Je zou niet eerst naar een officiële specialist stappen en, voor alle zekerheid, even wachten met een persconferentie? Want een échte Rembrandt dat zou wereldnieuws zijn.
"Nee, op dat idee zou ik niet komen. Als wij een matig bezocht huis zijn waar Rembrandt heeft gewoond, dan weet je natuurlijk iets, maar dat weet je niet. Ik zou meteen een persconferentie beleggen. In stilte naar een specialist stappen, nee, dat zou ik niet doen, dat zou nooit bij mij opkomen. Wat ziet zo'n specialist dan? Stel je voor dat ze het afkeuren. Nee, dan geniet ik liever een tijdje van de gratis publiciteit. Goed voor de bekendheid van mijn huis. Wie weet komen er meer bezoekers."
Stel dat een tijdje later onverwachts iemand zich meldt, een kenner. Met de mededeling dat hij dat vermeende schilderij van, zeg, Rembrandt eerder heeft gezien. Drie jaar geleden, in een veel bekeken televisieprogramma waar mensen kunstvoorwerpen door een deskundige kunnen laten beoordelen. En dat hij toen via de officiële specialist ontdekte dat het níet om een échte Rembrandt ging. Wat zou jij dan doen?
"Dan zou ik meteen zeggen het jammer te vinden dat deze berichten nu in de media verschijnen. Dat wij ons niet willen bezighouden met speculaties over de echtheid van een schilderij waarvan wij menen dat het wel eens om een échte Rembrandt zou kunnen gaan. Ik zou ook zeggen dat wij op een reactie van een officiële expert willen wachten, dat die reactie binnen twee weken wordt verwacht. En ik zou hopen dat het daarna snel is afgelopen met de gratis publiciteit, want niets is zo erg als gratis publiciteit die je niet zelf hebt gezocht."
De bespreking van In de man zit nog een jongen. Willem Wilmink – De biografie, afgelopen vrijdag in de cultuurbijlage van Dagblad van het Noorden, leidde tot een ingezonden brief. Geschreven door niemand minder dan Arjen Boswijk, volgens Gerard Reve ooit 'een allerliefst blond dier met een guitig werkmansvoorschootje'.
In zijn brief haalt Boswijk herinneringen op aan een bezoek van Wilmink aan de Nassauschool in Groningen. Subtiel plaatst hij aantal kanttekeningen bij het vermeend belabberde proefschrift van Wilmink over de dichter Hendrik de Vries. Ook het slot van de brief is erg goed: 'Later die avond logeerde de dichter bij me en samen dronken we bier en keken we naar Ajax.'
Niet altijd was de ontvangst in het Noorden even hartelijk. Wat bijvoorbeeld te denken van een poging van Wilmink om samen met Vic van de Reijt bij Hendrik de Vries in Haren langs te gaan ter voorbereiding op het proefschrift? Waarbij het handig is om te weten dat Riek de bedillerige levenspartner van Hendrik de Vries was, dat Hendrik door haar Rolf werd genoemd en Goyescos een bundel gedichten is uit 1971:
'Na een voorspoedige reis en na een barre tocht door de uitgestrekte Harense buitenwijken bereikten wij ’t Woeste Hoekje, alwaar wij door de halfgesloten gordijnen de schim van Hendrik de Vries ontwaarden. Na eindeloos bellen verscheen Riek in de deuropening: haar mond in een strakke plooi en almaar nee schuddend. ‘Nee heer’n,’ zei ze ten slotte, ‘jelui zouden morgen komen.’ En de deur werd dichtgesmeten.
Willem ontplofte. In een café aan de overkant schreeuwde hij het uit: ‘Alles heeft die man aan mij te danken, maar het is afgelopen uit, niks meer doe ik voor hem, geen letter meer op papier.’ Na een telefoontje met Riek mochten ze alsnog eventjes binnenkomen. En terwijl Van de Reijt met Riek het huis afzocht naar een fles waarin een staartje zoete rode wijn was achtergebleven, nam Willem met ‘Rolf’, die af en toe uit een sluimertoestand ontwaakte, de varianten van Goyescos door. Willems proefschrift was ‘gered’, verzuchtte Van de Reijt na afloop.'
Ook heel 'interessant', omdat het iets vertelt over de podiumkwaliteiten van Wilmink, is wat Etty schrijft over een recensie in Nieuwsblad van het Noorden na een optreden van Wilmink met Karel Bosman getiteld Eindpunt van de trein:
'Een voorstelling in de foyer van de Stadsschouwburg in Groningen werd door recensent Jacques d’Ancona de grond in geboord. Hij vond het ‘een fout middagje’ vol burgerlijk, nostalgisch gezeur over Twente. ‘Het EO-achtige muziekgroepje inclusief zangsolisten zorgt voor leutige onderbrekingen als het indringend dreigt te worden.’ En dan was ook de microfoontechniek gebrekkig en de geluidsbalans fout. Razend was Willem over ‘die malafide recensie’, maar een video-opname van een optreden in Concordia gaf hem ‘weer alle vertrouwen terug’.'
Biograaf Etty is volgende week vrijdag te gast tijdens De Literaire Hemel in Amen. Volgens de laatste berichten is de avond nagenoeg uitverkocht.
Donderdag stond een stuk in de krant onder de kop 'Plan voor oorlogsfilm Drenthe'. Daarin wordt verteld dat gedeputeerde Cees Bijl tijdens een commissievergadering van Provinciale Staten niet wilde vertellen wie de initiatiefnemers van de film zijn en wat het thema wordt.
Prompt opperde iemand van de PVV tijdens de vergadering om de film over verzetsstrijder Johannes Post te laten gaan. Waarna iemand van de ChristenUnie suggereerde een film te maken over Nieuwlande ('het dorp dat zweeg') waar tijdens de oorlog veel joden ondergedoken hebben gezeten.
Vandaag komt Dagblad van het Noorden op de Drentse oorlogsfilm terug met een stuk waarin filmmaker Thomas Nauw over Verraderlijke liefde vertelt, een film waarin een Duitse officier die aan het oostfront een krijgsgevangene doodschiet, in gewetensnood raakt en overgeplaatst wordt naar Drenthe. Waar hij verliefd wordt op een joodse onderduikster.
Het is niet voor het eerst dat in de krant aandacht wordt besteed aan het filmplan van Nauw. In juli gebeurde dat ook al. Citaat uit de krant vandaag:
Komend voorjaar en zomer moeten de opnamen in Drenthe plaatsvinden. De tijd dringt dus om het benodigde geld – Nauw schat dit op 300.000 euro – bij elkaar te brengen. "We hebben al wel voorlopige toezeggingen. Ook denken we aan crowdfunding." Nauw en zijn mensen hebben ook de provincie om geld benaderd.
In december stond een stuk over een heel andere Drentse oorlogsfilm in de krant. Een beetje verscholen, want de aandacht ging vooral uit naar stichting Open Eyes, die in het speelfilmklimaat in Noord-Nederland wil verbeteren. Initiatiefnemers: Dirk Mulder, nu nog directeur van het Herinneringscentrum Kamp Westerbork, Johan de Noord, voormalig directeur van Kunst & Cultuur Drenthe en Hilko Folkeringa, die per 1 februari 2019 in dienst treedt als directeur van het 360° Stadstheater Zoetermeer.
Open Eyes werkt samen met filmmaker Reinout Hellenthal, bekend van de door de provincie Drenthe gefinancierde en veelvuldig bekroonde korte film Anders. Citaat uit De krant van toen:
Na het succes van Anders, een film van grote educatieve waarde, kan Hellenthal een potje breken. Zeker het potje van de provincie Drenthe. Daar deed hij samen met Open Eyes met succes een aanvraag voor zijn komende project, dat als werktitel Vrij heeft meegekregen. Folkeringa: "Fantastisch dat de provincie hiervoor zo genereus zijn nek wil uitsteken."
In Vrij draait het onder meer om de bevrijding van Kamp Westerbork. De film gaat ongeveer vijftig minuten duren en budget is 450.000 euro. De première is voorzien voor het voorjaar van 2020.
Een paar weken geleden publiceerde Dagblad van het Noorden een stuk over schaatsschilderijen. Bij het stuk stond een foto van onderstaand schilderij van E.B. von Dülmen Krumpelmann (1897 – 1987) afgedrukt. Titel Schaatsbaan Tynaarlo, jaartal onbekend.
Afgelopen dagen druppelde via de mail zoveel reacties op het stuk binnen, dat 'we' maandag jongst leden opnieuw een stuk publiceerden over schaatsschilderijen. Een van de reacties verwees naar een schilderij dat hangt in het gebouw van het Esdal Vakcollege aan de Weerdingerstraat Emmen. Nog een Von Dülmen Krumpelmann, vermoedelijk eveneens gemaakt bij de schaatsbaan van Tynaarlo.
Nu wil het toeval dat met ingang van 9 januari in museum Thijnhof in Coevorden een expositie opengaat met 115 schilderijen van Von Dülmen Krumpelmann. Daar verschijnt ook een boek bij, met een tekst van Kees Thijn. Die mij alvast een drukproef vol schilderijen met beweging en kleur stuurde, maar waarin geen schaatsschilderijen zijn opgenomen.
Ik lees voor de laatste cultuurbijlage van Dagblad van het Noorden in 2018, maar ook voor De Literaire Hemel, De schrijfmachine van Nick ter Wal. Het boekje is verschenen in de Hendrik de Vries-reeks, die voortvloeit uit het Hendrik de Vries-stipendium voor jonge talentvolle kunstenaars uit Groningen. Dat Ter Wal dit stipendium in 2017 wist te bemachtigen, verbaasde mij destijds. Aan zijn jongensachtige uitstraling valt het niet af te zien, maar naar mijn beleving gaat hij al vele jaren in de literaire wereld mee.
Ik leerde Ter Wal zo'n tien jaar geleden kennen toen hij deel uit maakte van de redactie van tijdschrift Tzum en samen met Coen Peppelenbos met heruitgaven de dichter, schrijver en practical joker A. Marja aan de vergetelheid probeerde te ontrukken. Daarna las ik zijn met veel plezier zijn soepel geschreven bijdragen over literair erfgoed; Ter Wal werkt voor Antiquariaat Fokas Holthuis en bestiert eenmanstijdschrift Artistiek Bureau. Ook maakte ik mee dat hij in 2016 de brieven van Nanne Tepper bezorgde en daarmee bijna de prijs voor het beste Groninger boek in de wacht sleepte.
De schrijfmachine is het debuut van Ter Wal, dat melden de kleine witte letters op de gele achterzijde – het is maar goed dat ik soms over een bril kan beschikken. Ik laat mijn ogen gaan over de lijst met namen van eerdere stipendium-winnaars: Jurre van den Berg, Joanna Serrado, Ralph Aarnout, Rosa Timmer, Marcella Veldhuis, Ruth Koops van 't Jagt & Lieke van den Krommenacker, A.P.E. Verhaar. Ik sla het woord eendagsvlieg dood door te denken dat er een vagevuur is na het Hendrik de Vries Stipendium: de dagbladjournalistiek.
Het 'debuut' van Ter Wal blijkt een memoir over Ferdinand Langen (1918 – 2016), schrijver met een verleden in Groningen en een nationaal uitgegeven oeuvre dat nauwelijks nog gelezen wordt. Tijdgenoot van Koos Schuur, Reinold Kuipers, Halbo C. Kool, Ab Visser, A. Marja, mannen van de jaren vijftig. Ter Wal leerde hem kennen toen hij informatie verzamelde over laatstgenoemde. Hij bezocht hem zes keer en wisselde kaarten en brieven met de in Laren woonachtige schrijver en oud reclameman.
Na de dood van Langen wilde hij meer te weten komen. Het heeft, onder meer, geleid tot een hoofdstuk getiteld Vader. Waarin wordt verteld over Tjeert Pannekoek, vader van Ferdinand, die in 1944 op 18 december – verdraaid, dat is vandaag, nu dus alweer gisteren – stierf in concentratiekamp Mauthausen. Ter Wal las de tien brieven die Tjeert in zijn overlijdensjaar aan zijn vrouw en kinderen stuurde. Hij schrijft daar dit over: 'Het zijn tien deprimerende brieven, juist omdat ze zo optimistisch van toon zijn. Ik lees ze, maar er staat niet wat er staat.'
Verderop in datzelfde hoofdstuk schrijft Ter Wal over wat hij op basis van het boek In de schaduw des almachtigen. Lotgevallen in gevangenschap 1943 – 1945 van Klaas Ekens te weten is gekomen over de behandeling van Tjeert. Het is een huiveringwekkende passage eindigend met: 'Ik ben het vertrouwen in de mensheid bij lezing van dit krankzinnige ooggetuigenverslag een paar keer kwijtgeraakt. De bewakers die overdag de zweep hanteerden, zeiden 's avonds vriendelijk 'welterusten'. Gevangenen mishandelden elkaar voor een lege jampot.'
Waar Ter Wal zich voor de kop kan slaan dat hij zijn gesprekken met Ferdinand Lange nooit heeft opgenomen – en nog erger: dat hij tijdens het leven van Langen nooit op het idee kwam te vragen waarom deze zijn oorspronkelijke achternaam Pannekoek heeft afgezworen – maakt hij veel goed met voortreffelijk onderzoek. Zodat hij bijvoorbeeld over de oorsprong van de familienaam dit kan schrijven: 'het gehucht De Poffert even ten noorden van de snelweg A7, voorbij het industrieterrein Vierverlaten'.
Ferdinand Langen verliet Groningen in de oorlogsjaren op basis van een verklaring van de Raad der Gereformeerde Kerk van Groningen waarin wordt gesteld dat hij 'zuiver is in de belijdenis en onergerlijk in wandel'. Met andere woorden: geknipt voor tewerkstelling in Duitsland. Een zenuwarts weet dwangarbeid te voorkomen door Langen te bestempelen als 'hysterisch figuur'. Ter Wal reconstrueert vervolgens aan wie Ferdinand deze bevrijdende omschrijving te danken heeft gehad: ene Kingmans, een verzetscontact van vader Tjeert.
Nu wil ik weer verder lezen.
Nick ter Wal is 11 januari samen met Jaap Robben en Sabine van den Berg te gast in De Literaire Hemel in café De Amer te Amen. Aanvang 20.30 uur
Zoals altijd begint Dagblad van het Noorden aan het einde van het jaar met het zoeken naar het beste streektaalproduct van de voorbije twaalf maanden in het Drents, Gronings of Stellingwerfs. De krant roept daarbij de hulp in van lezers en luisteraars, ook omdat er naast een onderscheiding van de jury en publieksprijs ligt te wachten.
Citaat uit een stuk geschreven door de competente Louis van Kelckhoven: "Repte de jury bij het toekennen van de prijzen over 2017 over ‘een schrale oogst, waarbij de inzendingen wel een ontwikkeling in kwaliteit lieten zien’, ook zonder juryrapport en stimulans van de overheid ging de streektaal in 2018 als een speer. Een eerste inventarisatie van Dagblad van het Noorden bracht al 22 Groningstalige streektaalproducten aan het licht. In Drenthe vonden we tot op heden 15 titels.
Het kan zijn dat de redactie het een en ander over het hoofd heeft gezien. Staat uw streektaalproduct niet op de bij dit stuk geplaatste lijstjes (zie afbeelding) en wilt u dat wel onder de aandacht van de jury brengen, dan kunt u dat voor 31 december melden via streektaalprijs@dvhn.nl of opsturen naar Dagblad van het Noorden t.a.v. Gerry Gaasendam Streektaalprijs 2018, Postbus 60, 9700 MC Groningen. Inzendtermijn t/m 31 december. De uitreiking vindt plaats op 14 april in theater De Winsinghhof in Roden."
Enige tijd geleden plaatste ik hier een stukje over een mogelijk muziekkoepel in Meppel. Nick ter Wal, hoeder van literair erfgoed, maar in dit geval oud-inwoner van Meppel, adviseerde daarop contact te zoeken met de plaatselijke historische vereniging. Wiecher Ponne van stichting Oud Meppel gaf het volgende antwoord:
"De foto die u stuurde betreft een schuilhut voor de reeën en geiten. In het Wilhelminapark heeft wel een muziekkoepel/muziektent op een verhoging gestaan.
In de strenge winter van 1928-1929, toen er ook een Elfstedentocht kon worden gehouden, bouwde de dienst Gemeentewerken o.l.v. Adam Drent en met behulp van Klaas Haanstra en Gerhardus Bijl een muziektent in het park tussen de vijver en het hertenkamp. Jaarlijks moesten de muziekverenigingen een muziekuitvoering geven als compensatie voor de gemeentelijke subsidie die ze ontvingen. Vanwege ergerlijk vandalisme is begin jaren zeventig besloten de muziektent af te breken."
Voor een recensie bezocht ik zaterdag de voorstelling De Grup van stichting Iemandsland. Waardoor ik in VanSlag te Borger 'een gewiekste en gezellige terreinverkenning' zag waarbij het 'meer om de muziek en de grappen gaat dan om het theater en de verbeelding, en ondertussen op vermakelijke wijze wel degelijk iets zinnigs wordt aangekaart'.
Tijdens De Grup staan zowel Otto Groote als Bert Hadders op het podium. Groote woont in Bremen en zingt en schrijft in het Plattdeutsch, Hadders woont in Groningen en zingt en schrijft in het Veenkoloniaals. Een Duits-Nederlandse samenwerking dus. En zoals altijd is het dan wachten op het moment dat de oorlog ter sprake komt.
Reeds na vijf minuten was het zover. Spreekstalmeester Erik Harteveld wist over Groote te vertellen dat hij, Groote, als 5-jarige jongen op tafel moest gaan staan om Kriegslieder te zingen. In Borger werd hem verzocht dat nog eens te doen, met een kinderstemmetje. Daartoe werd een speciaal bankje tevoorschijn gehaald en verdraaid, Groote deed het nog ook.
Komenden maanden is De Grup zowel Nederland als Duitsland bij te wonen: 14/12 Hoogezand, 15/12 Grolloo, 21/12 Roswinkel, 16/2 Emmen, 1/3 Engerhafe (D), 16/3 Groningen, 27/3 Stapelfeld (D). Het maakt nieuwsgierig of deze pijnlijke grap tijdens de Duitse optredens wordt herhaald. Of dat er, voor het evenwicht, gekozen wordt iets vergelijkbaars met Hadders uit te halen.