Ik doe de boeken bij Dagblad van het Noorden. In de praktijk komt dat erop neer dat ik bepaal welke boeken in de krant aandacht krijgen. Omdat Dagblad van het Noorden een regionale krant is, hebben de boeken van auteurs uit de regio daarbij een streepje voor.
Daardoor mocht ik in 2004 de roman Bokkenvla van Karel lezen. Een vreselijk boek. Het is zo onsmakelijk dat ik mijn beklag deed bij mijn chef. 'Heel goed dat Dagblad van het Noorden aandacht wil besteden aan literatuur uit de regio. Maar als dat betekent dat ik 's avond in bed moet liggen met Karel ten Haaf dan ervaar ik dat als een straf, dan wil ik beter betaald worden.'
#
In 2007 stuurde Anton Scheepstra van Uitgevijer Passage een recensie-exemplaar van Meisjespijn naar de krant, het dikste poeziedebuut uit de geschiedenis der Nederlandstalige letteren. Op bladzijde 9 staat het gedicht poëticaal:
'geen gedicht/ is ook/ een gedicht'.
Ik herkende er Marcel Duchamp in, de kunstenaar die een toiletpot liet exposeren en beweerde dat die pot daardoor een kunstwerk werd. De context bepaalt wat kunst is. Karel zette een stap verder. Niet de context, maar de kunstenaar bepaalt of iets kunst is.
Alles kan kunst zijn. Of het nu op straat gevonden wordt, of bedacht is in een academisch gevulde bovenkamer, dat is om het even. Veel democratischer wordt het niet.
#
In 2009 verscheen een nieuwe roman van Karel: Mijn nieuwe roman. Het voorplat – een vrouw in scabreuze pose – is typisch Ten Haaf. De inhoud ook: alleen het woord ’bla’, 47 bladzijden achtereen, slechts onderbroken door af en toe een punt.
Ik vroeg hem: Hoe kom je op het idee een boek met slechts één woord te vullen?
Hij antwoordde: "Het vloeit voort uit een bloemlezing die ik aan het maken ben met concrete en visuele poezie, Zieteratuur. Daarin worden de grenzen van de taal en literatuur verkend. Toen dacht ik: in proza kan dat ook. Alleen maar het woord ’bla’, het is de ultieme roman. Maar het is ook een commentaar op de inhoudelijk zwakke literatuur in Nederland."
Ik vroeg hem: Zit er veel werk in Mijn nieuwe roman?
Hij antwoordde: "Ik ben alleen al twee dagen bezig geweest om er voor te zorgen dat de bladzijden er een beetje afwisselend uit zouden zien. Dat viel nog niet mee. Als je zinnen maakt van tien woorden en dat woord telt slechts drie letters, dan is het gevaar groot dat het uiteindelijk één brij wordt."
Had je voorbeelden, vroeg ik hem.
Het zei: "Ik herinner mij een boek uit de jaren zestig van ene De Vries. Wit heette dat. Alleen maar lege bladzijden, met één plaatje – dat vond ik eigenlijk een beetje zwak. Ik heb overigens ter afwisseling ergens een gedachtestreepje neergezet. Voor de goede lezer."
Mijn nieuwe roman werd uitgegeven door uitgeverij Leuterboek. Ik vroeg hem waar de uitgave verkrijgbaar was.
Hij zei: "Voor 5 euro bij Godert Walter in Groningen en bij mij, via [email protected]. Het is een leuk cadeau. Als je Mijn nieuwe roman meeneemt naar een verjaardag heb je meteen de lach en kun je direct door naar het bier."
#
In 2012 verscheen bij uitgeverij Passage Van de straat, een boek met prozie/poëza. Een goede aanleiding voor nog een interview. Twee dagen voor het interview stuurde Karel ten Haaf een sms met ’een vraagje uit ijdelheid’:
"Moet ik mezelf scheren zodat ik er op mijn toonbaarst uitzie. Ik bedoel: komt er een fotograaf mee?"
Waarna wat over en weer werd ge-sms’t, de komst van een fotograaf werd aangekondigd en Dagblad van het Noorden het gebruik van Old Spice aanbeveelde. Toen brak de dag aan, en wat bleek? Karel ten Haaf ontving in een schaars verlichte ruimte, bijna donker. Hij had zich niet geschoren.
Citaat uit het krantenstuk: "Van mijn eerste boek dacht ik dat het een bestseller zou worden. Dat werd het niet. Mijn tweede boek ook niet. En Van de straat wordt wederom geen bestseller, vermoed ik. Ooit wilde ik een beroemd schrijver worden. Ik ben nu 50. Ik werk twintig uur per week als telefonist bij het ziekenhuis. Ideaal, geen werk dat je mee naar huis neemt. Precies genoeg om te kunnen doen wat ik wil doen: lezen, schrijven. Ik ben blijkbaar een oeuvrebouwer."
#
Toen ik in 2017 hoorde dat Karel ziek was geworden, vreesde ik meteen het ergste. Zo ben ik. Ik belde hem op met de vraag of ik langs mocht komen.
"Voor een interview?", vroeg hij.
Nou, niet meteen, antwoordde ik. Misschien later. We besloten nog even te wachten. Zo close waren we nu ook weer niet. We zouden contact houden. We hielden contact.
Toen zijn dichtbundel Nilfisk verscheen, stak ik met een 4 sterren-recensie de vlag uit: 'Karel ten Haaf is abnormaal. Laat dat zijn redding zijn. Opdat hij nog lang mogen leven en schrijven.' Eind april vernam ik dat Karel was opgenomen in een hospice en dat hij zich wilde laten interviewen. Ik mocht begin mei langs komen.
#
Uit het interview:
Wat neem je mee voor iemand die in een hospice verblijft? Iemand die schrijver en dichter is, met in het huis dat hij moest verlaten de wereld aan boeken. Iemand die nu door de medicijnen snel uitgeput en duf raakt. Bloemen? Drank? Fruit? Bitterballen? Geef je zo iemand pen en papier? Nog een boek?
De keuze viel op een Cattleya, koningin der orchideeën. "Een plantje, hartstikke leuk", reageerde Karel na het in ontvangst nemen. "Vroeger interesseerde mij het niet. Maar nu kan ik er gefascineerd naar kijken’’, zei hij. ,,Hoe ze uitvallen en zo. Hoe ze de tijd proberen vast te houden. En dat ze dan toch…"
Het weerzien in Groningen was even schrikken. Gelukkig slaagde Karel er snel in mij op het gemak te stellen. Stoel bij het raam. Kopje thee. Zachtjes ruiste achter het gordijn een zuurstofmachine. Drie weken zat hij in het hospice. ,,Ik ben een beetje een einzelgänger. Nu komen mensen afscheid nemen”, vertelde hij. "Het is niet dat ik het emotioneel niet trek. Maar het gaat maar door. Je kunt niet zeggen: jij maar niet.”
Ik suggereerde dat hij mensen een tekstje moest geven. Of een filmpje laten zien. Zodat ze buiten konden blijven.
"Deur open. Hand geven. Deur dicht. Ja, maar dat willen mensen niet. Het zou mooi zijn als we het kunnen doseren. Het schijnt dat het record in dit hospice twee jaar en twee maanden is. Dat moet ik zien te verbreken. Maar het moet dan wel leuk blijven.”
Na tien minuten was ik straal vergeten dat Karel doodziek was. Karel zelf leek dat ook vergeten.
Halverwege het interview stapte ineens een wondermooi meisje de kamer binnen. Ze was van de Ziggo en kwam het signaal van de televisie van analoog omzetten naar digitaal. Toen ze daarmee klaar was, vroeg ze of we nog vragen hadden.
Ik vroeg haar naar de zin van het leven. Nogal overvallen zei ze dat ze daar de laatste tijd niet veel over had nagedacht. Daarna nam ze afscheid.
Toen ze de deur achter zich had dichtgetrokken, zei Karel: "Eén van de reden dat ik rond mijn twintigste depressief werd, was omdat ik de zin van het leven niet begreep. Dankzij Isaac Deutscher, de biograaf van Trotski, realiseerde ik dat het een stompzinnige vraag was. Dankzij lezen kwam ik tot inzicht. Ik heb sowieso weinig zelf bedacht."
Daarna kwam het gesprek op de euforie van de adolescentie, de momenten in je jeugd waarop alles in één klap helder wordt. Karel zei: ,,Dat was fantastisch. Dat je zeker wist hoe de wereld in elkaar zat. En dat anderen dat nog niet hadden ingezien. Dat het zo duidelijk was, dat de rest gek leek omdat zij het nog niet hadden begrepen. Dat gevoel was heel fijn. Die zekerheid – waar kwam het vandaan?"
#
Karel wilde het interview voor plaatsing lezen. Met als gevolg dat het pas de 17de in de krant zou komen. Geen probleem. Hij had twee correcties. Het ene ging over het Ziggo-meisje. Het moest duidelijk zijn dat híj haar niet naar de zin van het leven had gevraagd. Het andere ging over het slot van het interview, waarin ik hem vroeg goed voor de orchidee te zorgen.
Dat vond hij veel te sentimenteel.
#
Twee dagen voor verschijning van het interview vernam ik dat Karel slapende werd gehouden en vermoedelijk niet meer wakker zou worden. Palliatieve sedatie. Dan is hij nog niet dood, concludeerde ik. Dan leeft hij nog. Dus kan het interview gewoon op vrijdag in de krant.
's Morgens hoorde ik dat hij vrijdagochtend was overleden. Het interview lag precies op dat moment op de drukpers. Vrijdagsmiddags schreef ik een necrologie. Achteraf bedacht ik mij dat ik een zin was vergeten: 'In de wereld van Karel ten Haaf was er plaats voor alles en iedereen.'
#
Op 22 mei zag ik twee rouwadvertenties in de krant. Eén daarvan bevatte de volgende regels: 'Wij herinneren hem als een humorvolle maatschappelijk betrokken en warme persoonlijkheid. Hij was zeer goed in zijn werk en we gaan een geweldige collega missen.'
De advertentie was geplaatst door de collega's van de afdeling Bouw & Facilitair van het UMCG. Vooral dat 'hij was zeer goed in zijn werk' emotioneert mij nog steeds.
Alles kan poëzie zijn.