Ter voorbereiding op deze dag heb ik de biografie erbij gepakt die Maaike Meijer over M. Vasalis heeft geschreven. Dit om na te gaan wat de dichter vond van gelegenheden als deze. Zou zij de onthulling op prijs hebben gesteld van een kunstwerk geïnspireerd op haar gedichten? Hield zij van eerbetoon?
Zoals u wellicht weet heeft Vasalis – of eigenlijk mevrouw Margaretha Droogleever Fortuyn-Leenmans, Kiek voor intimi, en daar hoor ik niet bij, ik ben een lezer, daarom zal ik Vasalis zeggen – vijf literaire prijzen ontvangen.
De eerste ontving ze in 1941: de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs voor haar debuutbundel Parken en woestijnen. De tweede volgde in 1955: de Poëzieprijs van de gemeente Amsterdam voor Vergezichten en gezichten, haar derde dichtbundel. Hoe ze daarop reageerde weten we niet, ik heb het niet in de biografie teruggevonden.
Van haar reactie op de derde prijs, de Culturele prijs van de provincie Groningen in 1963, weten we iets meer. ,,Ze kan er niet blij mee zijn. Het is mosterd na de maaltijd, want ze publiceert al negen jaar niet meer,” schrijft biograaf Meijer in de tegenwoordige tijd. En dan citeert ze wat Vasalis tegen haar kinderen zou hebben gezegd: ‘Ik ben de kluit aan het bedonderen. Ik wil liever iets nieuws schrijven.’
Prijs nummer vier ontvangt ze in 1974, de Constantijn Huygensprijs voor haar gehele oeuvre, dat zijn dan drie dichtbundels. Volgens Meijer is deze uitreiking memorabel omdat Vasalis in een korte toespraak antwoord geeft op de vraag waarom zij na Parken en woestijnen niets meer heeft gepubliceerd.
Kort samengevat, komt het antwoord erop neer dat Vasalis de Tweede Wereldoorlog en de tijd daarna, waarin ze een kind verloor, als onoverkomelijk en een onherstelbare breuk heeft ervaren. Gedichten schrijven was geworden als het houden van een lucifer bij een enorme brand.
De vijfde prijs dateert van 1982 en is de P.C. Hooftprijs. Meijer schrijft dat het nieuws van de toekenning Vasalis overrompelt en dat ze de uitreiking vreest. Ze tobt over wat ze zou moeten zeggen, behalve dank u hartelijk, dank u wel hoor, wel bedankt, enne Dánk u.
In een brief aan Gerard Reve fantaseert ze erover tijdens de uitreiking een epileptisch toeval te simuleren. Ik citeer:
‘Ik voel me als een hond, die boven de teil gehouden wordt en die zijn poten naar alle kanten uitstrekt en worstelt en tenslotte tóch in dat bad terecht komt en daar ineens doodstil en mak in blijft staan. En waarom moet dat allemaal? Waarom brengen ze dat geld niet hier, mooi verkleed en met een klein orkestje?’
We mogen concluderen dat Vasalis niet van bijeenkomsten hield waar ze in het middelpunt van de belangstelling zou staan.
Toch is het goed dat er dag is zoals deze.
Want het gaat vandaag, denk ik, niet om mevrouw Margaretha Droogleever Fortuyn-Leenmans, Kiek voor intimi, M. Vasalis. Het gaat vandaag om de poëzie en de kunst.
Mijn naam is Joep van Ruiten, ik ben cultuurjournalist en doe de boeken bij Dagblad van het Noorden. Dat was nog niet zo toen aan het einde van de winter in 2002 tamelijk onverwachts, postuum de vierde dichtbundel van Vasalis verscheen, De oude kustlijn.
Ik herinner mij de recensie van Wouter Godijn. Een hele pagina was ervoor uitgetrokken. Godijn sprak van een weergaloze bundel: ,,Het is verschrikkelijk moeilijk om zo makkelijk te schrijven over iets wat zo moeilijk is. De schoonheid van dit werk is zo groot dat je als je het voor het eerst leest het gevoel krijgt dat je water ziet branden.”
Hij eindigde zijn recensie zo:
,,Iets beters is er niet - echt niet. U gaat toch niet dat overschatte boek van Jeroen Brouwers kopen als u ook dit kunt krijgen. Naar de winkel! Rennen!”
Volgende maand komt Godijn zelf met een nieuwe dichtbundel. De titel luidt: Poging een luchtig gedicht te schrijven.
Er wordt wel gezegd dat in Nederland weinig waardering bestaat voor dichters. Vooral Jean Pierre Rawie klaagt daar soms over, nota bene een van de meest gelezen dichters in het land. Rawie mag graag vertellen dat hij nooit een eerlijk slag werk heeft verricht. Tegelijkertijd moppert hij op mensen die vragen wat hij voor de kost doet en suggeren dat gedichten schrijven geen werk zou zijn. Rawie maakt ook graag de grap dat in de Sovjet-Unie poëzie wel serieus werd genomen, want daar schoten ze dichters dood.
Ik meen dat er wel veel waardering is voor het werk van dichters in Nederland. Het blijkt misschien niet uit het aantal dichtbundels dat wordt verkocht. Het blijkt, bijvoorbeeld, uit de dichtregels die worden geciteerd in overlijdensadvertenties. Als het erop aankomt, grijpen we in Nederland naar poëzie.
Het blijkt ook uit het aantal biografieën van dichters – dat zijn er naar verhouding meer dan van gewone schrijvers en politici. Heeft iemand hier de biografie van Appie Baantjer gelezen? Wil iemand de biografie van Appie Baantjer lezen?
Je moet eens opletten hoe vaak het woord poëtisch wordt gebruikt om aan te geven dat iets kwaliteit heeft. Poëtische films, poëtische schilderijen, poëtische landschappen. Er hoeft maar iemand iets op een ongewone manier te formuleren of het heet poëtisch. Al moet de eerste poëtische beleidsnota nog geschreven worden.
Dat poëzie hoog wordt geacht, is te danken aan dichters als Vasalis. Ik citeer een jonge collega van haar, Hagar Peeters:
‘Ze laat ons drijven op een vlot van helderheid, op een zee die altijd duister, woest en ongrijpbaar is. Ze doet dat met grote compassie voor al het andere dat daar ronddrijft, weerloos en angstig.’
Ik heb veel bewondering voor de manier waarop hier in Roden met Vasalis wordt omgegaan, de plaats waar zij in 1964 kwam wonen en in 1998 overleed.
Ik denk daarbij aan het Vasalis-gebouw aan de Rietdekker en het gedenkteken van Eric de Lyon in de poëzietuin bij Havezathe Mensinghe. Ik denk aan de inspanningen van de projectgroep Vasalis en aan de activiteiten van Noorderveld Leest. Ik herinner mij een avondlijke busrit van Roden naar Groningen, als in een kamer door de nacht.
Ik herinner mij een wandeling met Drentse schrijvers waarbij een bezoek werd gebracht aan De Zulthe, nu een bed and breakfast. Ik herinner mij de theatervoorstelling Vasalis – altijd vandaag met Bram van der Vlugt, Nettie Blanken en Floris van der Vlugt in de Winsinghhof. De presentatie van de brieven aan Vasalis van Nicolette Leenstra bij Boekhandel Daan Nijman. Janne Schra en het Noordpool Orkest.
Ik weet dat er mensen zijn die vinden dat er nog veel meer met Vasalis kan worden gedaan. En die mensen acht ik hoog, zeker als ze Martin Koster heten. Ik zou die mensen willen vragen om eens te kijken hoe een paar kilometer verderop in Groningen met Rutger Kopland wordt omgesprongen, ook een winnaar van de P.C. Hooftprijs en beslist geen geringe dichter.
Vasalis wordt hier herdacht, maar dat gebeurt niet overdreven, niet buitensporig. Ze wordt niet postuum op een schild gehesen of gebruikt met oog op mogelijk economisch gewin. Ze wordt, gelukkig, op waarde geschat. Het gaat om immers niet om haar, maar om haar poëzie.
Ter voorbereiding op deze bijeenkomst raadpleegde ik de website straatpoezie.nl, een initiatief van literatuurwetenschapper Kila van der Starre in Utrecht. Voor straatpoezie.nl worden mensen opgeroepen melding te maken van gedichten in de openbare ruimte, op muren, op keien, op straat, in plaquettes. Die meldingen krijgen een plek in een openbare database. Het is een geweldig initiatief, voor zover ik weet, uniek in de wereld. Het laat zien dat poëzie in Nederland overal is.
Wie op die website de naam Vasalis in een zoekscherm tikt, wordt op dertien van haar gedichten gewezen, verspreid over Nederland en België. Je komt ze tegen in Leiden, Den Bosch, Amsterdam, Den Haag, Leeuwarden, Borger, Noordlaren, Wittem, Utrecht, Monnickendam, Oostende, Brugge.
Maar vreemd genoeg niet in Roden. Nog niet.
Als straks het Vasalis-kunstwerk is onthuld, lijkt mij de tijd rijp om dat te veranderen. Kunnen we daarna weer gewoon verder lezen.