75 (of 76 jaar) De schippers van de Kameleon

De Kameleon H. de Roos
Dit jaar is het volgens uitgeverij Kluitman 75 jaar geleden dat het jeugdboek De schippers van de Kameleon van H. de Roos verscheen. De uitgeverij viert dat met een speciale jubileumuitgave, die deze zomer verschijnt, compleet met fotokatern in kleur en een biografie van de auteur.

Het Kameleondorp in Terherne (Frl.) meldt eveneens dat het boek in 1949 voor het eerst verscheen en voegt daar aan toe dat het ‘de langstlopende en meest verkochte jeugdboekenreeks in Europa’ is. En in Het kinderboek, samengesteld door de Koninklijke Bibliotheek en uitgeverij Waanders, lees ik ook over 1949 als eerste publicatiejaar. 

De Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren dateert het boek echter op 1948. Dat lees ik niet alleen hier, maar ook in de biografische schets die Paul Steenhuis van Hotze de Roos maakte en die hier staat.

Volgens Kluitman heeft het jaar 1948 echter betrekking op een voorloper. H. de Roos had het eerste boek aanvankelijk Sietse en Hielke, de belhamels van de dorpssmid willen noemen. Dat stuitte om mij (nog) niet geheel duidelijke redenen op bezwaren bij Kluitman. 

Hoe dan ook, bijgaande foto is gemaakt in een kringloopwinkel in Assen. Zo te zien zit daar niemand te wachten op nog meer boeken over Sietse, Hielke, Kees en Gerben. 


Waterige gedichten, natte plaatjes

Berend Groen (1998)‘Stroomlandschap bij Taarlo’
Museum More in Gorssel en uitgeverij Toth hebben de handen ineen geslagen voor een expositie en een boek waarmee een ode wordt gebracht aan Nederland als land vol water. De tentoonstelling omvat zo’n vijftig schilderijen, tekeningen en prenten uit de afgelopen 120 jaar. Het boek toont honderd gedichten bij evenzoveel ‘watergezichten’.

Omdat Drenthe zo’n beetje de droogste provincie van Nederland is, was ik nieuwsgierig naar welke ‘Drentse’ kunst en poëzie vertegenwoordigd zijn. De tentoonstelling heb ik nog niet gezien, dat kan nog tot 8 september, maar het boek heb ik wel in huis.

Op bladzijde 46 trof ik een afbeelding aan van de kleurenhoutsnede Over het Uithuizer Wad (2003 – 2007) van Siemen Dijkstra uit Dwingeloo. Het is geplaats bij het gedicht Eiland van J. Bernlef.

Over het uithuizer wad Siemen Dijkstra

Op bladzijde 90 staat Stroomdallandschap bij Taarlo [Drentsche Aa] van Berend Groen uit 1998 bij het gedicht Drentse A van Rutger Kopland.

Het water begon zich te schamen van Tonnus Oosterhoff, die tegenwoordig in Assen woont, is geplaatst bij Zwemmende kikker van Julie de Graag.


In de letteren gaat de oorlog nooit voorbij. Aandacht voor Lucas Bols en Jan Naarding in De Literaire Hemel

Blui Jan NaardingEen keer per jaar wordt tijdens De Literaire Hemel in Amen extra aandacht geschonken aan de Tweede Wereldoorlog. Komende vrijdag 12 april gebeurt dat met hulp van Martin Hendriksma en Henk Nijkeuter.

Hendriksma schreef een boek dat onlangs nieuws opleverde. De schrijver was erin geslaagd klaarheid te brengen rond een verdwenen adjunct-directeur van het bekende drankconcern Bols. Daarnaast rakelde hij een pijnlijke geschiedenis op: het bedrijf had tijdens de Tweede Wereldoorlog flink verdiend door jenever te leveren aan de nazi’s.

In Het geheim van Bols vertelt Hendriksma, die eerder een roman schreef geïnspireerd op slachterij Udema in Gieten, hoe een vooraanstaand Nederlands (familie)bedrijf door de oorlog verscheurd raakt bij het bepalen van de juiste koers. Niet alleen het ontstaan van het concern is fascinerend, dat geldt zeker ook de dubieuze gebeurtenissen na 1945.

Henk Nijkeuter maakte in 1987 mee dat de oorlog nooit voorbij gaat. Hij was destijds betrokken bij het opzetten van een centrum dat de naam ‘Naardinginstituut’ zou krijgen. Er ontstond opschudding: naamgever Jan Naarding (1903 – 1963) zou fout zijn geweest. In het nog te schijnen boek De blui van ’t leeven is maor zo kört van tied komt dit oorlogsverleden opnieuw aan de orde.

Het grootste deel van Nijkeuters boek gaat erover hoe de schrijver, dichter en taalonderzoeker Naarding een status kon opbouwen die in een instituut moest uitmonden. Wat is zijn belang geweest voor de Nedersaksische letteren en de daarmee samenhangende Drentse cultuur? Andere vraag: wie zetten zich anno 2024 op een vergelijkbare manier in voor die letteren en cultuur?

Derde gast in café De Amer is Daan Heerma van Voss, schrijver van Geen vaarwel vandaag, een roman met op de cover een gouden bijl waarin wordt verteld over een gezin waar belangrijke beslissingen te lang vooruitgeschoven zijn. Het boek van Heerma van Voss is bekroond met de BNG Bank Literatuurprijs voor Nederlandstalige schrijvers jonger dan veertig jaar.

De Literaire Hemel met Martin Hendriksma, Henk Nijkeuter en Daan Heerma van Voss wordt mede mogelijk gemaakt door Dagblad van het Noorden. De bijeenkomst van 12 april begint om 20.00 uur. Toegang: 18,50 euro, inclusief twee consumpties. Kaartverkoop via www.literairehemel.nl


Librisprijs Shortlistpodcast nummer 1: ‘Gebied 19’ van Esther Gerritsen, met Esther Gerritsen

Libris Podcast
In aanloop naar de bekendmaking van de winnaar van de Libris Literatuurprijs 2024 worden zes podcasts gepubliceerd over de genomineerde titels. De eerste aflevering staat inmiddels online: Karina (rechts) en Ricco (links), werkzaam bij Boekhandel Broekhuis in Oldenzaal, praten over Gebied 19 van Esther Gerritsen (midden).

Begeleidende mededeling van de Libris-organisatie:

‘Ze bespreken of ze het boek nu wel of geen science-fiction vinden, filosoferen over het gedachte-experiment dat in het boek wordt uitgewerkt en benadrukken de humor die in het boek zit. Daarna schuift Esther Gerritsen aan. Zij vertelt hoe ze op het idee voor Gebied 19 is gekomen, waarom ze niet alles in het boek helemaal uitlegt, en hoe Gebied 19 in feite een spiegel is van onze polariserende samenleving.’

Maandag 13 mei 2024 maakt juryvoorzitter Kim Putters te Amsterdam de winnaar bekend. Zie daarvoor actualiteitenprogramma Nieuwsuur op NPO2. De winnaar is een dag later om middernacht te gast bij in het VPRO-radioprogramma Nooit Meer Slapen.


Leest ‘Elke provincie een eigen Gouden Eeuw’ van Louis Sicking

Elke provincie een eigen Gouden Eeuw Louis Sicking
Ter voorbereiding op een stuk voor Dagblad van het Noorden en Leeuwarder Courant lees ik het boek Elke provincie een eigen Gouden Eeuw van Louis Sicking. Ik ben er vroeg bij, het boek verscheen vorige week donderdag.

Gouden eeuw? Ik meen mij te herinneren dat het begrip al lang een breed is afgeschaft. Mij staat bij dat de kat in 2019 de bel werd aangebonden door de mensen van het Amsterdam Museum omdat die zogenaamde Gouden Eeuw maar voor slechts een deel van de bevolking goed heeft uitgepakt, ook in Holland.

Dat wordt deels bevestigd in een begeleidend persbericht:

‘De Gouden Eeuw, volgens velen de roemrijkste periode in de Nederlandse geschiedenis, roept vandaag de dag ook weerstand op. Sommigen pleiten er daarom voor het begrip af te schaffen. Dit boek beoogt het op het gewest Holland toegespitste debat open te breken door het predicaat ‘Gouden Eeuw’, mét zijn keerzijden, juist aan alle provincies van Nederland toe te kennen.’

Leuk is dat, de rest van Nederland krijgt een dubieus predicaat mét keerzijden. 

In het boek onder redactie van Sicking komen twaalf auteurs aan het woord. Elk neemt een provincie voor zijn of haar rekening en stelt een aspect van haar geschiedenis centraal waarvan het belang de eigen regio overstijgt. Dat maakt nieuwsgierig naar, bijvoorbeeld, de 'Drentse Gouden Eeuw'. Snel naar pagina 209.

Volgens Cornelis Hendrik van Rhee, hoogleraar Europese rechtsgeschiedenis aan de universiteit van Maastricht, viel deze samen met de periode waarin Johannes van den Bosch, een Hollander, op het idee kwam om in Frederiksoord en omgeving koloniën van weldadigheid te beginnen. In de Drenthe wordt dat tegenwoordig graag gezien als het begin van ‘onze’ verzorgingsstaat. In werkelijkheid mislukte het goedbedoelde experiment en danken ‘we’ er het Pauperparadijs Veenhuizen aan en de status van UNESCO Werelderfgoed aan.

Dan de provincie Groningen. Timon de Groot, als historicus verbonden aan het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam en als onderzoeker betrokken bij de parlementaire enquête naar de gevolgen van de aardgaswinning in Groningen, vertelt over de zegeningen die Groningen ten deel zijn gevallen na de ontdekking van de reusachtige gasvoorraad in de bodem van Noordoost-Groningen. Ook hier een citaat:

‘Dat het aardgas veel geld op zou leveren was al bij de start van de winning bekend. Maar er waren ook vragen met minder vanzelfsprekende antwoorden: hoe kan er het beste aan verdiend worden? En waar worden de opbrengsten aan uitgegeven? In beide gevallen lag er voor de provincie Groningen en andere noordelijke provincies een kans om extra te profiteren van het aardgas. Maar de Groningse bestuurders hadden de strijd om de voordelen van het aardgas eigenlijk al bij voorbaat verloren. Dit had te maken met het beleid dat de nationale overheid al voor de vondst van het Groningse gasveld had bepaald.’

Het boek opent met, jawel, een hoofdstuk waarin wordt verteld over koning Redbad en diens Friese koninkrijk in 7de en 8ste eeuw. Auteur is Han Nijdam, onderzoeker van het Oudfries en het Oud-friese recht aan de Fryske Akademy in Leeuwarden

‘De casus van koning Redbad is exemplarisch voor het Friese en het nationale bewustzijn van de Gouden Eeuw van het Friese koninkrijk’, schrijft hij. ‘Dit besef was in de loop van de twintigste eeuw weer verdwenen uit het Friese collectieve bewustzijn, terwijl dat tot in de negentiende eeuw aanwezig was geweest.’

En wat gebeurde er in de negentiende eeuw, oplettende lezertjes, los van dat voornoemde Johannes van den Bosch delen van Drenthe koloniseerde? Jawel, toen werd door politici en historici in Holland een nationaal bewustzijn in het leven geroepen, met Rembrandt en Vondel en ons huidige koningshuis als voornaamste symbolen. De rest werd, bij afwezigheid van een Boer Burger Beweging, ondergeschikt gemaakt.

Maar tijden veranderen: sinds enige tijd staat koning Redbad weer in de belangstelling, vooral in Friesland waar in 2026 een tentoonstelling in het Fries Museum over deze figuur te zien zal zijn. 

Ondertussen wordt er flink gerelativeerd en bekritiseerd in Elke provincie een eigen Gouden Eeuw. Sicking hoopt op ‘verdere discussie over de vanzelfsprekendheid van de Hollandse Gouden Eeuw en dat de inwoners van Nederland zich na het lezen realiseren dat elke provincie met een eigen Gouden Eeuw heeft bijgedragen aan de Nederlandse geschiedenis.’

Maar nu eerst verder lezen.


Dalende belangstelling voor Nederlandstalige fictie? De roman is en blijft een sterk en dynamisch genre

Lucas de Man Sacha Bronwasser Libris Literatuurprijs
Even terug naar donderdag, waar daags voor het Boekenbal in Amsterdam in een zaal genaamd De Nieuwe Liefde een avond plaatsgreep met de zes genomineerden voor de Libris Literatuur Prijs 2024. Juryleden Vamba Sherif, Dalilla Hermans en Lisa Kuitert lazen voor uit het juryrapport, de schrijvers op de shortlist werden bezongen door Laurens van de Linde en geïnterviewd door Lucas de Man.

In bijgevoegde video relativeert De Man na afloop van een gesprek met Sacha Bronwasser het oordeel van de jury, wat daarna wordt gecompenseerd door Van de Linde. Kijken vanaf 55.22.

Hieronder het algemene juryrapport, waar niemand over repte, maar dat wel degelijk in volle ernst is opgesteld:

‘Alvorens bekend te maken welke zes titels op de shortlist staan voor de Libris Literatuurprijs 2024, willen we twee belangrijke fenomenen aanstippen die de literaire pers domineerden in het afgelopen jaar.

Het ging om deze twee ontwikkelingen: de gegroeide belangstelling van lezers voor Engelstalige titels en de gedaalde belangstelling voor Nederlandstalige fictie.

Welbeschouwd meldden kranten, radio en televisie daarmee weinig nieuws. In de jaren daarvoor was eveneens sprake van verengelsing van de boekenkast, vooral bij jongeren. Een dalende interesse van lezers voor fictie in de Nederlandse taal deed zich in 2021 en 2022 ook al voor.

Volgens de journalistieke denkwijze ‘een keer is opvallend, twee keer opmerkelijk, bij de derde keer maken we een verhaal’ werd het terugkerende nieuws als trend gebracht.

In de analyses die volgden, is gesteld dat de positie van de literatuur in Nederland al jaren marginaliseert. Ooit werd het volgen van een studie Nederlands of het bezit van een goed gevulde boekenkast als artistiek en intellectueel interessant gezien. Nu wordt lezen in het algemeen, en literatuur in het bijzonder, als moeilijk ervaren. Kijken naar een film of serie, of luisteren naar een podcast, audioboek of playlist, is eenvoudiger.

Het roept de vraag op of iets mankeert aan de Nederlandstalige literatuur. Meer specifiek: is er iets mis met de roman zoals die in ons taalgebied wordt gemaakt? De jury van de Libris Literatuurprijs 2024 denkt van niet. Zeker de titels op de shortlist voor de Libris Literatuurprijs 2024 verdienen een vertaling, om te beginnen naar het Engels.

Wij beoordeelden het afgelopen jaar 189 Nederlandstalige romans. Dat aantal is iets lager dan voor eerdere prijzen, maar niet veel – de productie lijkt stabiel. Tegenover een kleinere hoeveelheid ingezonden titels, staan boeken met een indrukwekkend volume aan bladzijden. En waar sommige uitgevers lijken te bezuinigen op papierkwaliteit en vormgeving, doen anderen dat weer juist niet.

Bij de presentatie van de longlist hebben we reeds opmerkingen gemaakt over de grote verscheidenheid aan thematiek. Het idee dat de Nederlandstalige roman het domein is van louter mannen en zich afspeelt in een (kleinburgerlijk) milieu dat als benauwd wordt ervaren, de wetmatigheid dat prijzen steevast door mannen worden gewonnen, is al tijden achterhaald.

Ook stelden we vast dat de stem van auteurs met wortels en ervaringen van buiten Nederland en Vlaanderen structureel begint op te vallen. Het brengt nieuwe beelden en ervaringen de letteren binnen. Daarmee wordt de zeggingskracht van literatuur verder vergroot.

De oogst van het afgelopen jaar laat zien dat de Nederlandstalige roman nog steeds zeer veel te bieden heeft, zowel voor nieuwe als gevorderde lezers. Of hij nu is geschreven door beginnende of ervaren auteurs, de roman is en blijft een sterk en dynamisch genre. Het biedt alle ruimte voor experiment en verdere verdieping, voor verwerking en het oprekken van verbeelding, voor onderzoek en het verleggen van grenzen.

De titels die wij na een spannende discussie over meerdere rondes uit het aanbod hebben geselecteerd, laten een enorme rijkdom zien. We waren al trots bij de presentatie van de longlist. Nu zijn we dat nog meer. Iedere titel op deze shortlist doet, elk op een eigen wijze, recht aan wat de roman vermag. En laat daarmee zien dat de Nederlandstalige fictie kwalitatief onverminderd hoogstaand is. En dus de moeite van het (her)ontdekken waard blijft.

Volgens de jury van de Libris Literatuurprijs 2024 zijn de volgende titels de zes beste romans van het afgelopen jaar:

  1. De onbedoelden, Cobi van Baars – Uitgeverij Atlas Contact
  2. Luister, Sacha Bronwasser – Uitgeverij Ambo | Anthos
  3. Ik kom hier nog op terug, Rob van Essen – Uitgeverij Atlas Contact
  4. Gebied 19, Esther Gerritsen – Uitgeverij De Geus
  5. De onzichtbaren, Frank Nellen – Uitgeverij Hollands Diep
  6. Tosca, Maud Vanhauwaert – Uitgever Das Mag

De jury

  • Kim Putters, voorzitter Sociaal-Economische Raad (SER) – (voorzitter)
  • Dalilla Hermans, auteur en columniste van De Standaard
  • Lisa Kuitert, hoogleraar Boekwetenschap aan de UvA
  • Joep van Ruiten, cultuurjournalist
  • Vamba Sherif, schrijver, essayist, film- en boekrecensent

Chat GPT leest blijkbaar geen kranten. Noem dat maar intelligent

Het Bommel Verschiet NRC Handelsblad
Het is verleidelijk om af te dingen op de zegeningen van kunstmatige intelligentie, door luie taalmensen in Nederland steevast artificial intelligence genoemd. Als scepticus kan ik het soms niet laten.

Na een reeks vruchteloze pogingen om ter bespreking een aangekondigd boek van papier te bemachtigen, slaagde ik erin bij de matig bereikbare uitgeverij De Bezige Bij een pdf los te peuteren van Het Bommel-verschiet, een heruitgave van een deeltje uit de  Bommel-saga van Marten Toonder.

Mijn interesse was gewekt door de belofte van een inleiding op het verhaal door Ronald Giphart in samenwerking met Chat GPT. Giphart heeft een fascinatie voor tekst en automatisering, Chat GPT heeft de discussie over AI in een stroomversnelling gebracht.

In zijn inleiding vraagt Giphart het programma waar Het Bommel-verschiet over gaat. Het antwoord luidt als volgt:  ‘Het spijt me, maar mijn kennis reikt alleen tot januari 2022.’

Dat wil ik teleurstellend noemen. Niet alleen omdat Het Bommel-verschiet in 1988 is gepubliceerd in de bundel Als dat maar goed gaat, in 1996 als zelfstandige uitgave, in 2001 als onderdeel van de volledige werken, in 2006 in Het beste van Bommel en in 2018 in Het einde van eindeloos. Kortom, echt onbekend is het verhaal niet.

Nu kan het zijn dat Chat GPT deze verschillende uitgaven niet heeft kunnen lezen omdat de boeken (nog) niet online zijn gezet. Dat geldt echter niet de versie die van 19 december 1984 tot en met 27 maart 1985 in de het toenmalig NRC Handelsblad heeft gestaan. Dat was weliswaar op papier, maar de tekststrip is inmiddels ook via Delpher beschikbaar gekomen.

Chat GPT leest blijkbaar geen kranten. Noem dat maar intelligent.

De liefhebber van Marten Toonder, Bommel en kunstmatige intelligentie wijs ik ook graag op dit bericht over De klonters uit 1955.


De Drentse cultuur ruikt naar kuilgras

Balen kuilgras
Mij werd gevraagd tijdens een bijeenkomst in De Nieuwe Kolk in Assen een kritische beschouwing te geven over de stand van zaken van de Drentse kunst en cultuur op dit moment. Mij werd gevraagd de Drentse cultuursector een spiegel voor te houden.

Ik hapte gretig toe.

Maar toen ik bedacht wat dat in de praktijk kon betekenen, kreeg ik spijt. Mensen een spiegel voorhouden, is makkelijker gezegd dan gedaan. Voor je het weet krijg je lamme armen. Voor je het weet, zien mensen in jouw spiegel zaken die ze niet willen zien. Rimpels. Vetkwabben. Onderkinnen. Onwillig haar. Een troebele blik.

Daarna begon het verzoek een kritische beschouwing te geven mij dwars te zitten. Wat voor kritiek zou dat moeten zijn? Is het toegestaan op de man of de vrouw te spelen? Of is algemene kritiek beter, zodat je kunt denken ‘het is ergens wel waar, maar het geldt niet voor mij.’

Lees hier verder.