Regerend kampioen Rikkert Zuiderveld over het nakende NK Light Verse in Emmen

Rikkert Zuiderveld is regerend Nederlands kampioen light verse

Een jaar geleden kreeg Rikkert Zuiderveld als winnaar van het Nederlands Kampioenschap Light Verse (foto Boudewijn Benting) een bokaal uitgereikt: het onderste deel van een damesbeen. Na afloop van het kampioenschap kreeg het been een plek in zijn woonkamer in Vledderveen.

“Ik kon het niet over mijn hart krijgen haar uit beeld te zetten”, vertelt de regerend kampioen. “Zoveel prijzen heb ik nu ook weer niet gewonnen. Ooit hebben Elly en ik een paar onderscheidingen ontvangen voor onze muziek, vooral uit christelijke hoek: de Helix-prijs, Zilveren Duiven. En een lintje van de koningin.”

Op 27 oktober verdedigt Zuiderveld zijn titel, iets wat hij aanvankelijk niet van plan was. “Ik heb nu twee keer meegedaan. En winnen wil ik sowieso niet meer. Er zijn ook andere mensen die leuke dingen maken. Dat ik ernaar toega, is vooral om de ontmoeting met andere light verse-makers en bedenkers. Gezellig, in een bruin café.”

Het biedt gelegenheid om zijn nieuwste bundel onder de aandacht te brengen, Door de wolf geverfd , een verzameling van vierhonderd 6-regelige diergedichten in de stijl van Kees Stip. Trijntje Fops worden ze genoemd. Het titelgedicht gaat aldus:

Er loopt een schaap in wolfskledij
ontspannen op de Drentse hei.
Het diertje dat, aldus vermomd,
met grote zekerheid voorkomt
dat het door wolventanden sterft,
is blijkbaar door de wolf geverfd.

Een geharnast standpunt in de wolvendiscussie houdt Zuiderveld er niet op na. Hij probeert de nuance te zoeken. “Voor beide standpunten – gedogen of verjagen – is iets te zeggen. Sommige mensen zeggen dat de wolf hier hoort; ik weet niet of ze in de tijd van de neanderthalers ook al rondliepen. Hier in de buurt zijn diverse incidenten geweest. Afrasteren helpt blijkbaar ook niet. Het probleem is dat we in zo’n aangeharkt landje leven met kleine stukjes bos.”

Voor Door de wolf geverfd werkte Zuiderveld samen met Marius van Dokkum, bekend van zijn humoristische schilderijen waarin ouderen figureren, maar daarnaast illustrator van kinderboeken, tekenaar en boetseerder. “Ik was altijd al liefhebber van zijn werk. Hij blijkt ook iedere week portretten maken van mensen met hersenaandoeningen, alzheimer, Syndroom van Korsakov, Syndroom van Down. Een heel bijzondere, creatieve man.”

Over zijn eigen werk doet hij bescheiden. Zijn light verse gedichten omschrijft hij als woordspelerij. “Ik schrijf ook serieuze poëzie, meestal in de vorm van sonnetten. Light verse ontstaat tussen de bedrijven door. Er komt een regel of woord in mijn hoofd op en daar volgt de vorm meestal uit: een ollekebolleke, een Trijntje Fop, een snelsonnet. Ik hou van kaders waarbinnen ik iets mag doen. Als ik vrije poëzie probeer te schrijven, dan vlieg ik alle kanten op en lijkt het meestal nergens naar.”

Het heeft vermoedelijk te maken met zijn achtergrond en ervaring als liedjesmaker. “Ik ben meer een precieze dan een rekkelijke. Maar ik ben beslist niet van de taalpolitie. Als je een goed liedje wilt schrijven, kun je niet slordig met het rijm en metrum omspringen. Het is een kwestie van niet te snel tevreden zijn en goed nadenken, dan zie je veel meer mogelijkheden.”

De 8ste editie van Lichtvoetig, het Nederlands Kampioenschap Light verse-dichten vindt 27 oktober plaats in café Groothuis in Emmen. Aanvang 14.00 uur. Kaarten 15 euro. De bundel diergedichten Door de wolf geverfd van Rikkert Zuiderveld is verschenen bij Ark Media. Prijs: 22,99 euro (208 blz.)


Van Boxsel, Jarry, Multatuli, Huizinga en de patafysische mentaliteit in Nederland

Matthijs van Boxsel en Joep van Ruiten 3
De tijd vliegt alle kanten op. Voor De Literaire Hemel interviewde ik afgelopen vrijdag Matthijs van Boxsel over Het carnaval van het zijn, een handboek voor wie meer wil weten over ‘patafysica en hoe de kloof tussen kunst en leven kan worden gedicht.

Het boek van Van Boxsel, dat ik van harte aanbeveel, valt in drie delen uiteen. Het eerste deel behandelt de invloed van Alfred Jarry op de kunst en cultuur van na de Tweede Wereldoorlog. Het tweede deel gaat over de fumisten uit de negentiende eeuw als opmaat voor de avant-garde. In het slotdeel toont Van Boxsel aan dat de patafysische mentaliteit ook in Nederland heeft bestaan, ver voor het in Frankrijk in de negentiende eeuw de kop op stak.

Hij vertelde in café De Amer over dat laatste onder meer dit:

“De meeste mensen denken dat wij voor de patafysische mentaliteit te calvinistisch zijn. Maar nee, dat was hier gewoon ook. Die clubs bestonden hier al vanaf de zestiende en zeventiende eeuw. Dat het verwaarloosd is, daar snap ik helemaal niets van, want het is een van de leukste onderdelen van de Nederlandse literatuur.

Nota bene Multatuli, die heeft geschreven over de oppervlakte van God. Zijn Millioenenstudiën is een meesterwerk en een inspiratiebron geweest voor Alfred Jarry. Sla diens Doctor Faustroll, de bijbel van de patafysici, er maar op na. Wat Multatuli schreef over de domheid van de natuur behoort voor mij tot de zaken die het leven de moeite waard maakt.”

Wat Van Boxsel aanspreekt in de ‘patafysica is de vrijheid en het spel. Hij citeerde in dit verband, alsof het niets was,  Johan Huizinga, de enige Nederlander die ooit echt in de buurt is gekomen van het winnen van de Nobelprijs voor de literatuur: ‘Het is spel is onloochenbaar. Men kan bijna al het abstracte loochenen. Recht, schoonheid, waarheid, goedheid, geest, God. Men kan de ernst loochenen. Maar het spel niet.’

Hij raadde iedereen aan diens Homo Ludens te lezen: “Een fantastisch boek, waarin wordt uitgelegd dat spel van essentieel belang is in alles; in economie, in oorlog, in democratie, niet alleen in kunsten. Dat spel moet je serieus spelen.”


Bij een interview met Klaas Koops over zijn cancel-roman ‘Zo ben je niet’

1 Klaas Koops Schipborg
Ik interviewde Klaas Koops over Zo ben jij niet, een roman waarin directievoorzitter Martijn Bontekoning in ongenade valt bij de ondernemingsraad en raad van commissarissen van een grote woningcorporatie. Als zijn vertrekregeling op straat komt te liggen, volgen er Kamervragen en wordt hij in de media weggezet als graaier.

Zo ben jij niet is geschreven om aandacht te vragen voor de afrekencultuur waarbij mensen worden geboycot, genegeerd of in diskrediet gebracht. Wie het archief van Dagblad van het Noorden en de Leeuwarder Courant raadpleegt, kan concluderen dat Koops iets dergelijks is overkomen toen hij bij het Friesland College werkte.

Het interview staat, deo volente, dinsdag in de krant. Met een slotalinea waarin Koops het volgende zegt:

“Als mijn vertrekregeling destijds niet op straat was beland, had niemand moeilijk gedaan: de media niet, de Tweede Kamer niet, de raad van commissarissen niet. En ik ook niet, want ik mocht er niets over zeggen. Het gaat mij niet om eerherstel, het gaat mij erom de gevolgen van cancelen bloot te leggen. Waar ik mij ten principale kapot aan erger is het veroordelen van mensen zonder de feiten te kennen. Iedereen maakt zich er schuldig aan. Maar de intentie om het te voorkomen verdient aandacht. Die geef ik met dit boek.”


De nieuwe Jan Glas lezen

Wat ben jij nou aan het doen?

– Ik lees. Een mooi verhaal, de nieuwe dichtbundel van Jan Glas.

Moet dat nu? We hebben gisteravond samen nog een lijst gemaakt met dingen die vandaag gedaan moeten worden. Jij zou de buitenlamp repareren, de goten moeten schoon, het mos tussen de tegels vandaan gehaald. Jij zou de lege flessen wegbrengen. Weet je het nog wel? Maak jezelf eens nuttig.

– Ja ja.

Al dat gelees. Het is zaterdag. Het leven telt meer dan letters. Is het voor je werk?

– Misschien. Als ik er iets over zou kunnen vertellen. ‘Jan Glas heeft een nieuwe dichtbundel. Het is zijn achtste. Opnieuw zeer de moeite waard.’

De moeite waard? Daar zit de lezer op te wachten. Iets wat moeite kost én moeite waard is. Een aanbeveling van niks. En dat dan een recensie noemen. Waarom is het de moeite waard, dát willen mensen weten. What's in it for me? Weet je dat ik nog nooit een boek heb gekocht op basis van een recensie. Ik ken niemand die dat wel heeft gedaan. Til je benen even op, dan kan ik daar even stofzuigen.

(…)

Ook weer klaar. Nu nog even de vaatwasser uitruimen. Dat zou jij doen volgens mij. En daarna de boodschappen. Ik heb al een briefje gemaakt. Vergeet de flessen niet.

– Mag ik iets voorlezen?

Toe maar. Even dan.

1 Jan Glas De titel geeft het gedicht niet weg

Ja, leuk. Kattenbrokjes, die moeten we ook nog.


De Literaire Hemel opent voor Evert Hartman, de ‘patafysica van Matthijs van Boxsel en dichter Sasja Janssen

Sasja Janssen Foto Bianca Sistermans
Dertig jaar geleden overleed in Hoogeveen schrijver Evert Hartman. Hij werd slechts 56 jaar. Komende vrijdag wordt hij herdacht in De Literaire Hemel.

Mede ter gelegenheid van de Kinderboekenweek ging presentator en Hemel-interviewer Annette Timmer op zoek naar mensen met herinneringen aan Hartman. Zijn jeugdboeken waren ooit zeer populair bij jonge lezers en werden verschillende malen bekroond.

Ze vond er twee: Theo Hartman, de oudste zoon van de schrijver, en Michiel van Meeteren die ooit geen genoeg kon krijgen van de boeken van Hartman. Hoe kijken zij nu aan tegen titels als Oorlog zonder vrienden, Vechten voor overmorgen en De vloek van Polyfemos?

Zoals gebruikelijk bestaat het boekenprogramma in café De Amer uit drie onderdelen. Tweede onderdeel behelst aandacht voor ’patafysica, ook wel bekend als de wetenschap van denkbeeldige oplossingen. Matthijs van Boxsel is dè Nederlandse kenner van dit fenomeen. Hij publiceerde er onlangs Het carnaval van de zijn over.

Het handboek van Van Boxsel vertelt niet alleen over de overrompelende inzichten van de Franse dwarsdenker en schrijver Alfred Jarry  (1873–1907), maar ook welke invloed diens ideeën hebben uitgeoefend op de kunst van de vorige eeuw en hoe zelfs Rutger Kopland door de ’patafysica gefascineerd raakte. 

Derde gast is Sasja Janssen, een dichter die in mei werd onderscheiden met de prestigieuze A.Roland Holstpenning voor haar oeuvre en met felbegeerde Johan Polak Poëzieprijs (50.000 euro) voor haar bundel Virgula. Eerder dit jaar verscheen haar zesde bundel, Mijn vader zegt entropie mijn moeder logica.

De Literaire Hemel wordt mede mogelijk gemaakt door Dagblad van het Noorden. De bijeenkomst van vrijdag 11 oktober begint om 20.00 uur. Toegang: € 18,50, inclusief twee consumpties. Kaartverkoop via www.literairehemel.nl


Leest ‘Grondsoorten’ van Martha Heesen

1 Grondsoorten (2024) Martha Heesen
Het boek slingerde al een tijdje door de kamer, maar nu ben ik dan echt begonnen met lezen in Grondsoorten van Martha Heesen. Arbeid verplicht, want het verhaal speelt in het een Drents gehucht. Aan mij de taak te achterhalen of er iets lelijks of schoons over het verspreidingsgebied van Dagblad van het Noorden wordt beweerd.

De naam van het gehucht wordt niet genoemd, althans nog niet. Met als gevolg dat ik voortdurend probeer te bedenken waar het zou kunnen spelen. Amen misschien? Mantinge? Lhee? Heesen houdt het knap verborgen. Waarom dan zo nadrukkelijk op de achterflap vermeld dat het hier een Drents gehucht betreft?

In het eerste hoofdstuk voert Heesen een wandelaar op, een van buitenaf. Hij moppert op zijn gastvrouw, die het woord logement niet kent, maar van een ‘bie-en-bie’ spreekt. Hij moppert ook op ‘karakterloze kleine huizen vol karakterloze kleine burgers met hun kleine burgermanstragiekjes’. Lekker is dat. Een zeurzak.

Ergens heeft de man wel gelijk. De bewoners die aan het woord worden gelaten zijn inderdaad stuk voor stuk mensen met een eigen tragiek. Sjouke heeft bijvoorbeeld een ongeluk veroorzaakt met zijn tractor en loopt nu met zijn ziel onder arm. Zijn buren, twee zussen die niet met en zonder elkaar kunnen, kissebissen of ze hem moeten helpen of met rust moeten laten.

‘Duif’ wordt op school gepest, kinderen noemen haar poepchinees – zelf vindt ze het erger dat ze wees is. ‘Goudvis’ is door meerdere vrouwen verlaten en wordt nu ook van zijn paard geworpen. Iris is net in het gehucht komen wonen, in de hoop op een nieuwe start. ‘Niets is af’, schrijft ze even mismoedig als hoopvol in een poging de boel op orde te krijgen.

Die Iris komt mij het meest sympathiek voor in deze kleine roman, die mij aan Onder het melkwoud van Dylan Thomas doet denken. Op bladzijde 103 heeft ze in haar nieuwe huis een boekenkast in elkaar gezet:

‘Met elke verhuizing was het zo gegaan dat ze bij het uitpakken en inruimen van de boeken vond dat een ware schat verzameld had, waar ze trots op was, ook al zag niemand dan zijzelf die schat, en ook al kon ze zich van verreweg de meeste boeken helemaal niets herinneren. Ze zit nu op de grond tussen die schijnbaar chaotische verzameling; ze gaat alles herlezen, neemt ze zich voor, ze heeft hier tenslotte tijd genoeg. Tenzij ze opeens doodgaat natuurlijk.’

Nu weer verder lezen.


Literatuurclubs Noordoost-Nederland lezen Osinga, Ikstena, Van Essen en Auster

Leeswijzers Literatuurclub Noordoost-NederlandVia een persbericht zijn de romans bekendgemaakt die komend seizoen gelezen worden door de meer dan tweehonderd leesgroepen in Drenthe, Groningen en Overijssel die zijn aangesloten Stichting Literatuurclubs Drenthe (SLD).

Het leesseizoen gaat in oktober van start met Munt van Richard Osinga, in november volgt Moedermelk van Nora Ikstena, na de jaarwisseling is het de beurt aan Ik kom hier nog op terug van Rob van Essen en in maart wordt Baumgartner van Paul Auster gelezen.

De keuze is gemaakt uit zo’n honderd titels. Op drie plekken in Drenthe, maar ook in Haren en Raalte worden lezingen gehouden over de boeken. Zie ook www.literatuurclubsdrenthe.nl


Helaas Jamal Ouariachi, voor schrijvers waar geen vraag naar is ziet de toekomst er niet goed uit

Jamal Ouariachi  NRC
Met belangstelling las ik afgelopen zaterdag een bijdrage van schrijver Jamal Ouariachi op de opiniepagina’s van NRC. Onder de kop ‘De Nederlandse kunstwereld geeft zélf niet om kunst’ beschreef hij daar aan de hand van zijn ervaringen een situatie die erop neer komt dat schrijvers ‘het sluitstuk zijn van de begroting’.

Mijn belangstelling verminderde halverwege het stuk, terwijl mijn verbazing begon toe te nemen. Dat Ouariachi erin slaagde in heldere bewoordingen een probleem te schetsen, daar keek ik niet van op. Waar ik wel van op keek, was dat hij deed voorkomen alsof sprake was van een bijzonder inzicht. Heeft Ouariachi geen economie gehad op school, al was het maar in de onderbouw van de middelbare school, vroeg ik mij af.

Zoals wel vaker in de discussie over de benarde positie van kunst in Nederland bleek ook Ouariachi vergeten dat kunst weliswaar heel bijzonder en kwetsbaar is, iets om te koesteren, maar tegelijkertijd net zo goed te maken heeft met de wet van vraag en aanbod.

Als het om literatuur gaat wordt die vraag steeds kleiner. De gouden jaren tachtig, toen A.F.Th. van der Heijden bestsellers schreef en de media literatuur belangrijk vonden, zijn al een tijdje voorbij. Het aanbod van literaire boeken is evenwel groot gebleven, mede door de import van Engelstalige waar. De productie is vele malen groter dan de vraag.

Het mag daardoor geen wonder heten dat de meeste literaire schrijvers, zeg maar gerust bijna alle literaire schrijvers, niet van hun core business kunnen leven. Al schrijvers geluk hebben, ontvangen ze steun van een fonds, maar zelfs dan nog is hun uur-prijs uitzonderlijk laag. De Volkskrant liet het recent zien, geloof ik, ik heb het nog niet gelezen.

Het is droevig dat schrijvers nauwelijks invloed kunnen uitoefenen op de opbrengst per product. Boeren kunnen dat evenmin. Ook zij hebben het recht zich het sluitstuk van de begroting te voelen.

De handel kan daarentegen tot op bepaalde hoogte wel iets bepalen. Een boekwinkelier kan proberen zijn omzet op peil te houden door veel vermoedelijk goedlopende producten in te kopen en deze in het zicht te leggen en minder goedlopende producten in zo klein mogelijke hoeveelheden in te kopen en op een plek te zetten waar alleen ‘de liefhebber’ dat product misschien weet te vinden.

Of een product goed of slecht verkoopt zegt niets over de kwaliteit van dat product. Ik mag hopen dat Ouariachi daarvan op de hoogte is. In veel gevallen is goede verkoop een kwestie van marketing en hoort-zegt-het-voort. Marketing kán de verkoop opstuwen, maar als de koper het gevoel krijgt dat het betreffende boek niet zijn, haar of diens kopje thee is, lukt dat maar een (1) keer. Daarna koopt die lezer weer gewoon iets van Lucinda Riley. Of niets.

Mijn glazen bol zegt dit: als Ouariachi een literair boek schrijft, een kunstwerk in de geest van Arie Storm, Chrétien Breukers of Wouter Godijn, ook dan zal hij vermoedelijk nooit een dusdanig groot publiek bereiken dat hij van zijn geschrijf kan bestaan. Dat is, nogmaals, omdat er slechts een klein publiek bestaat voor dergelijke kunstzinnige boeken. De meeste lezers vinden Anya Niewierra en Hendrik Groen nu eenmaal ‘leuker’.

Dan de oproep die Ouariachi in zijn stuk doet. Ik ben er niet op tegen dat in Nederland onder zijn leiding coöperatie wordt gericht waarbij de leden er gezamenlijk voor zorgen dat ze zoveel inkomsten uit hun werk halen dat het opweegt tegen hun inspanningen.

Ik ben er ook niet op tegen dat die coöperatie in eerste instantie boeken verkoopt tegen lage prijzen en daarna de prijs omhoog schroeft als de schrijver en de coöperatie uit de kosten zijn, waarna luxe-uitgaven kunnen worden gemaakt. Ik vind het wel ongewoon. Niet marktconform. Meestal daalt de prijs als er van iets veel wordt verkocht. Maar vooruit, het is een vrije markt. Probeer het.

Probleem is ondertussen niet dat de Nederlandse kunstwereld niet om kunst geeft. Probleem is dat er onvoldoende Nederlanders in kunst zijn geïnteresseerd. Waarom dat is, vertel ik misschien een volgende keer. Dat de interesse onvoldoende is, kun je Nederlanders kwalijk nemen, maar daar gaat de kachel in het schrijfhuis niet harder van branden.

Wat in het geval van de literatuur zou kunnen helpen, denk ik, is als het lezerspubliek voor literaire boeken aanzienlijk wordt vergroot. De stichting Collectieve Propaganda voor het Nederlandse Boek is er vast voor, net als uitgeverijen en eigenaren van boekenwinkels.

Maar als zelfs zij dat niet voor elkaar krijgen in een land waar de schoolkinderen de afgelopen kwart eeuw steeds slechter leesonderwijs hebben gekregen en tegelijkertijd van alle kanten worden bestookt met zaken die hen van het lezen afhouden, zoals het racen op fatbikes terwijl ze op hun telefoon kijken, en sommige oudere mensen, boomers, veel te lange zinnen schrijven over zaken waar de meeste andere mensen de schouders over ophalen, omdat ze iets heel anders aan hun hoofd hebben, dan zie ik de toekomst somber in.

Ook voor schrijvers die net als Jamal Ouariachi ongevraagd van hun pen proberen te leven.


Marcel van Roosmalen, boegbeeld van de reportage, doet vermoeid in Drenthe

Marcel van Roosmalen in Assen
De bewonderenswaardig getalenteerde Marcel van Roosmalen is niet te benijden. Sinds hij voor 1,6 miljoen euro een huis heeft gekocht in de Amsterdamse buitenwijk Watergraafsmeer, en zijn partner haar inkomen als columnist bij de Volkskrant kwijtraakte, moet hij nog harder werken dan hij al deed. Columns schrijven en voorlezen, in talkshows verschijnen, podcasts opnemen, Gijs Groenteman helpen, commentaar leveren, optredens verzorgen en vast nog meer.

Sinds vorige week heeft hij daarnaast een eigen televisieprogramma, Van Roosmalen op reportage. BBNVARA heeft hem daarvoor gevraagd, vertelde hij in de eerste aflevering, gezeten voor een boekenkast in een hotel te Wormer ‘want we wonen tijdelijk bij mijn schoonmoeder’. Idee achter het programma is dat hij als ‘boegbeeld van de reportage’ duidelijk maakt wat er bij het maken van reportages komt kijken.

Dat zou nodig zijn omdat volgens Van Roosmalen de kijker van reportages op televisie vaak maar tien procent te zien krijgt van wat er in het echt gebeurt, achter de schermen. Negentig procent komt neer op ‘wachten, de reis ernaartoe, het aanspreken van mensen die niet willen praten, het gehang, het gedoe voor je ergens naar binnen mag’. Van Roosmalen op reportage belooft kortom de werkelijkheid.

Reportages schrijven was ooit de corebusiness van Van Roosmalen. Tot er voor dat tijdrovende werk steeds minder werd betaald, omdat ze steeds minder werden gelezen, want lezers hebben moeite hun aandacht ergens bij te houden, ook als een tekst goed geschreven is. Waarna hij zich specialiseerde in het schrijven van columns, die veel korter zijn en waar je niet voor op reis hoeft. Het ging hem zo goed af dat hij populair werd en op televisie mocht verschijnen en er vervolgens in slaagde drie dikke boeken met geschreven reportages, oud spul dus, aan de man te brengen.

De cirkel is rond, zou ik nu kunnen zeggen. Ware het niet dat een geschreven reportage iets anders is dan een reportage voor televisie.

Waar Van Roosmalen voor de eerste aflevering van zijn programma afreisde naar de vakantiebeurs in Utrecht en het Tata Steel Chess Tournament in Wijk aan Zee, viel de keuze voor aflevering twee op Drenthe. Abonnementhouders van NPO Start hebben kunnen zien dat hij een bezoek heeft gebracht aan het Hunebedcentrum in Borger en dat hij daarna bij de Bonte Wever in Assen binnenstapte voor het Dutch Open Darts. Vrijdag 13 september is het te zien op NPO3.

Spoiler alert: tot dusver oogt Van Roosmalen op Reportage als een televisieprogramma waar de hoofdrolspeler zelf heel erg moe van wordt.

Van Roosmalen doet alsof hij met tegenzin zijn werk doet, wekt de indruk dat hij de wereld een gekkenhuis vindt, maar beweert het tegendeel, speelt dat hij als schrijver veel weet van het maken van televisie, bewijst met vragen aan een cameraman zijn ongelijk, suggereert dat hij op reportage is, maar presenteert in werkelijkheid een satirisch mediaprogramma met een iets te laag grapgehalte en geniet er ondertussen van dat hij hiervoor goed betaald wordt.

Dat laatste hoop ik. Vooral voor het gezin Van Roosmalen. Wonen in Amsterdam is niet gratis, en je moet er niet aan denken dat vader en moeder de vaste lasten niet meer kunnen betalen waarna een televisieprogramma wordt gemaakt waarin de familie helemaal naar de rand van de Veluwe of verder moet verhuizen. In werkelijkheid vrees ik dat dit programma geen meerdere seizoenen krijgt.


Kalm aan Eva Jinek, goed voorbeeld doet goed volgen

1 Anne Steenhoff bij Eva Jinek
Eva Jinek is terug als talkshowpresentator bij de publieke omroep. Hoera? Hoera! Ik keek de uitzending van woensdag waarin ze met Bart Lutters sprak over repliek bieden aan hufters in het openbaar vervoer, met Anne Steenhoff over de leescrisis en met leden van de band Di-Rect over hun 25-jarig bestaan.

Lutters kreeg de meeste aandacht, en terecht. Zo vaak komt het niet voor in Nederland dat iemand een homofoob rechtstreeks durft tegen te spreken, via een filmpje van die homofoob viraal gaat en daarna bereid wordt gevonden op televisie zijn verhaal te doen. Negentien minuten duurde het item waarin ook anderen aan het woord kwamen.

Iets minder tijd was ingeruimd door Di-Rect, een rockgroep die pieken en dalen heeft gekend, ook artistiek. Ze wisselden van zanger, bleven daarna bij elkaar en werden nu – door Jinek – de grootste band van Nederland en 'een blik legendarische Hagenezen' genoemd. Zeventien minuten klokte ik, inclusief een afsluitend lied.

Wat opviel aan het gesprek met Di-Rect was de afwisseling tussen euforie en ontspanning. Jinek is een echte vakvrouw, zeg ik anderen na. Ze kan enthousiasmeren en mensen tot hun recht laten komen. Dat ze de band daarnaast ruimte gunde om reclame te maken voor drie optredens in De Kuip volgend jaar doet er niet toe. Iedere artiest die op televisie verschijnt heeft kaartjes te verkopen, met of zonder reünie.

De rust en tijd vielen mij extra op, omdat Jinek het item met Anne Steenhoff er in razend tempo doorheen had gejaagd. Ratata. Hup hup hup. Alsof het kijkcijfermonster met zijn stinkende adem haar achterna zat. Net iets meer dan negen minuten kreeg Steenhoff.

Redactioneel was dat te begrijpen. Over de leescrisis is al zoveel verteld, dat er weinig nieuws aan kan worden toegevoegd. Uitgezonderd een bevlogen leerkracht die tijd zag een boek te schrijven en erin geslaagd is kinderen aan het lezen te krijgen met de boodschap dat een goed voorbeeld goed doet volgen.

Wat Steenhoff tijdens het spervuur aan vragen en de razendsnelle samenvattingen van de gastvrouw duidelijk wist te maken, aan mij althans, is dat het grote probleem van de leescrisis een gebrek aan aandacht is. En dus tijd. Kinderen van nu hebben, net als hun ouders, domweg te weinig minuten tot hun beschikking om zich in een verhaal te verliezen. Ze moeten dit en dat, in steeds hoger tempo. Ze worden voortdurend afgeleid, vooral door de beeldbuisindustrie.

Het advies van Leenders: sla een boek open. Neem de tijd. Doe kalmer aan.

Anders gezegd: laat je niet opjagen of meeslepen door rappe vakvrouwen als Eva Jinek die met groot gemak en plezier de indruk wekken dat alles in hoog tempo te doen is of gedaan moet worden. Weg met de schermen. Ook deze. Minimaal dertig minuten.