Leest ‘De promotie’ van Herman Brusselmans

1 De promotie (2025) Herman Brusselmans
In de week dat Herman Brusselmans zich voor een rechtbank in Gent moest verantwoorden voor een column met de zin ‘Ik word zo woedend dat ik iedere Jood die ik tegenkom met een puntig mes los door de keel wil rammen’ trof ik in onze boekenkast op de redactie in Groningen zijn nieuwste boek aan, De promotie.

Eerste gedachte: het zal toch niet?

Eenmaal thuis zette ik het nieuwsgierig op een lezen. In de novelle maakte ik kennis met Walter Waterschoot, een auteur die al vele romans, essaybundels, toneelstukken, reportages en verzamelde korte verhalen of columns heeft gepubliceerd, maar dit keer een bundel met vijftig verzen wil schrijven.

Dat schrijven kost Walter geen enkele moeite. Hij kwakt zijn gedichten op papier. Een bijpassende titel valt hem in tijdens zijn slaap: Poëzie bij wijze van gedichten. Heel tevreden is hij er niet over, maar het kon slechter. Bovendien is er niemand op de uitgeverij die de gedichten wil lezen. Waar het om draait is de boel zo snel mogelijk gedrukt en aangeprezen te krijgen, zaken buiten de auteur om.

Het omslaan van de pagina’s kostte weinig moeite. Brusselmans hanteert ook in De promotie de soepele stijl die van een lezer nauwelijks inspanning vraagt en misschien wel om die reden van de auteur een beroemdheid heeft gemaakt. Desondanks bleef ik voortdurend op het puntje van mijn stoel zitten. Ik wachtte op het moment dat ‘de zaak’ ter sprake zou komen.

Voor wie het heeft gemist: Brusselmans reageerde in zijn column, in augustus vorig jaar geschreven voor tijdschrift Humo, op de dramatische gebeurtenissen in Gaza. De manier waarop hij dat deed leverde hem naast afkeuring van collega's en anonieme bedreigingen meerdere aanklachten op. Volgens het Joods Informatie en Documentatiecentrum in België (JID) zou hij het antisemitisme salonfähig hebben gemaakt.

De promotie biedt Brusselmans en zijn uitgeverij een uitgelezen mogelijkheid twee vliegen in één klap te slaan, dacht ik al lezend. Klap een: zich literair verweren tegen de aantijgingen en daarmee opkomen voor de vrijheid van meningsuiting. Klap twee: met een nieuwe, gedurfde tekst de aandacht vestigen op zijn kwaliteiten als schrijver en daarmee zijn naam rehabiliteren.

Tussen deze dreunen door vraag ik mij af of het in België is toegestaan jezelf hangende een rechtszaak verdedigen buiten de rechtbank. Mag een schrijver de vrijheid van meningsuiting in praktijk brengen als juridisch wordt betwijfeld of hij die vrijheid heeft overtreden? Of is het beter om tijdens het scheren, stil te blijven zitten. Kijk uit voor een mes bij de keel. Spannende materie die tot de verbeelding spreekt.

Nog nieuwsgieriger las ik verder. Na de laatste bladzijde van De promotie vouwde ik het omslag van de novelle open. Een reclameposter met de tekst ‘14,99. Ieder onverkocht boek is er één te veel’. Zoals vaker bij de boeken van Herman Brusselmans deugde er aan de vormgeving weinig tot niets. Maar wat was ik nu wijzer geworden?

De rechtbank van Gent doet naar verwachting 11 maart uitspraak in de zaak van het Joods Informatie- en Documentatiecentrum.


Suze Sanders signeert 'Draogers van twiefellocht'

1 Suze Sanders signeert
Ter gelegenheid van de Poëzieweek interviewde ik voor Dagblad van het Noorden Suze Sanders over haar nieuwe dichtbundel Draogers van twiefellocht.

Wat is twiefellocht? In het woordenboek van de Drentse taal komt het niet voor. Wie naar de Nederlandse variant zoekt, twijfellicht, grijpt ook in de Van Dale mis. In oude Nederlandstalige teksten, van Cyriel Buysse en Henriëtte Roland Holst, staat het daarentegen wel. Dan wordt het gebruikt voor schemer, voor de overgang van donker naar licht en omgekeerd, en voor een gemoedstoestand.

Sanders gebruikte twiefellocht toen ze in Groningen, de stad waar ze nu vijftig jaar woont, een Drentstalig gedicht schreef over een ervaring die ze had aan de andere kant van de wereld, Nieuw-Zeeland. Onvoldraogen heet het gedicht: ‘Onvoldraogen kwam ik oet het duuster/ zwöm in twiefellocht en op de tast/ toda’k all dudelijker stemmen heurde// en luusterde hoe dit vertrouwd en vrömd/ met zaachte toets mien kleine wereld kleurden/ limdig as een aquarel.’

Meer in de papieren versie van Dagblad van het Noorden, deze week, deo volente. En nu reeds online.


Met zijn allen in stilte lezen, in boekhandel Daan Nijman

1 Stiltelezers Roden
Ook in Nederland komen steeds vaker mensen bij elkaar om in stilte een boek te lezen, in silent bookclubs. Voor Dagblad van het Noorden bezocht ik er een in Roden.

In die plaats nam Femke Liemburg van boekhandel Daan Nijman vorig jaar het initiatief voor de Stiltelezers. Om het lezen te stimuleren uiteraard – zonder zaaien geen oogsten. Maar ook omdat er behoefte aan is. Lezen in gezelschap, zo gaat het verhaal, is prettig. Helemaal als je na afloop met elkaar je leeservaringen deelt.

Ik deed die ervaring op in het hoekje met de zelfhulpboeken. Uit het zicht sloeg ik De allemansvriend van Arjan Visser open waarin een bijna uitgerangeerde journalist annex matig succesvolle romanschrijver zich laat verleiden voor een enorm geldbedrag een interview af te nemen met de bedoeling dat een plek in zijn krant te geven.

Visser schotelde mij een dilemma voor. Het duur betaalde interview kan de journalist de erkenning opleveren die hij nodig heeft om zijn midlifecrisis te boven te komen. Maar het interview kan hem ook in problemen brengen. Met de krant waarvoor hij schrijft bijvoorbeeld. Of met zichzelf. Wat is erger?

‘Keer diep bij jezelf naar binnen en zie: het geluk is er allang’, las ik op bladzijde 176. Is De allemansvriend dan toch een zelfhulpboek? Ineens was het uurtje voorbij. Tijd voor een nagesprek. Lees stilletjes verder in DvhN.


Leest 'Vleugelman', de Bomans-biografie van Gé Vaartjes

Vleugelman. Biografie Bomans Ge Vaartjes
Ik lees voor een bespreking in Dagblad van de het Noorden en een publieksinterview in De Literaire Hemel het boek Vleugelman, oftewel de biografie die Gé Vaartjes heeft geschreven over leven en werk van Godfried Bomans. Dat doe ik al een paar dagen. Vaartjes heeft veel bladzijden tot zijn beschikking gekregen.

Halverwege dacht ik: Bomans is een zak. Hij houdt geen enkele rekening met anderen, doet alleen maar waar hij zelf zin in heeft, hij loopt weg voor zijn verantwoordelijkheden, komt afspraken niet na, hij behandelt zijn vrienden onheus, laat zijn toekomstige vrouw staan, hij liegt en bedriegt. 

Zelf zou hij het woord ‘zak’ nooit gebruikt hebben. De grote stilist en verrassende denker Bomans zou eerder spreken van ‘schuinsmarcheerder’ en dan uitleggen dat dit woord op verschillende manieren kan worden opgevat. Hij zou kiezen voor ‘persoon die uit de pas loopt’ en redeneren dat het goed is als iemand uit de pas loopt, omdat het duidelijk maakt hoe je in de pas kunt lopen.

Over dat liegen zou hij ook een referaat kunnen houden. Hij zou kunnen beweren dat liegen goed is als de werkelijkheid er beter van wordt, als mensen erin willen meegaan en, al was het maar voor een moment, hun alledaagse beslommeringen vergeten en zich prettiger voelen. Liegen als verlossing, zeg maar.

Bomans was een fantast, dat wist ik al lang. Schrijvers varen er wel bij. Niet zelden begon hij een verhaal met de zin ‘Ik heb eens een man gekend’ of ‘Mijn oom Henk heeft meegemaakt’. Onschuldige zinnetjes, maar als ze vaak worden uitgesproken om iets duidelijk te maken, ook serieuze en persoonlijke zaken, dan gaat het de werkelijkheid vertroebelen.

Lezend in Vleugelman betrapte ik mij, zeker in het begin, een paar keer op het idee dat ik niet vertrouwde wat Vaartjes schrijft. Alsof ook de biograaf door zijn onderwerp bij de neus werd genomen. Eenmaal op dreef verdween dat wantrouwen. Vaartjes weet Bomans te ontmaskeren.

Hij doet dat overtuigend. Bijvoorbeeld door over de relatie te schrijven van vader Bomans en zoon Bomans. Wie het prachtige, openhartig bedoelde boekje De man met de witte das heeft gelezen kan denken dat deze relatie ijskoud was. Vaartjes laat zien dat dit niet altijd zo is geweest en misschien zelfs niet zo was.  

Hij voert bijvoorbeeld een schitterende brief op waarin de zoon aan zijn vader schrijft over de twijfel over mogelijke toekomst in een klooster. En later laat hij zien dat de vader wel trots was op de schrijver van Pieter Bas, anders dan de zoon in De man met de zwarte das, het slot van De man met de witte das, heeft geschreven.

Dat ik deze biografie bespreek voor Dagblad van de het Noorden heeft onder meer te maken met een verblijf van Bomans op Rottumeroog. Vaartjes begint zijn boek ermee, en laat het avontuur op het einde terugkomen. Ook dat bestaande beeld – Bomans die zijn eilandverblijf niet aankon – wordt drastisch aangepast.

Nu weer verder lezen.


Denken aan Ellen Warmond, luisteren naar Jan Glas en Martha Heesen in De Literaire Hemel

Ellen Warmond Foto Literatuurmuseum
Ze is al meer dan tien jaar dood, maar niet vergeten. De Literaire Hemel herdenkt vrijdag 10 maart in café De Amer de dichter Ellen Warmond.

Bij de burgerlijke stand stond Warmond ingeschreven als Pietronella Cornelia van Yperen (1930 – 2011). Lezers waardeerde haar voor de manier waarop ze een soms duister wereldbeeld wist om te zetten toegankelijke en ook geestige gedichten over thema’s als vervreemding, leegte, eenzaamheid en angst.

Vorig jaar verscheen een boek over haar leven en werk, Geef niet mee! Daarin wordt verteld over een jeugd in Rotterdam, de verstrekkende gevolgen van de Tweede Wereldoorlog, de gefnuikte ambitie om balletdanseres te worden, prestigieuze literaire prijzen en een bijzondere vriendschap met Simon Carmiggelt.

De poëzie van Warmond is beïnvloed door existentialistische filosofie. Ze debuteerde in 1953 met de bundel Proeftuin. Haar misschien wel bekendste gedicht is Changement de décor en begint aldus: ‘Zodra de dag als een dreigbrief/ in mijn kamer wordt geschoven/ worden de rode zegels van de droom/ door snelle messen zonlicht losgebroken’.

Omdat de schrijver van de biografie, de letterkundige Trudy van Wijk, in 2020 overleed leek het er even op dat Geef niet mee! niet zou verschijnen. Bertram Maurits maakte het boek af. Hij komt in De Amer vertellen over Warmond.

Andere gasten in De Literaire Hemel zijn Martha Heesen en Jan Glas. Heesen publiceerde vorig jaar Grondsoorten, dat een niet met name genoemd Drents gehucht als decor heeft en waarin wordt verteld over de schijnbaar alledaagse beslommering van een aantal bewoners. Heesen is vooral bekend van jeugdboeken, haar naam komt ook voor in de recent verschenen biografie van Hugo Brandt Corstius.

De in Groningen woonachtige Jan Glas is dichter en beeldend kunstenaar. In oktober verscheen Een mooi verhaal, poëziebundel die volgens een gezaghebbend criticus ‘iedereen in huis zou moeten hebben omdat de schijnbaar alledaagse gedichten van Glas de lezer op een wonderbaarlijke manier weten op te beuren, zelfs als die lezer dat helemaal niet nodig denkt te hebben’.

De Literaire Hemel wordt mede mogelijk gemaakt door Dagblad van het Noorden. Aanvang 20.00 uur, vrijdag 10 januari in café De Amer in Amen. Entree: €18,50, inclusief twee consumpties. Muziek: Maarten Koekkoek (piano). Kaartverkoop via www.literairehemel.nl


En nu is er ook nog een Bartje-lied

Ter gelegenheid van de 90ste verjaardag van de roman Bartje van Anne de Vries heeft Arnold Veeman een ‘heus Bartje-lied’ gecomponeerd en opgenomen.

Dat meldt uitgever Personalia, het bedrijf dat het verhaal van Bartje als strip publiceert in Dagblad van het Noorden en Leeuwarder Courant.

Het initiatief voor zowel de strip als het lied is afkomstig van Ahmad Resh. Naast het scenario van de strip, getekend door Anco Dijkman, schreef Resh ook de tekst van het lied.

Zanger en componist Veeman heeft er vervolgens bluesmuziek bij geschreven. “Precies het geluid dat hoort bij een tekst over verlangen, onrecht en verzet,” aldus Veeman die spreekt van een verhalende, emotionele song met een nostalgische ondertoon.


Leest ‘Mordechai’ van Marcel Möring

1 Mordechai Marcel Moring
Misschien om mij gedurende de jaarwisseling van straat te houden stuurde uitgeverij Prometheus een ongecorrigeerd vooruitexemplaar van de nieuwe roman van Marcel Möring. Mordechai heet het boek, de hoofdperspoon, een schrijver op leeftijd, is vernoemd naar iemand uit het Bijbelboek Esther.

Tot voor kort werden de boeken van Möring uitgegeven door De Bezige Bij, een uitgeverij met nogal wat problemen en waarover NRC recent meldde dat het door uitgeversconcern WPG wordt ‘verzelfstandigd’. Eind augustus berichtte Tzum al over de overstap van Möring. Hem was gevraagd het woord ‘neger’ niet te gebruiken in zijn nieuwe roman. Dat weigerde hij, uit principe, ook omdat het wordt gebruikt in een passage die speelt in 1967.

Onderaan bladzijde 137 lees ik erover. De vrouw waar de hoofpersoon seks mee heeft gehad, een actrice, wil niet naar een jazz-concert. Mordechai vermoedt dat ze racistisch is. ‘Zwarte musici, ’zei hij. ‘Wat is het probleem?’ ‘I don’t like the negro’s,’ zei ze, alsof het om een gerecht ging. ‘What about Jews?’ zei hij.

Daarop dreigt ruzie te ontstaan. De actrice vraagt of die ruzie ermee te maken heeft dat ze niet van negers houdt. ‘Nee, Chiara. Daar ga ik geen ruzie om maken. Sommige uitspraken zijn zo stupide dat je er geen ruzie over hoeft te maken.’

Natuurlijk gaat het in Mordechai erover wat het betekent om Jood te zijn. Niet alleen bij Möring gaat het daar meestal om, ook Mordechai Gompertz heeft meerdere romans geschreven waarin het een rol speelt.

Als de roman begint, wordt hij geïnterviewd voor een biografie over zijn leven en werk. Mordechai vliegt de interviewer aan als deze zijn grootvader een pornograaf noemt. Grootvader heeft ooit een paar erotische boeken  gepubliceerd – later lezen we onder welke omstandigheden hij dat heeft gedaan.

Het voorval met journalist leidt tot een mediarel op een moment dat Mordechai wordt genoemd als kanshebber voor de Nobelprijs. ‘Die zou hij allang hebben gekregen als hij niet zoveel over joden en zo weinig over politiek had geschreven’, schrijft Möring.

Ligt schrijven over joden gevoelig? Ik denk het wel. Dat is niet alleen op dit moment zo, nu Benjamin Netanyahu volgens Chaja Polak een Groot en Bijbels Israël probeert te verwezenlijken bovenop de lijken van Palestijnen. Dat is waarschijnlijk altijd al zo geweest.

Zijstapje: Möring laat zijn succesvolle schrijver onder meer op reis gaan naar Bangladesh waar een van zijn boeken in vertaling is verschenen. Na een moeizaam verlopen en vooral verwarrend publieksinterview komt Mordechai erachter dat zijn vertalers het woord Joden hebben vervangen voor Hollanders, omdat Joden non-existent zijn Bangladesh.

Na het mishandelen van de journalist trekt Mordechai Gompertz zich terug in zijn villa in Noordoost-Nederland – ik meen het Drentse dorp De Wijk te herkennen. Daar zet de schrijver het op een denken en begint hij in archieven te spitten. Zo komt een stroom op gang waarbij Möring jeugdherinneringen, familiegeschiedenissen, seksuele affaires, trauma’s, anekdotes, schrijversreizen, meningen, cultuurkritiek en schijnbaar op zich staande verhalen aaneenrijgt.

Hij doet dat op een geweldige manier, in een even geweldige stijl. De postpostmodernist Möring is zo zeer op dreef dat af en toe een paar zwakke plekken in zijn boek opvallen. Dat krijg je ervan als je op de toppen van je kunnen schrijft.

Het verlangen naar de verdwenen grote liefde, Klara, vind ik bijvoorbeeld niet sterk neergezet, eerder dweperig. Daarnaast laat hij Mordechai naar mijn beleving wel erg makkelijk met allerlei vrouwen in en uit bed stappen. Het kunnen de genen van de pornograaf zijn, maar ook de invloed van Mai Spijkers.

In de kern gaat Mordechai, denk ik, over identiteit. Waar komen we vandaan, wie zijn we, hoe zijn we zo geworden en waar moet het heen. Het antwoord van de fatalist Möring op die laatste vraag: nergens. Dat staat weliswaar ook in het Bijbelboek Prediker, maar op zich is er weinig joods aan, al wordt het er wel aanzienlijk tragischer van.

Nu weer verder lezen. Ik heb nog een deel te gaan. Om deel zeven heb ik een paar keer hard moeten lachen, onder meer toen het over Bob Dylan als verkeerde Nobelprijswinnaar ging en opdringerige journalisten de naam van de nieuwe Nobelprijskandidaat niet bleken te kennen. ‘Kun je voorstellen dat ze een voetballer interviewen en zijn naam niet kennen? Of een zanger? Maar naar een schrijver sturen ze de eerste de beste gecoiffeerde sukkel met twee jaar blindegeleidehondenschool.’

Mordechai ligt vanaf dinsdag in de winkel. 


Met Wouter Mensink in De Literaire Hemel op zoek naar nieuwe verhalen over het platteland

1 De Literaire Hemel December 2024
De kloof tussen stad en platteland – er wordt veel over gesproken, maar ‘m dichten is iets anders. Filosoof Wouter Mensink probeert het.

Vrijdag 13 december is Mensink te gast in De Literaire Hemel in Amen waar hij wordt geïnterviewd over Hoe we uit het dorp vertrokken. In dat boek schrijft de voormalig onderzoeker bij het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) onder meer over de noodzaak van nieuwe verhalen over het platteland.

Nu wordt het perspectief vooral vanuit de stad scherp gesteld, schrijft de in conflictbemiddeling gespecialiseerde Mensink. Met alle gevolgen van dien. In de heersende opinie, die veelal in de Randstad wordt bepaald, moet alles blijven zoals het misschien ooit was en zoals we het graag zien.

In hoeverre komt stedelijk wensdenken overeen met de geschiedenis en de werkelijkheid van het platteland? Is het dorp niet veel moderner en flexibeler dan wordt gedacht?

Mensink woont in Amsterdam. Daar staat tegenover dat zijn familie uit Overijssel afkomstig is, dat hij zelf in Zwolle werd geboren en in Beekbergen opgroeide. Veel mensen wonen tegenwoordig in steden, schrijft hij in zijn boek. Wie in zijn persoonlijke verleden spit, stuit al snel op wortels in het platteland.

Zoals gebruikelijk schuiven in De Literaire Hemel nog twee andere gasten aan. Lodewijk Verduin komt vertellen over Jeroen Brouwers (1940-2022), van wie recent een briefwisseling met uitgever Geert van Oorschot is verschenen. Verduin is overigens ook biograaf van Nanne Tepper, wiens werk wordt aangehaald in Hoe we uit het dorp vertrokken.

Derde gast in café De Amer is Thomas Heerma van Voss. Centrale figuur in zijn recent verschenen roman Het archief is de jonge Pierre die zich aanvankelijk vol overgave stort op een baantje als redacteur ongevraagde kopij bij een literair tijdschrift. Hij probeert zich daarvan los te maken als zijn vader ziek wordt en het besef indaalt dat een nieuw tijdperk aanstaande is.

De Literaire Hemel wordt mede mogelijk gemaakt door Dagblad van het Noorden. Aanvang 20.00 uur, vrijdag 13 december in café De Amer in Amen. Entree: €18,50, inclusief twee consumpties. Kaartverkoop via www.literairehemel.nl


Een heerlijk avondje met Tommy Wieringa in Grolloo, het dorp van Johan Derksen

1 Tommy Wieringa signeert in Grolloo
In de feestzaal van café Hofsteenge te Grolloo interviewde ik Tommy Wieringa. Aanleiding: de campagne Nederland Leest waarin dit jaar de roman Joe Speedboot centraal staat.

Wieringa was mede dankzij een chauffeur die hem gedurende de campagne door het land vervoert mooi op tijd voor een hernieuwde kennismaking vooraf – we zagen elkaar twee keer eerder. Mijn gezicht was hij niet vergeten, toch hield hij mij aanvankelijk voor een boekhandelaar. Een nieuw toekomstperspectief gloorde.

Het interview daarna verliep soepel, vooral dankzij Wieringa's bereidwilligheid om antwoord te geven op mijn soms brutale en ogenschijnlijk niet ter zake doende vragen. Hij ‘leverde’ zoals dat in bepaalde mediakringen heet.

Het gesprek ging voor de liefhebber onder meer over stijl en compositie. Ik opperde dat Wieringa als schrijver over een herkenbare stijl beschikt, waarin een vleugje pathos ligt opgesloten. Daar keek hij van op. Ik vroeg hem ook waar hij als schrijver meer tevreden mee is, met zijn stilistisch vermogen of zijn vermogen tot compositie. Daar keek hij nog vreemder van op.

Ik wierp hem voor de voeten dat het einde van Joe Speedboot best anders had gekund, bijvoorbeeld door Joe niet te laten terugkeren van zijn shovel-avontuur in Afrika. Dat had de lezer het slot gescheeld waarin P.J. een hoer wordt genoemd.

“Het had niet anders gekund dan zo. Het maakt het verhaal zoals het hoort”, antwoordde hij. “Ik had ergens gelezen over een Kroatische huwelijkspartij waarbij iemand uit vreugde een geweer afschiet waarna een vliegtuig naar beneden komt. Dat heeft mij aangezet tot dit slot. Nee, dit einde is echt heel goed.”

Nadat Wieringa het mogelijk overbodige slot van Joe Speedboot had voorgelezen in de feestzaal van café Hofsteenge concludeerde ik dat hij het leuk vindt om schrijver te zijn. Je straalt het uit, merkte ik op. Een beetje Harry Mulisch-achtig noemde ik het. De zaal reageerde licht geschokt. Wieringa zelf was verrast: “O, ja?”

Ja, zei ik, toevoegend dat Harry Mulisch een groot schrijver was, die in media soms werd weggezet, waardoor het beeld vertroebeld is geraakt. Als ik Mulisch zag, dan dacht ik: Dit is echt een schrijver. Dat denk ik ook bij jou, zei ik tegen Tommy Wieringa. En bij Ilja Leonard Pfeijffer denk ik dat ook.

“Maar die is twee schrijvers”, reageerde Wieringa. Iedereen lachen.

Ben je thuis ook zo, of is dat imago, vroeg ik. “Natuurlijk”, antwoordde Wieringa. “Ik hou heel erg van schrijven. Ik heb nooit iets anders gewild dan schrijver zijn. Ik vind het een fantastisch bestaan. Het is te gek om dingen te verzinnen die er niet waren en er daarna wel zijn en als je geluk hebt resoneren in het hoofd van een ander.”

Hij vertelde dat hij wordt geleid door zoekgedrag. ,,Een schrijver probeert de hele tijd iets nieuws te maken. Elk boek is anders. Ik zou repetitie heel vervelend vinden. Ik wil mezelf niet vervelen en de lezer net zomin. Ik zoek. En steeds weer komt er iets nieuws. Als ik doodga heb ik een volstrekt vervuld bestaan gehad. Alleen maar taal. Een alfabet.”

We kwamen te spreken over autobiografisch schrijven. De eerste twee romans van Wieringa waren nog min of meer autobiografisch. Wat volgde is weliswaar ontleend aan wat hij ziet, denkt en tegenkomt, maar is geen zelfonderzoek. Daarin verschilt hij van veel Nederlandse schrijvers.  

Protect Ukraine“Ik ben aan mijzelf ontsnapt”, reageerde Wieringa. Hij pakte zijn laatste boek erbij, Konvooi, en begon een verduidelijkende passage voor te lezen. Later, thuis, zag ik dat het bladzijde 71 en 72 waren, eindigend met de zin ‘Zo ziet een ontsnapping eruit.’

Het gesprek ging verder, maar uiteindelijk zorgden vragen uit het publiek voor een natuurlijk einde zodat de boekhandelaar in mij kon wijzen op de verkoop door boekhandel Daan Nijman en de mogelijkheid tot signeren.

Terwijl iedereen de benen begon te strekken en zich een rij vormde, iedereen wilde een boek, iedereen wilde een handtekening, schoot mij nog een vraag te binnen. Los van de microfoon vroeg ik waarom hij laatst bij Johan Derksen, René van der Gijp en Wilfred Genee in Vandaag Inside was gaan zitten.

“Ik word al jaren afgezeken door die man die hier woont. Nu was hij poeslief. Het was zowaar een redelijke uitzending”, reageerde Wieringa scherp. “Ik heb daar goeie dingen kunnen zeggen over de Btw-verhoging. Er zit daar een publiek dat je anders nooit bereikt. Je predikt altijd voor eigen parochie. Ik ben dat zo beu. Je moet met iedereen praten.”

Op 27 november bezoekt Tommy Wieringa ter gelegenheid van Nederland Leest de bibliotheek van Diever.