Bas Jan Ader kon ook schilderen, en allesbehalve slecht blijkt in de Hamburger Kunsthalle

Zonder titel (1961) Bas Jan Ader
Namens Dagblad van het Noorden bezocht ik de Hamburger Kunsthalle alwaar een grote tentoonstelling is te zien over leven en werk van Bas Jan Ader. Weer thuis schreef ik er een artikel over dat vandaag op papier en online staat en aldus begint:

‘We liepen in Emmen door de Hoofdstraat toen opeens een jongen kwam aanrennen. Vlak voor een hekje maakte hij een sprong om zich daarna ruggelings in een bosje te laten vallen. Iemand riep: ‘Hij wordt gefilmd.’ Even verderop hield inderdaad een andere jongen een smartphone in de lucht. Toen onze verbazing was gezakt, was het duo verdwenen.

Waarom halen mensen een dergelijke stunts uit? Welke gedachte schuilt daar achter? Zou het voor iets op sociale media zijn dat volgers en roem moet opleveren?

Bas Jan Ader liet zich in 1970 van het dak van zijn huis bij Los Angeles vallen. Een jaar later fietste hij in Amsterdam een gracht in. Daarna probeerde hij zich op een winderig straatje in Westkapelle tevergeefs staande te houden. Nog weer later probeerde hij, eveneens in Westkapelle, zo lang mogelijk aan de tak van boom boven water te hangen. Twee minuten hield hij het vol.’

Uiteraard gaat het daarna over het conceptuele werk waarmee Ader in – laten we wel wezen: relatief – kleine kring wereldberoemd is geworden. Maar ook gaat het over een minder bekende kant. Ader begon zoals veel kunstenaars op papier en doek. Daar was hij zelf niet heel tevreden over, en dat is onterecht.

Bijzonder aan de tentoonstelling in Hamburg is onder meer een Groninger landschap dat hij schilderde in 1961, toen hij voor even terug was in Drieborg en in de omgeving landarbeid verrichtte. Het schilderij dat daar uit voort is gekomen liet hij achter in Groningen, want niet goed genoeg, en hing jarenlang op de studentenkamer van broer Erik Ader.


Misleid door een kinderwagen van Andreas Slominski

1 Vogelval 2001 Andreas Slominski
Tijdens Moederdag, afgelopen zondag, was ik niet op bezoek bij mijn moeder, maar vanwege het werk in de Hamburger Kunsthalle. Toen dat werk gedaan was, of althans een belangrijk deel ervan, het schrijven moet nog, ik begin morgen, besloot ik de vaste collectie te bekijken. Als je dan toch in Hamburg bent…

In een van de vele zalen richtte mijn blik zich eerst op schilderijen uit de serie S. mit Kind uit 1995 van Gerhard Richter. Ik heb een zwak voor Richter, helemaal sinds ik jaren geleden een documentaire over hem zag waarin hij zwijgend met opvallend grove middelen aan het werk is in zijn atelier. Wat ik nu zag was teder en verfijnd.

Daarna werd mijn aandacht getrokken door een man in de zaal die een te kleine kinderwagen inspecteerde; later bleek dat de wagen was gemaakt door Andreas Slominski. Zelf had ik het ding van Slominski ook wel gezien, maar in mijn permanente haast en karakteristieke neiging tot oppervlakkigheid had ik verzuimd een blik ín de wagen te werpen.

De zeldzaam grondige manier waarop de man de kinderwagen bekeek, deed vermoeden dat ik het kunstwerk daarmee tekort had gedaan. En inderdaad, toen ik ging kijken wat er zo bijzonder aan was, ontdekte ik dat de wagen zaad bevatte. Het begin van een kind. Maar waar was de moeder?

Uiteindelijk kwam ik erachter dat het helemaal niet om een kinderwagen ging, maar om een door Slominski vermomde vogelval. De kunstwereld is een wonderlijke wereld vol misleiding.


Kunstenaarscollectief Souza en het maatschappelijk debat over gif in Drenthe

1 40 jaar Souza Grote Kerk Emmen
In de Grote Kerk in Emmen is afgelopen zaterdag Licht op Souza geopend, een tentoonstelling ter viering van het 40-jarig bestaan van kunstenaarscollectief Souza. Veertien kunstenaars laten werk zien, vrijwel allemaal schilderijen.

Ik zou over het belang van Souza voor de vrijetijdsbesteding in het algemeen en de kunsthistorie in het bijzonder een essay kunnen schrijven, maar wil niemands tijd verknoeien. In plaats daarvan kies ik ervoor aandacht te vragen voor het quasi-realistische werk Grenzeloos van Marion Mencke. Vooral omdat het werk inhaakt op de actualiteit en een bijdrage levert aan het maatschappelijk debat.

Terwijl de titel mij raadselachtig voorkomt, lijkt Grenzeloos geïnspireerd op de discussie over het gebruik van gif – ook wel  gewasbeschermingsmiddelen genoemd – voor de teelt van lelies en tulpen in de buurt van Natura 2000-gebieden.

1 Grenzeloos Marion Mencke
Dat het gebruik van gif een problematische zaak is, ook als het gewasbescherming wordt genoemd, is evident. Telers beweren bijvoorbeeld dat het noodzakelijk is, ook voor de economie die alles 'draaiende' houdt. Critici beweren daarentegen dat het tot aantoonbare gezondheidsklachten en een afname van de biodiversiteit leidt.

Hoe dan ook, het zorgt voor verhitte discussies tussen burgers en telers. En dat is nu precies wat Marion Mencke heeft willen  aankaarten, denk ik. Kunst kijken is interpreteren, zeker als je de kunstenaar niet hebt gesproken.  

Ondertussen probeert het provinciebestuur van Drenthe, waar de Boer Burger Beweging de grootste politieke partij is, dit 'conflict' in goede banen te leiden. Daartoe is in Assen, zo lees ik hier, een bollenplan opgesteld met maatregelen die moeten zorgen voor (a) minder milieubelasting en (b) minder juridische procedures tussen voor- en tegenstanders.

Op 24 mei wordt vanuit Assen een Mars tegen het gif gehouden. De tentoonstelling ‘Licht op Souza’ is tot en met 28 juni te zien.


Een landmijnenjager aangetroffen bij Diep in Villa Lindenhof in Emmen

Mine Kafon Massoud Hassani
In Villa Lindenhof, het tijdelijke onderkomen van Diep, de voortzetting van het Centrum Beeldende Kunst in Emmen (CBK), is eindelijk weer een tentoonstelling te zien. Titel is Hier kom ik weg.

De tentoonstelling laat werk zien van kunstenaars die zich linksom of rechtsom laten inspireren door hun geboortegrond en of -land. Onderliggende vraag is hoe afkomst doorwerkt in wie je bent en wat je doet. Voor Dagblad van het Noorden interviewde ik vier kunstenaars. Zie ook hier.

Graag had ik ook de maker gesproken van een zeer in het oog springend werk op de tentoonstelling: Mine Kafon van Massoud Hassani – maar hij was niet aanwezig. Jammer, maar misschien ook wel begrijpelijk. Hassani is vermoedelijk te druk voor een de opening van een kleine tentoonstelling aan deze kant van het land.

Zijn bijdrage komt neer op het afstaan van een grote bal van plastic en bamboe die, voortgedreven door de wind, landmijnen kan ruimen. Hassani ontwierp het object samen met zijn broer op basis van hun ervaringen als kind in Afghanistan en ontwikkelde het zo'n vijftien jaar geleden verder tijdens een studie aan de Design Academie in Eindhoven.

Het ding won een reeks internationale prijzen en kreeg ook een plek in het Museum voor Modern Art in New York. De ontvangst van de mijnenruimer inspireerde de broers tot het ontwerpen van andere oplossingen die kunnen helpen om landmijn te ruimen, zoals met een onbemand detectiesysteem in de lucht.

Volgens de samenstellers van Hier kom ik weg telt de wereld 110 miljoen landmijnen. Officiële cijfers zijn er niet. Mijnenleggers zijn slechte boekhouders. Jaarlijks veroorzaken ze vele duizenden slachtoffers.


Op bezoek bij De Toyisten in Zuidlaren

1 Toyisten Clamaoing en Dejo in ZuidlarenBericht van Luit de Jong, in kunstkringen bekend als Dejo. ‘Ik heb een fantastisch en bijzonder verhaal’, schrijft de man die dik dertig jaar geleden aan de wieg stond van kunstweging De Toyisten.

Op naar Zuidlaren. Waar Dejo in de Toyisten-studio opgetogen vertelt over een lezing die hij september vorig jaar mocht geven aan studenten en ondernemers in Beijing, hoofdstad van de Volksrepubliek China.

,,Het technisch vernuft daar, ongelofelijk”, begint hij. ,,Twee uur heb ik gesproken over het Toyisme. Ter plekke werd alles wat ik vertelde direct met kunstmatige intelligentie vertaald op schermen. Echt China. Geen gezooi dat een presentatie niet werkt. Ze zijn daar een heel stuk verder dan hier.”

Na afloop stapt een man op hem af. Hij stelt zich voor als Li Guangming, oprichter, ontwerper en directeur van het Sunshine International Art Museum in Beijing. ,,Hij had via-via van ons gehoord, we hebben vaker dingen gedaan in China. ‘Ik wil meer Toyisme’, zei hij. Nou, oké. Dus maakten we een afspraak.”

Lees verder op de website van Dagblad van het Noorden.


Na het zien van ‘Nachtreis’ van Hans Op De Beeck

2 My bed a raft  the room the sea (2019) Hans Op De Beeck
Ik ben liefhebber van de kunst van Hans Op De Beeck. Hoe dat zo gekomen is, weet ik niet precies. Vermoedelijk na het zien van maquette in een hoekje van wat toen nog het Haags Gemeentemuseum heette. Maar het kan ook na het zien van een film van zijn hand zijn geweest toen de manifestatie Into Nature in 2017 het Holtingerveld aandeed.

1 Vanitas XL (2021) Hans op De Beeck
Afgelopen zaterdag, bezocht ik Nachtreis, een groot overzicht van Op De Beeck in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen (KMSKA). Ik citeer hieronder uit het publieksboekje bij de tentoonstelling:

‘Hans op de Beeck (1969) neemt je in Nachtreis mee op een bijzondere wandeling door een verlaten mysterieus landschap. Zijn monochroom grijze sculpturen lijken met as bedekt. Ze zijn bevroren in de tijd. De werken nodigen uit om stil te staan bij het leven, bij de vele gezichten van schoonheid en ontroering van het alledaagse, onbewaakte moment.

Maar er is meer. Achter de serene schoonheid schuilt een raadselachtige en duistere sfeer van een nakende ontsporing. De verstilde beelden van personages, stillevens en objecten, dieren en architectuur nodigen uit om verder te kijken dan de oppervlakte, om je onderbewuste te verkennen en om troost te vinden.’

3 Zhai Liza (2024) Hans Op De Beeck
Troost vinden makkelijker is gezegd dan gedaan. Veel beelden gaan, volgens mij, door het as-effect en de verstilling over De Dood. Hoe de marketingafdeling zijn best ook doet het anders voor te stellen, de tentoonstellingstitel spreekt weer eens boekdelen. Op De Beeck is een kunstenaar die nadrukkelijk voortborduurt op de Romantische traditie.

De kwaliteit van het werk zit in een niet-intellectuele kunstbenadering. Wat mij daarnaast aanspreekt is dat zijn beelden en taferelen appelleren aan kijkdozen, illustraties uit sprookjesboeken van honderd jaar geleden en analoge animatiefilms. Kortom, in vormen van kunst die op kinderen een dusdanig grote indruk maken die daarna nauwelijks meer overtroffen wordt.

Nachtreis is nog tot en met 17 augustus te zien in het KMSK te Antwerpen.


Meekijken met de takken van Han van Hagen in Museum Belvédère

Takkenhoogte Han van Hagen
Uitgeverij Noordboek attendeerde mij op de tentoonstelling  bij het gelijknamige boek Takkenhoogte van Han van Hagen in Museum Belvédère in Oranjewoud. Omdat daar ook een tentoonstelling is te zien met werk van Jan Mankes, ik schreef er eerder over, reisde ik af naar Friesland. De omgeving van Heerenveen is niet de meeste fraaie ter wereld, maar die van Belvédère, de naam zegt het al, is mooi.

Aangekomen in het museum, waar het druk was, bleek Takkenhoogte op het eerste gezicht veel van hetzelfde te omvatten. Van Hagen had een muur behangen met etsen van een groepje vlieren, ook wel bekend als de Sambucus nigra, maar dan zo dat elke ets met een andere techniek en andere inkt en verf op steeds ander papier was gedrukt. Maar ook op andere plekken hingen zijn vlieretsen.

In een hoekje dat door de mensen van het museum ‘kabinet’ wordt genoemd ontdekte ik reproducties van etsen van Hercules Segers (1589 – 1638), een inspiratiebron van Van Hagen. Bij de naam Segers moest ik denken aan wat M. Vasalis over zijn werk had geschreven. Thuis zocht ik het op, zodat ik hieronder een deel kan citeren:

‘De bijna overduidelijke, barre landschappen,/ die kronkelend  in het niet verdwijnen, / de bomen die geknakt zijn, of de gave/ met blaadren, die nauwkeurig zijn geteeld.’(...) Hier is ’t lot geland, de doelgericht willekeur/ en wat gebeurd is is voorgoed gebeurd, de tijd/ staat stil tussen het leven en de dood.’

Kijken naar etsen vraagt veel concentratie en verbeeldingskracht. Mede om die reden besloot ik Takkenhoogte een tweede blik te gunnen. Daarmee klaar zag ik een tekst hangen waarop Van Hagen vertelde dat hij voor zijn boek 35 mensen had uitgenodigd een tekst of een gedicht te schrijven bij een prent naar keuze.

Mij bekende namen waren op de uitnodiging ingegaan: Harry Tupan, Siemen Dijkstra, Hannah van Binsbergen, Arnon Grunberg, Ria Westerhuis, Siegfried Woldhek, Gerbrand Bakker. Laatstgenoemde haalde in zijn bijdrage herinneringen op aan een droge sloot die ooit als speelterrein had gediend en waar eens zijn vader in was gevallen toen het hem in de rug was geschoten bij het onkruid wieden.

Goed voorbeeld doet goed volgen. Ineens zag ik een kier naar een verdwenen wereld. Als kind gebruikte ik dikke takken van de vlier om een proppenschieter te maken waarmee ik de buren te lijf ging.

Van Hagen vroeg om meer teksten. Zijn project van meekijken wil hij een vervolg geven door bezoekers van de tentoonstelling uit te nodigen te reageren op een prent naar keuze. ‘Heb je tussen alle gepresenteerde prenten een exemplaar gevonden dat je aanspreekt of waarin jouw persoonlijke verhaal verborgen gaat, fotografeer deze dan, schrijf je verhaal en mail deze beide aan mij: [email protected].

De tentoonstelling Takkenhoogte van Han van Hagen is te zien tot en met 22 juni te zien in Museum Belvédère in Oranjewoud. 


Bezocht de tentoonstelling ‘Gen F.’ in het Drents Museum

1 Bezoekers aan de tentoonstelling Gen F in het Drents Museum
In het Drents Museum heeft het goud van Dacia plaatsgemaakt voor figuratieve schilderkunst. Ik bezocht de tentoonstelling Gen F. Wel zo veilig.

Er is veel goed aan Gen F., maar wat ik hier speciaal wil noemen zijn de tentoonstellingsteksten. Bij ieder kunstwerk is een citaat van de verantwoordelijke kunstenaar opgehangen. Tezamen vertellen ze het verhaal van een kunstopvatting die na de Tweede Wereldoorlog bij critici uit de gratie raakte omdat het een traditie voortzette in plaats van ermee te breken.

Later wist de opvatting alsnog aan waardering te winnen. In Noord-Nederland gebeurde dat aan academie Minerva in Groningen, waar de abstracte en conceptuele kunst pas later werd omarmd. Het gebeurde ook in het Drents Museum in Assen dat de figuratieve kunst tot een van de speerpunten maakte, naast kunst en kunstnijverheid rond 1900 en de archeologie.

1 Wandelend in Bommerig (1996) Nicolaas Wijnberg
Bij een schilderij van Nicolaas Wijnberg las ik dit: ‘Ik ontdekte dat ik een echte volksjongen ben. Ineens vond ik dat veel, zo niet alles van mijn dwarse karakter daardoor wordt verhelderd. Alsof ik daarom niet mee wil doen aan het vaak bekakte kunstwereldje en het kritische volk. Het verklaart ook iets van mijn keuze voor het leesbare en het figuratieve, en als ik leesbaar zeg bedoel ik bijna altijd leesbaar voor gewone mensen.’

Voor een psycholoog ligt er veel besloten in het citaat van Wijnberg. Dat deze kunstenaar zich vermoedelijk lange tijd buitengesloten heeft gevoeld en zich om die reden van de gevestigde orde heeft afgekeerd om op late leeftijd aansluiting te zoeken bij het brede publiek. Ik sla maar een slag. Wijnberg is inmiddels overleden en zal mij niet tegenspreken. De gewone mensen heb ik overigens nooit over hem gehoord.

1 Drie werken van Ger Siks tentoonstelling Gen F. Drents Museum

Op de plek waar tot eind januari in het Drents Museum de beroemde geworden helm van Coțofenești kon worden bewonderd hangen nu kleurpotloodtekeningen van Ger Siks (1942 – 2023).

Siks was een opmerkelijk figuur. Ik interviewde hem in 2012 ter gelegenheid van een solotentoonstelling met zijn werk, ook in Assen, en liet mij toen van alles op de mouw spelden. Dat hij allerlei vuile klusjes had opgeknapt om oorlogsmisdadigers te pakken te krijgen bijvoorbeeld, en dat hij binnenkort zou overlijden aan leverkanker. Het leverde een mooi verhaal met een vreemde nasmaak op.

Ook van Siks een citaat:

‘Luister niet al te veel naar zelfbenoemde kenners. Uiteindelijk is er toch maar één die echt een eerlijk eindoordeel over je werk kan vellen en dat ben je zelf. Dat oordeel kan soms wel eens smerig tegenvallen en had heb je een katterige dag. Soms valt het mee en dan beleef je even een moment van euforie, maar naar welke kant het dubbeltje ook valt, het maakt eigenlijk niet uit. In beide gevallen moet je de volgende dag toch weer gewoon aan het werk.’


Een stamboekopinie over Jan Mankes in de Leeuwarder Courant

Ouderlijk huis en tuin (1914) Museum More
In Museum Arnhem en Museum Belvédère in Oranjewoud is gelijktijdig een tentoonstelling te zien met werk van de schilder Jan Mankes (1889 – 1920). Verschillende media hebben er reeds over bericht. Zie ook hier, bij Nieuwsuur. Of hier, bij Dagblad van het Noorden.

In Museum Arnhem gaat de aandacht uit naar de thematiek en techniek van Mankes. Ook is te zien hoe tijdgenoten en hedendaagse kunstenaars ‘rust zoeken in de onrustige wereld om zich heen’. In Museum Belvédère ligt de nadruk meer op werk dat Mankes maakte toen hij in Friesland verbleef.

Journalist Wietske Koen van de Leeuwarder Courant bezocht de tentoonstelling in Oranjewoud en schreef vervolgens een stuk voor de opiniepagina's van haar krant. Daar doet ze een beroep op de musea die Friese werken van Mankes in eigendom of bruikleen hebben de schilderijen terug te geven aan de omgeving waar ze volgens Koen horen. ‘Jan Mankes moat thúskomme’.

Waar was Jan Mankes thuis? Zijn levensloop voerde hem vanuit zijn geboorteplaats Meppel (Dr) in 1904 naar Delft (Zh), in 1909 naar Het Meer (Frl), in 1915 naar Den Haag (Zh) en 1916 naar Eerbeek (Gld) waar hij in 1920 is gestorven. Hij heeft meer buiten Friesland dan in Friesland gewoond.

Met haar oproep haakt Koen aan bij een legitimatie die het Rijksmuseum in Den Haag gebruikt om geldschieters zover te krijgen de beurs te trekken als er een must have op de markt komt: Rembrandt komt thuis. Maar ze haakt vooral aan bij de ontwikkeling dat sommige landen bij andere landen een claim neer leggen om (vermeend) geroofde kunst terug te krijgen. De kunst van Mankes is voor zover bekend niet geroofd, maar verkocht – dat mag ik althans hopen voor de familie van de maker.

Dan de vraag aan wie of wat de werken moeten worden teruggegeven. Directeur Han Steenbruggen van het in 2004 geopende Museum Belvédère, niet ver van de plek waar Mankes zes van zijn dertig levensjaren woonde, zal er geen nee tegen zeggen. Behalve als het betekent dat hij op zijn beurt kunst moet afstaan die buiten zijn regio is gemaakt, zoals die van kunstenaars die lid waren van De Ploeg uit Groningen.

Het wordt nog doller als de gedachtegang van Koen wordt toegepast op het oeuvre van de schilders die ooit Italië hebben bezocht om het vak onder de knie te krijgen en er vervolgens elders een beroep van te maken. Of kunstenaars die in de negentiende of twintigste eeuw naar Frankrijk trokken. Het grootste deel van het werk van Vincent van Gogh hangt nu in Amsterdam en Otterlo, plaatsen waar hij nooit thuis is geweest, als hij al ooit ergens thuis is geweest.

In het geval van Mankes, is het even ingewikkeld als vergezocht. Zijn – tijdelijke – ouderlijk huis en de bijbehorende tuin is inmiddels verdwenen, afgebroken in 1931 en daarna omgespit. De buurtschap waar het huis stond, is daarna opgeslokt door Heerenveen.

Thuis bestaat niet meer. We moeten het doen met een schilderij dat ooit is gekocht door Herman Melchers, stichter van Museum More in Gorssel. Tot en met 22 juni te zien in Oranjewoud.


Mick van Wely als kunstkenner, Henk Helmantel als Rembrandt

Goudhaantje (1980) Henk Helmantel
Onder de nogal lange kop ‘Opnieuw schilderij ‘Rembrandt van het Noorden’ Henk Helmantel geroofd: ‘Goudhaantje uit kasteel in Leer gepikt’ berichtte Dagblad van het Noorden zaterdag op zijn website over de diefstal van een schilderij eind december. Auteur van het stuk, dat is overgenomen van De Telegraaf, is misdaadverslaggever Mick van Wely.

Ik heb bewondering voor Van Wely, die al jaren met verstand van zaken en gevaar voor eigen leven schrijft en vertelt over wat wettelijk verboden is. Ik ken hem persoonlijk uit de tijd dat hij nog voor Dagblad van het Noorden in Groningen werkte en moet altijd glimlachen als ik hem weer eens op televisie zie. Tijdens onze redactievergaderingen kwam hij minder overtuigend voor de dag.

Dat ik hier over hem schrijf heeft te maken met de vergelijking Henk Helmantel als Rembrandt van het Noorden. ‘Zo wordt de 79 jarige meester genoemd’, schrijft Van Wely in zijn stuk over de gedupeerde kunstschilder uit Westeremden. Is dat wel zo? Door wie?

Wie de woordgroep invoert in De krant van het toen, het digitale archief van zowel Dagblad van het Noorden (sinds 2002) als Leeuwarder Courant (sinds 1752) komt de uitdrukking een keer tegen, in combinatie met de Groningse paardenschilder Otto Eerelman (1839 – 1926). Daarbij moet worden opgemerkt dat De krant van het toen nogal onzorgvuldig omspringt met zoekvragen.

Voer je de woordgroep in bij Google dan wordt wel een aantal keer de combinatie Rembrandt en Helmantel gemaakt, met name in stukken van Van Wely over de roof in Duitsland. En in een artikel over een uitzending van Andere tijden waarin aandacht wordt besteed aan een eerdere roof van kunst van Helmantel. Maar ook Jopie Huisman wordt de 'Rembrandt van het Noorden' genoemd, in een bericht van Tripavisor dat reclame maakt voor het Jopie Huisman Museum.

Hoewel ik mij niet wil opwerpen als groot kunstkenner, ben ik van mening dat de vergelijking tussen Rembrandt en Helmantel niet opgaat. Het is waar dat Helmantel een schildertechniek beheerst die teruggrijpt op de tijd dat Rembrandt schilderde, de zeventiende eeuw. Maar wat Rembrandt met die techniek deed, was iets anders. Hij schilderde mensen, en was daar heel goed in.

Het Joodse Bruidje (ca 1665) Rembrandt Harmensz van Rijn

Helmantel schildert nu juist geen mensen. Wat hij veel doet is stillevens maken en kerkinterieurs, op een manier die andere schilderkunst in herinnering roept. Daarmee is hij een van de bekendste nog levende Nederlandse schilders geworden, wat iets anders is dan wat Van Wely schrijft: ‘de bekendste nog levende Nederlandse schilder’.

Kerkinterieur Loppersum (1971) Henk Helmantel

Als ik een schilderij van Helmantel zie, zoals het kerkinterieur van Loppersum hierboven, moet ik vooral aan Pieter Jansz Saenredam (1597 – 1665) denken, een tijdgenoot van Rembrandt (1606 – 1669). Saenredam, zie zijn interieur hieronder, is bekend om ‘verfijnde tekeningen en schilderijen van het interieur van kerken, waarin het lijnperspectief prachtig tot uiting komt’.

Kerkinterieur Pieter Jansz Saenredam
Beter was dus geweest dat Van Wely naar diens naam had verwezen: ‘Opnieuw schilderij ‘Saenredam van het Noorden’ Henk Helmantel geroofd’.

Maar ja, dat maakt een kop er niet aantrekkelijk op voor het grote publiek dat nog geen Rembrandt van een Mondriaan kan onderscheiden. Ik zie het al voor me, een eindredacteur die bij Van Wely gaat vragen wie hij in hemelsnaam bedoeld met Saenredam. Snauwend: ‘Zeg Van Wely, met stukjes over obscure kunstjongens verkopen wij van Mediahuis Nederland geen abonnementen’.

Nu wil het ingewikkelde geval dat er geen stilleven of kerkinterieur is geroofd, maar een zeldzaam schilderijtje waarop Helmantel een dood vogeltje heeft geschilderd. Volgens Eric Bos, die wel kunstkenner is, is Helmantel niet zo heel goed in het schilderen van dergelijke thema’s. Ik herinner mij een stuk waarin Bos de kijker erop heeft gewezen dat Helmantel ook geen eieren kan schilderen.

Puttertje (1654) Carel Fabritius
Het uit Leer gestolen vogeltje is in mijn ogen goed gelukt. Zelfs zo goed dat het de vraag oproept welke schilder uit de zeventiende eeuw dat ook kon. Bij gebrek aan ander vergelijkingsmateriaal schiet mij de naam Carel Fabritius (1622 – 1654) te binnen, schilder van ’t Puttertje uit 1654. Hoewel ’t Puttertje een afbeelding is van een levend vogeltje had Van Wely dus ook kunnen kiezen voor de kop ‘Opnieuw schilderij ‘Fabritius van het Noorden’ Henk Helmantel geroofd.’

Omdat zijn eindredacteur daar vermoedelijk net zo ontevreden over zal zijn, doe ik een nog derde kopsuggestie van de hand. ‘Dieven aan de haal met dood vogeltje van Henk Helmantel, bekend schilder uit het Noorden.’