In memoriam: Ben ten Velde, journalist en toneelvertaler
10-3-25
Ben ten Velde is overleden. In de overlijdensadvertentie die afgelopen zaterdag in Dagblad van het Noorden stond, wordt hij omschreven als een lieve vader en opa. Daarmee is het belangrijkste over hem gezegd. Maar niet alles. Want Ben ten Velde (Zwartemeer, 1948) was ook journalist en toneelvertaler.
Ik leerde hem 25 jaar geleden kennen toen ik korte tijd werkzaam was op de redactie van de Drentse Courant in Emmen. Ten Velde schreef voor die krant stukken in de categorie human interest. Als ik het mij goed herinner was hij gespecialiseerd in het verenigingsleven van Zuidoost-Drenthe, en dan met name de carnavalstraditie. Het merkwaardige verschijnsel van het hooivorkwerpen deed hij erbij.
Ten Velde had toen al last van oprukkende doofheid; hij was de eerste man die ik zag met een vervaarlijk op de schedel gemonteerd cochleair implantaat. Wat ook opvallend aan hem was, was zijn manier van praten. Ten Velde kon zeer fraai formuleren, strooide te pas en te onpas met uitdrukkingen uit de Franse taal, en citeerde indien nodig uit de catechismus. Ook wekte hij graag de suggestie dat hij ergens in was afgestudeerd, al wist niemand precies waarin.
Onze ‘samenwerking’ duurde slechts twee jaar. Terwijl ik bij de vorming van Dagblad van het Noorden naar Groningen werd geroepen, bleef Ten Velde op zijn post in Emmen waar hij (mede)verantwoordelijk werd voor de ‘Regiowijzer’, een pagina met allerlei praktische zaken waaronder de steeds wisselende positie van flitspalen langs b-wegen, stukjes over huisdieren, maar ook de vraag vandaag en het feuilleton van Henny Thijssing-Boer.
Thuis, in Nieuw-Dordrecht, bleek Ten Velde zich bezig te houden met vertalen en bewerken van blijspelen en kluchten. Meestal snorde hij ergens in Duitsland een stuk voor vier mannen en vier vrouwen op, maakte de grappen leuker en zette de tekst om in algemeen verstaanbaar Drents, zodat de stukken heel makkelijk in gansch Nedersaksië konden worden opgevoerd.
Ten Velde streefde daarbij geen grote artistieke ambities na, gezelligheid en herkenning stond voorop. Hij situeerde zijn toneelstukken – Zo wies as n patries, Gerda dreit deur, Stellegie oelewappers, Kippies in de koestal – vaak in het denkbeeldige dorp Kloetenbarg waar ze nog een burgemeester, postbode en een politieagent hebben en een eenvoudige grap in goede aarde valt.
Wanneer hij precies uit dienst bij Dagblad van het Noorden is getreden, weet ik niet. Maar zijn betrokkenheid bleef, net als zijn hekel aan De Telegraaf, steevast omschreven als ‘die bruine krant’. Onregelmatig ontving ik berichten van zijn hand waarin hij klaagde over de redactionele koers en die hij afsloot met ‘sans rancune’. Net zo onregelmatig begon hij zijn berichten met ‘Amice’ en stuurde hij complimenten voor iets wat wel goed was gegaan.
In de overlijdensadvertentie stond onder de altijd bruikbare kop ‘Wat ’n leven!’ de mededeling dat Ten Velde na een ‘kortstondige ziekte’ was heen gegaan. Daar keek ik van op, want ik herinner mij een bericht van twee jaar geleden waarin hij op basis van een welingelichte bron meldde dat er plannen waren om een vleugel van het Scheper Ziekenhuis in Emmen naar hem te noemen vanwege ‘goede klandizie’.
Nu ik dit alles opschrijf, realiseer ik mij dat ik best meer van Ben ten Velde wil weten. Te laat, te laat, o, altijd te laat. Hij zou een goede kandidaat zijn voor Tijd van leven, de veelgelezen in memoriam-rubriek van Dagblad van het Noorden. Helaas schijnen lezers van deze artikelen een voorkeur te hebben voor doden jonger dan 50 jaar, tegenwoordig de doelgroep van bijna alle massamedia.
In die categorie valt Ben ten Velde niet. Gelukkig maar. Hij is 76 jaar geworden.