Leest ‘We hebben elkaar gemist’ van David de Poel
19-2-25
Ik lees voor een mogelijke bespreking in Dagblad van het Noorden en Leeuwarder Courant de roman ‘We hebben elkaar gemist’ van David de Poel. En ik weet niet of ik daar goed aan doe.
Achterin de roman is te lezen dat De Poel zijn boek tussen 2002 en 2024 heeft geschreven en dat enkele fragmenten eerder in drie andere boeken hebben gestaan. Een van die boeken is De buitenstaander. In 2004 schreef ik daar een stuk over met de suggestie dat het boek maar beter geheimgehouden had kunnen worden.
Net als in De buitenstaander wordt het eind jaren zeventig, begin jaren tachtig spelende verhaal van We hebben elkaar gemist verteld van een jongen die onder kommervolle omstandigheden zijn weg moet zien te vinden. Als zijn moeder aan de gevolgen van een verkeersongeluk is overleden, hertrouwt zijn vader met een neurotische vrouw. Die probeert het zoontje, Bastiaan, een jaar of vijf oud, het huis uit te werken.
Bastiaan begint een zwervend bestaan te leiden. Eerst nog te voet in de buurt van het ouderlijk huis dat in Noord-Groningen staat, in een dorp dat nu Dedem heet en in De buitenstaander Bedum werd genoemd. Daarna op de fiets in steeds grotere kringen tot in de stad Groningen aan toe. Nergens is hij echt welkom, ook niet bij familie en op andere tijdelijke adressen. Hij wordt wel gezien, maar niet omarmd.
Uiteindelijk wordt Bastiaan formeel uit huis geplaatst, zijn vader en stiefmoeder zijn dan al uit de ouderlijke macht gezet. Hij belandt in een jeugdhuis in Drachten en krijgt later onderdak in Gorredijk. Naar school gaat hij steeds minder. Vrienden heeft hij niet, wel aanspraak aan twee lotgenoten. De een probeert hem aan de vrouw te helpen. De ander lokt hem het criminele pad op.
De Poel schrijft dit allemaal zeer sober op, vanuit het perspectief van een jongen die alles met een merkwaardige gelatenheid ondergaat. Die gelatenheid is vermoedelijk heel realistisch en typerend voor het verlammende effect dat een derde situatie op kinderen kan hebben. Maar voor een roman, waarin de leesbaarheid afhankelijk is van het streven van een hoofdpersoon, is het funest.
Wat ook niet meehelpt is dat de omgeving opvallend passief reageert. Dat geldt om te beginnen de vader van Bastiaan, die de boze stiefmoeder voortdurend de hand boven het hoofd houdt en daarmee zijn zoon laat vallen. Maar het geldt ook de familie en de hulpverlening. Niemand in We hebben elkaar gemist ziet aanleiding om in te grijpen
Dan nu mijn dilemma: moet ik een boek als dit onder de aandacht brengen van de lezers van Dagblad van het Noorden en Leeuwarder Courant? Dat het in ‘de regio’ afspeelt en dat de auteur in ‘de regio’ geboren is, zou een argument kunnen zijn. Ander argument is dat het thema, verwaarlozing van kinderen, nog altijd actueel is. Denk aan wat het meisje in Vlaardingen is overkomen.
Probleem van We hebben elkaar gemist is dat daarmee vergeleken de beschreven ellende nogal meevalt, niet voor de hoofdpersoon, maar voor het publiek. Al lezend zou het de indruk kunnen krijgen dat David de Poel er niet in geslaagd van de werkelijkheid literatuur te maken. En, erger nog, dat Bastiaan vergeleken met te veel andere kinderen die aan hun lot zijn overgelaten nog goed wegkomt.
Als motto heeft De Poel een tekstfragment van de Britse rockband Skunk Anasie gekozen: ‘Tell it like it is/ Tell it like it is/ Tell de sordid truth/ Tell them/ Tell it like it is/ Tell them’. Met gitaarmuziek eronder klinkt dat wellicht krachtig en overtuigend, maar met zoveel herhaling van woorden glipt alle beoogde spanning tussen de regels weg.
Eerst maar eens verder lezen.