Bij het 100-jarig bestaan van de Sint Willehaduskerk in Emmer-Compascuum
12-11-24
Bijna anderhalf jaar geleden plaatste ik hier een bericht onder de kop ‘Wat te doen met Sint Willehadus’. Aanleiding was de ‘vondst’ van een houten paneel met een knap gesneden beeltenis van deze heilige uit de achtste eeuw.
Zaterdag reisde ik met mijn bewonderenswaardige levensgezel af naar de Sint Willehaduskerk in Emmer-Compascuum om aldaar een feest bij te wonen ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan van voornoemde kerk. Op het programma stonden een eucharistieviering, de presentatie van een brievenboek (zie foto hieronder) en de onthulling van ‘ons’ paneel in het voorportaal van de kerk (zie foto onderaan).
Het was lang geleden dat ik een complete mis had bijgewoond, maar de liederen en gebeden bleken nog in mij te leven. Naarmate de dienst vorderde kwamen ze steeds meer omhoog. Op het laatst deed ik bijna volop mee en mocht ik van mijzelf als beloning ter communie.
Pastoor Peter Wellen had de leiding, als vervanger van de bisschop die enige tijd geleden door de paus naar naar Roermond is gestuurd. Vanwege het 100-jarig bestaan van het gebouw ging de preek van Wellen, kind van de streek, vooral over de kerk als gebouw en gemeenschap.
We werden ‘levende stenen’ genoemd die ‘rusten op een stevig fundament van Gods blijde boodschap met Jezus Christus als zijn leidsman’. Ook waren er verwijzingen naar Petrus, stichter van de oer-kerk en uiteraard naar Willehadus.
Tot mijn verrassing bleek er een Willehad-lied te bestaan. Het plaatselijke koor zong het op de wijze van Blowin’ in the wind, dat begin jaren zestig is geschreven door Bob Dylan. Het slotcouplet gaat aldus:
‘God zegene rijk’lijk uw werk in dit land/ beloonde uw moeizame strijd/ Hij weerde de vijand op wondere wijs/ dan werd Ge tot bisschip gewijd/ Werd Bremen in Duitsland de stad van uw keus/ daar rust Ge in heilige vree/ En van onze kerk zijn Gij nu de patroon/ o deel uw bescherming ons mee’.
Van het gebruik van het woord ‘vijand’ keek ik ietwat vreemd op. Bij mijn weten was Willehadus erop uitgestuurd om in deze contreien de heidenen te bekeren – wij, onwetenden. Zodat de Frankische heerser Karel de Grote ‘ons’ daarna makkelijker kon besturen en uiteindelijk de vrije Saksen in het gareel kreeg.
Kerk en politiek zijn niet altijd gescheiden geweest. Maar om je voorouders vijanden te noemen, omdat ze anders dachten en voelden, dat gaat wel erg ver.
Net zoals vroeger raakte ik ontroerd door de voorbeden, vermoedelijk omdat ze plaatselijk zijn en gericht aan mensen uit de buurt die onlangs uit de tijd zijn gekomen, maar nog niet vergeten: Rieks Schulte en Greetje Schulte-Heller, Theo Deddens, overleden familie Herbers Ellermann, Bé Möller en Rie Möller-Boerland, Gerrit Wolthuis en Maria Wilhelmina Wolthuis-Weghorst, Renk Kuper, Hennie en Riet Deiman-Dekkers, Taeke Graafsma en Henk Zwart.
Ook fijn, de mededelingen aan het eind: ‘Dinsdagavond 11 november komt mevrouw Jo Bosch uit Ter Apel in het parochiehuis vertellen over haar ervaringen als buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand’.
Ons paneel heeft een mooie plek gekregen.