De Bende van Mina Koes speelt 'Figaro, de barbier van Suthwalda', een nieuw wagenspel van Jan Veenstra
'De vlinderprinses' is een zeer geslaagd sociaal cultureel-project

'De overheid veroorzaakt explosie aan cultuur in het Nedersaksisch cultuurgebied'

Dat is mien laand
Ter gelegenheid van festival Noorderzon in Groningen woonde ik vorige week een bijeenkomst bij over regionale identiteit getiteld Dat is mien laand. “Met natte ‘t’ “, zei presentator Jetse Goris er speciaal voor de Groningers bij. Ik zag streektaalconsulent Fieke Gosselaar (Finsterwolde), wetenschapper Maarten Zwiers (Hollandscheveld) en wetenschapper Arjan Sterken (Nieuwleusen) op het podium zitten.

Halverwege de bijeenkomst, die goed was bezocht, stelde Goris dat er in het Nedersaksisch taalgebied ‘een hele explosie is aan cultuur’. Hij wilde van zijn podiumgasten een verklaring horen voor zíjn constatering.

Zwiers begon over het beleid van de Europese gemeenschap, dat in de jaren negentig van de vorige eeuw in gang is gezet en onder meer heeft geleid tot een handvest te bescherming van de minderheidstalen.  In 1998 volgde daar een erkenning uit door Den Haag en vervolgens werd al of pas twintig jaar later in Zwolle het Convenant Nedersaksisch ondertekend, waarin de erkenning en stimulering van de Nedersaksische taal verder werd vastgelegd.

“Dus overheid en geld”, vatte Goris samen.

“Nou, geen geld”, reageerde Zwiers die meteen verder terugging in de tijd. Hij begon over het belang begon van de boerenrockers van Normaal in de jaren zeventig, gevolgd door Rowwen Hèze in de jaren tachtig en Skik in de jaren negentig. “Ineens had men op het platteland door dat er een band is die in de taal van het platteland zingt”, sprak Zwiers over Normaal. “Het zorgde voor minder schaamte voor de identiteit en afkomst. Het zorgde er ook voor dat er meer werd nagedacht over het platteland als mooi.”

De opkomst van de regionale omroep werd genoemd als verklaring en dan met name het radioprogramma De Stamtoavel van RTV Noord waar ‘de hele provincie op zaterdagmorgen naar luisterde om er op maandag over na te praten’. “Zo’n programma leidde in Groningen tot wat Benedict Anderson een imagined communtiy noemt, een verbeeldde gemeenschap waar mensen zich mee verbonden voldoende en dat stimuleert de regionale identiteit”, duidde Zwiers.

“Bands, een overheid die ervoor gaat staan, omroepen die er dingen mee gaan doen”, vatte Goris samen.

Gosselaar merkte op dat het Nedersaksisch de oubolligheid voorbij lijkt. “Ik werk nu anderhalf jaar in Groningen als streektaalconsulent en merk bij iedereen enthousiasme. Het lijkt alsof ouderen het nu jammer beginnen te vinden dat de taal verdwijnt en dat de belangstelling bij kinderen wordt opgestookt.”

Ook Sterker zei vernieuwing te zien, bijvoorbeeld in de Nedersaksische literatuur. “Het ging heel vaak over vroeger en nostalgie. De laatste tien, vijftien jaar zie je ook andere dingen verschijnen. Moderne verhalen, zoals van Ingeborg Nienhuis. Zoals in tiedschrift Roet, dat niet langer alleen Drents publiceert, maar ook in andere Nedersaksische varianten. Je ziet science fiction. Er is een heule bult an neie schrievers die an ’t verneien bint. Het giet niet allennig meer um verhaolen van vrogger, maar ok om van nou en de toekomst.”

“Het leeft echt. Op heel veel verschillende manieren”, vatte Goris dit samen. Daarna kondigde hij een optreden aan van Krzystof Groen, een magere zanger die het midden hield tussen Ede Staal en Johnny Cash.