En ik zag een engel afkomen uit den hemel, hebbende den sleutel des afgronds
Strip de BTW

In het Museum Reinhard Ernst für abstrakte Künst te Wiesbaden

Museum Reinhard Ernst für abstrakte Künst (c) Reinhard und Sonja Ernst-Stiftung Foto_ Helbig Marburger
Het is dat een krantenadvertentie mij erop attendeerde anders had ik misschien nooit of pas heel veel later vernomen dat in Wiesbaden een museum voor abstracte kunst is geopend. Die opening was in juni, in een nieuw gebouw van de Japanse architect Fumihiko Maki. Ik wilde naar Wiesbaden.

Maki is onder meer bekend omdat hij een van de vier gebouwen heeft ontworpen ter vervanging van de Twin Towers in New York. Veertig jaar geleden sprak hij de wens uit om tien musea te realiseren. Museum Reinhard Ernst für abstrakte Künst is het tiende en laatste. De anderen staan in Japan, China, India, de Verenigde Staten en Canada zo leerde ik op een deeltentoonstelling in het museum te Wiesbaden.

Een museum bouwen voor abstracte kunst is gedurfd, denk ik. Is daar wel publiek voor? Toen ik er was, vorige week, bleek dat in Duitsland het geval, al was het niet heel druk. Enkele tientallen bezoekers, veelal de vijftig gepasseerd, bekeken de opvallend grote werken, veelal schilderijen, van mensen die na 1945, veelal in de Verenigde Staten, ‘op nul’ wilden beginnen om daarna de kunst opnieuw uit te vinden.

Kleur is alles is de titel van de eerste collectiepresentatie. Dat zou zeker waar kunnen zijn, al had de titel Grootte doet ertoe ook gekund. Zelf betrapte ik mij erop dat ik als kunstliefhebber toch iets meer van de ideeën en verhalen ben (geworden). Makers van abstracte kunst doen ook aan ideeën en verhalen, daar niet van, maar wat ze in beginsel doen is iets laten zien. Het vertellen komt later.

1 Spanning (1971) Helen Frankenthaler

Met als gevolg dat veel abstracte kunstwerken zich – althans aan mij – presenteren als een zwart of rood en geel gat waar ik zomaar in kan verdwijnen en geconfronteerd wordt met, eh, mezelf. Dat is heel goed en leerzaam, misschien ook nuttig, maar als ik iets van kunst verlang, meestal, dan is het tegenovergestelde. Nu ik dit schrijf bedenk ik mij meteen dat ik daar soms ook heel anders over kan denken.

De meeste namen en titels in het museum, die heel origineel op de vloer zijn aangebracht, deden ondertussen geen bel rinkelen: Hans Hartung, Judit Reigl, Tōkō Shinoda, K.O. Götz, Pierre Soulages, Fred Thieler, Morris Louis, Friedel Dzubass, Ernst Wilhelm Nay. Alleen Helen Frankenthaler kwam mij vagelijk bekend voor, al wist ik niet meer waarvan. Was het van een schilderij met kleur en een nauwelijks te definiëren compositie?

Frank Stella kende ik wel, ook omdat hij eerder dit jaar is overleden. Van zijn hand werden in Wiesbaden wandsculpturen getoond uit een reeks die is geïnspireerd op hoofdstukken van Herman Melville’s Moby Dick. Tony Cragg kende ik ook, vooral van mijn bezoek eerder die week aan Skulpturenpark Waldfrieden in Wuppertal. Daarover later wellicht meer, misschien ook niet, ik ben hier niemand iets verplicht.

1 Accumulatian Renault (1969) Arman

Opdrachtgever voor de bouw van het museum is de stichting Reinhard en Sonja Ernst. Reinhard Ernst heeft zijn geld verdiend als fabrikant van precisietandwielen. Nu viel het mij op dat Accumulatian Renault van een kunstenaar genaamd Arman uit 1969 op het moment van mijn bezoek het meest populaire kunstwerk was: een verzameling industriële verbindingsplaatjes afgaand de titel afkomstig uit de Renault-fabrieken.

Toen ik ergens las dat Reinhard Ernst de basis voor zijn fortuin heeft gelegd als fabrikant van precisietandwielen kwam het mij voor als een volstrekt logische aankoop. Een verbindingsplaatje is net zo goed een cruciale schakel die iets bijzonders in gang zet en mogelijk maakt.