De laatste hand voor Folly Art Norg
In het Huis van het Boek (1)

Jacques J. d’ Ancona en zijn boekje

Het kleine boekje van Jacques
Werken als cultuurredacteur voor Dagblad van het Noorden kent veel plezierige kanten. Zoals: het mogen werken met Jacques J. d’Ancona. Als dat eindigt, raakt het plezier op de achtergrond. Afgelopen vrijdag overleed de kleine grote man, gevreesd en geliefd theaterrecensent, bastognekoekendeler, presentator, betrokken collega, bewonderenswaardige medewerker, interviewer, goede doelen-ambassadeur, pietje-precies, ijdeltuit en meer.

De laatste keer dat we contact hadden was telefonisch. Jacques belde meestal in het weekend, vooral om te controleren of het wel goed zou komen met zijn stuk en de krant. Dit keer zou hij naar het openluchtspel in De speulkoel in Borger om een opvoering door amateurspelers van De tovenaar van Oz te bekijken en daar vervolgens een recensie over schrijven.

Jacques zegde zelden af. Hij klaagde nooit over zijn klussen. Ook niet als het betekende dat hij drie uur zonder overkapping op een houten bankje in een klamme omgeving iets kluchtigs moest aanschouwen. Jacques hield van zijn werk. Nu was hij niet fit genoeg.

Eerlijk gezegd verbaasde mij dat niet. Al gedroeg hij zich er niet naar, zelfs voor Jacques – geboren in 1937 – telden de jaren. We hadden het er op de redactie vaak genoeg over. Wat te doen als hij er niet meer is? Wie kan hem vervangen? Wie wil hem vervangen? Is hij te vervangen? Nu ik dit schrijf weet ik het antwoord op al deze vragen. Jacques is onvervangbaar.

Jarenlang zag ik hem in de weer met kranten waarvan de pagina’s werden losgescheurd en in enveloppes werden gestopt, bewijsmateriaal voor artiesten waarvan hij een voorstelling had gezien en beschreven. Of ze blij werden van die enveloppen maakte hem niet uit. Niet alleen de lezer, zeker ook de makers moesten weten wat hij ervan vond.

Dat zal voor hen niet altijd makkelijk zijn geweest, want Jacques toonde zich in sommige van zijn recensies de laatste jaren soms een ‘meester van de nietszeggende suggestie’ – mijn woorden. In die gevallen had hij zijn stuk geschreven, nauwkeurig en zorgvuldig als altijd, maar wist alleen hij wat ermee werd bedoeld. In andere gevallen stond zijn boodschap tussen de regels en beoordeelde hij een voorstelling met de diplomatieke drie sterren.

In de meeste gevallen schreef hij scherp en helder wat hij ergens van vond. Dat werkte beslist positief voor de krant. Niet zelden zag ik op televisie, op billboards of in andere kranten citaten uit die recensie voorbijkomen in advertenties voor geslaagde voorstellingen. Vier of vijf sterren en dan groot de titel van Dagblad van het Noorden prominent in beeld. Reclame, reclame. Of nog mooier, voor Jacques althans, met alleen zíjn naam eronder. Status.

Jacques was, zeker in Noord-Nederland, een journalistiek instituut. Als hij ergens arriveerde, iets rechterop lopend, de haartjes keurig gekruld, een modieuze bril van Greving & Greving op de neus, steevast piekfijn gekleed, dan kwam de krant binnen. Natuurlijk, zijn bekendheid bij het grote publiek was gebaseerd op zijn werk voor televisie, maar dat was slechts deels. Zijn betekenisvolle bekendheid dankte hij vooral aan zijn decennialange inzet.

Anders dan veel van zijn collega’s, was Jacques opvallend goed in nazorg. Daarbij maakte hij gebruik van een uitdijend boekje, een cultuurjournalistieke goudmijn met namen en adressen, en naar mate de jaren verstreken steeds meer doorhalingen. Want waar Jacques aan het werk bleef, tot middernacht op de redactie, steeds vaker als enige, tijden veranderen, deden veel anderen dat niet.

Zij raakten in de vergetelheid en gingen daarna dood. Waarna Jacques ze geen envelop met een recensie of een krantenknipsel stuurde, maar een brief aan de nabestaanden. Want Jacques zelf ging niet dood, kon niet dood, mocht niet dood. Jacques schreef door.

Waar hij de energie voor dat tijdrovende nawerk vandaan haalde, is mij een groot raadsel. Een korte periode heb ik gedacht dat het D’Ancona-marketing was, geleerd bij het bedrijf van Joop van den Ende. Misschien is dat even zo geweest, toen er geld verdiend kon worden. Maar de structurele zorgvuldigheid waarmee hij te werk ging, doet mij nu denken dat het een zeldzame gedrevenheid en vooral bevlogenheid was.

Waar dat vandaan kwam, had ik mij nog graag door hem laten vertellen.