Leest ‘Mijn hospita’ van Gerrit Kleis
20-6-24
Een dikke maand geleden werd de 84-jarige Gerrit Kleis tot zijn verrassing benoemd tot stadshistoricus van Coevorden. De verrassing zat in het gegeven dat Kleis, over wie ik ooit dit bericht plaatste, al jaren stadshistoricus van Coevorden ís.
Nu is er een nieuwe verrassing. Artistiek Bureau heeft een boekje gemaakt waarin diezelfde Kleis herinneringen ophaalt aan Annet Eikeboom, de vrouw die halverwege de jaren zestig zijn hospita was toen hij in Amsterdam Nederlandse taal en letterkunde studeerde en later leraar werd aan onder meer het Barlaeus Gymnasium.
Een boekje over de hospita van een man die zijn dagen slijt in Zuidoost-Drenthe, wie zit daar op te wachten? Een enkeling, 250 mensen, hoop ik. Want zo groot is de oplage van Mijn hospita.
Het boekje is voorbeeldig in elkaar gezet, onder redactie en eindredactie van de zeldzame precieze Nick ter Wal. Die als baas van Artistiek Bureau ontwerper Martien Frijns inschakelde, de druk liet doen in Werkendam en het bindwerk liet verzorgen in Zaltbommel. Ik zou nog meer details kunnen opsommen, bij een mooi boek komt veel kijken, maar ik wil niet in de hoek van de bibliofielen belanden, de nerds van de papieren wereld.
Kleis was ooit zo’n nerd. Eind jaren zestig schafte hij een eigen pers aan. Halverwege de jaren zeventig zette hij als ‘drukker in de marge’ Sub Signo Libelli op met uitgaven in kleine oplagen van onder anderen Hans Warren, Gerrit Komrij, Boudewijn Büch en Louis Couperus. Zie verder dit interview van Nick ter Wal uit 2013.
In de wereld van Kleis, en Ter Wal, draait het om details. Zo kan het gebeuren dat de lezer op de eerste bladzijden van Mijn hospita wordt getrakteerd op een ongelofelijk nauwgezette beschrijving van de kamer die Kleis in de jaren zestig bij Annet Eikeboom huurde. De detaillering is functioneel. Kleis wil, denk ik, ermee benadrukken dat Eikeboom een belangrijke rol in zijn leven heeft gespeeld.
Wat mij nog meer bevalt, is hoe hij daarna over het leven van zijn hospita schrijft. Dat ze een zeer moderne vrouw was, wat niet altijd vanzelfsprekend is geweest. En vooral hoe ze zich staande wist te houden, ondanks relaties met de grote liefdes van haar leven, de atheïst en antimilitarist Anton Constandse en daarna de anarchist Hans Eikeboom. Twee activisten, zouden we nu zeggen. Twee narcisten misschien ook.
Haar echte naam was Johanna van Kerkvoorde (1896 - 1984), dochter van een gevallen vrouw uit Steenwijk die haar kind afstond aan een echtpaar dat via Appelscha in Enschede belandde. Johanna slaagde erin aan de gruwel van de Twentse textielindustrie te ontsnappen en werd uiteindelijk kinderjuf in Den Haag waar ze de vrijdenker Constandse leerde kennen.
Wat zeer fascinerend is aan Mijn hospita is de schijnbare achteloze wijze waarop Kleis laat zien hoe een vrouw uit ‘de lagere klasse’ haar waardigheid weet te handhaven, ook als ze vele illusies armer de eindjes aan elkaar knopend op latere leeftijd in Amsterdam toiletjuffrouw wordt. Waarom ken ik niemand die toiletjuffrouw is, bedacht ik mij. En zelfs: had ik maar zo’n toiletjuffrouw gekend.
Dat laatste zegt veel over het effect dat Kleis met Mijn hospita weet te sorteren. Bij mij althans. Stadshistoricus van Coevorden zijn is een eer. Mooie boekjes maken en postuum mensen in de marge eren doet daar niet voor onder.
Nu weer verder lezen.