Het betere borduurwerk van Jasper Abels, te zien in Stadsmuseum ANNO te Zwolle
Het jaarlijkse overzicht met openluchtspelen in Drenthe en Groningen (+ appendix)

Hoe Friezen en Nedersaksen voor hun taal strijden (en het daarbij tegen elkaar opnemen)

Nedersaksich
Wat te denken van de taalstrijd die is uitgebroken tussen de Friezen en de Nedersaksen? Vijf stukken heb ik er al over gelezen, vooral in de Leeuwarder Courant.

Wat wil het geval? Een wethouder van de gemeente Ooststellingwerf gispte in april een gedeputeerde van de provincie Fryslan over de manier waarop de Fryske taal in Ooststellingwerf moet worden bevorderd of beschermd – het is maar hoe je er tegenaan kijkt.

De gedeputeerde is van mening dat de gemeente daar meer werk van moet maken. De wethouder heeft daar bedenkingen bij, want in zijn gemeente wordt van oorsprong Nedersaksisch gesproken en daar hoort hij de gedeputeerde niet over, terwijl die taal volgens allerlei convenanten eveneens bescherming verdient.

En toen besloot Anne Doornbos uit het Drentse dorp Een zicht met de kwestie te bemoeien – iemand moet het doen. Volgens deze Drentse schrijver, die ook bestuurslid is van de Samenwerkende Organisaties in het Nedersaksisch Taalgebied (SONT), is het provinciebestuur van Friesland bezig met ‘een sluipende verfriesing in niet-Friestalige gebieden’.

SONT-bestuurslid Doornbos stuurde in mei een ingezonden stuk naar zowel Dagblad van het Noorden als Leeuwarder Courant. De slotzin in zijn betoog is gericht aan zowel bestuurders in Brussel, Den Haag als Leeuwarden: “Taal is een instrument van de macht om de identiteit van minderheden te marginaliseren.”

Dat leidde tot een nieuw ingezonden stuk, in de Leeuwarder Courant. Johannes Elzinga uit Franeker wijst erop dat ‘een grote minderheid’ in de dorpen van Ooststellingwerf Fries spreekt. Hij adviseert Doornbos zijn pijlen niet op de Friese taalbevorderaars te richten, maar samen met de Friestaligen te strijden tegen de dominantie van het Nederlands.

Leuk bedacht van Elzinga, maar Doornbos vindt dat juist een taak voor het provinciebestuur Friesland. Die spreekt niet toevallig deze week over de provinciale taalnota Fansels Frysk en de plannen voor het taalbeleid van 2025 tot en met 2028. In die nota, waar een investering van tien miljoen euro mee gemoeid is, wordt geen aandacht besteed aan het Nedersaksisch.

Hoe dan ook, een paar dagen later memoreerde LC-columnist Pieter de Groot dat in 1980, toen het Fries verplicht werd in het basisonderwijs in de hele provincie Friesland, een busje van de Friese taalbevorderaars Afûk ‘zonder voorafgaande waarschuwing’ een schoolterrein in Weststellingwerf opreed. Dat zette kwaad bloed bij de Nedersaksen.

“Het duurde jaren voordat de gewapende vrede werd getekend”, aldus De Groot. “In West-Stellingwerf werden op scholen in plaats van het verplichte Friese vak lessen ‘huishoudkunde’ gegeven. Daarin leerden de kinderen over de geschiedenis van hun eigen wijk en leerden ze ook Stellingwerfs en Fries, echter vrijblijvend.”

Vorig week verscheen alweer een ingezonden stuk in Leeuwarder Courant over de kwestie, dit keer afkomstig van de SONT – Doornbos had zijn troepen verzameld. De SONT roept leden van provinciale staten op de gemeente Oost-Stellingwerf ontheffing te verlenen voor de bevordering of bescherming van het Fries en, in een moeite door, niet te bezuinigen op een subsidie voor Stellingwarver Schrieversronte.

Het Fries verplicht stellen in gebieden waar van oudsher Stellingwerfs wordt gesproken, hoort niet, zegt de SONT. “Op die manier wordt voorbijgegaan in aan de sociaal-culturele identiteit van de gemeente en aan de belangen van de inwoners. De verfriesing van oorspronkelijk Saksische gebieden kan geen doelstelling zijn van de wet die het Fries wil beschermen. Dat lijkt op oneigenlijk gebruik van de wet.”

Ook dit leverde een ingezonden stuk op, nu geschreven door Wietze de Boer, woonplaats mij niet bekend. De brief van De Boer heeft de krant (nog) niet gehaald. Misschien omdat hij de boel verder op het spits drijft. (Of omdat ook deze brief in het Stellingwerfs is opgesteld, wat ze in Leeuwarden mogelijk liever niet lezen.)

De Boer wijst erop dat sommige dorpen in Oost-Stellingwerf, zoals Haulerwijk en Waskemeer, zijn ontstaan door de komst van  Friestalige veenarbeiders. En ook in Appelscha en Donkerbroek wonen al eeuwenlang Friestaligen. Alleen al dat gegeven rechtvaardigt bevordering en bescherming van de Friese taal, aldus De Boer.

“Et verbieden van et Fries vienen ze bi’j SONT taelriekdom”, schampert hij. “Wat as et Stellingwarfs starven zol? Et is annemelik dat zoks over niet al te laange tied gebeuren kan. Wat dan? A’k de keuze heb tussen Fries en Nederlaans, dan kies ik liever parti’j veur de aandere tael van Ooststellingwarf; et Fries.”