Iduna Paalman en Yentl van Stokkum bij Klaas en Gre op Zomerzinnen
Op komst: Zomergoed in Linde

Opinie: hoe Tzum een podium voor knieperige poëziefestivalgangers met reisangst werd

Marlene Bakker  Fieke Gosselaar  Richard Nobbe en Marga Kool tijdens festival Dichters van de Prinsentuin 2023 Foto Reyer Boxem
Op literair weblog Tzum publiceerde Willem Goedhart een opinie over festival Dichters van de Prinsentuin in Haren, voorheen bekend als Dichters in de Prinsentuin in Groningen. Hij deed dat onder de wervende kop ‘Hoe Dichters in/van de Prinsentuin een festival voor de elite werd’.

In de wetenschap dat niemand zich geliefd maakt als hij, zij of die het opneemt voor de gevestigde orde en zittende macht, eerder verdacht, wil ik als zelfstandig denkend bezoeker van het belangrijkste poëziefestival in Noord-Nederland een paar kanttekeningen plaatsen bij de mening van Goedhart. Een debat voer je niet alleen.

Ook ik heb mijn bedenkingen bij de verhuizing naar Haren, in het stuk op Tzum polariserend weggezet als ‘het villadorp aan de rand van Groningen’. De festivalsfeer in de uitgestrekte hortus botanicus is ontegenzeggelijk minder gemeenschappelijk en manifest dan in de krappe stadstuin in Groningen. Rustiger en passend bij de belangstelling voor poëzie, zou je kunnen zeggen.

Minder stads misschien. Dit vanuit het idee dat alles in de stad Groningen altijd feestelijk, bruisend en vooral leuk en lollig moet zijn, in aanwezigheid van zoveel mogelijk mensen. Zie Rammstein, zie Noorderzon, zie Eurosonic Noorderslag. Hoe lang duurt het voor minder wordt gezien als het nieuwe meer?

In de tussentijd is voorheen Dichters in de Prinsentuin sinds 2021 prima bereikbaar voor niet-Stadjers – dat soort mensen bestaat ook, naast de ‘literaire gemeenschap uit Groningen en gepensioneerde cultuurliefhebbers uit Haren’. Ik zag in de door Goedhart bezochte tent met collectief ‘Poëzie is een daad’ opvallend veel jongeren die hun weg naar de hortus hadden gevonden, interviewer Mathijs Sanders niet eens meegeteld.

Het mes snijdt aan meerdere kanten. Groningen is ook een gemeente. Haren hoort daar sinds enige jaren bij. Net als Ten Boer, blinde vlek op literair gebied. Tel daarbij op dat de hortus botanicus op andere dagen niet bepaald een mensenmagneet is, maar wel een locatie met een kassa die moet rinkelen. Mogelijk kan de hortus bloeien dankzij een flora-vriendelijk, bijna klimaatneutraal festival als Dichters van de Prinsentuin. Ook dat is iets waard.

Dat publiek entree moeten betalen, kun je een drempel noemen. Als er een verband bestaat tussen entree en bezoekersaantallen lijkt die drempel hoger geworden. Tegelijkertijd betaal je met een Stadjerspas slechts 2 euro 50. Meer dan zes uur poëzie in geluid en beeld voor de prijs van een kop thee. Hoe elitair wil je het hebben?

Bij gebrek aan beter wil ik op dit punt aangekomen graag mijzelf citeren: 'Het is nice om in een niche geïnteresseerd te zijn.' 

Geld is pas fijn als je het kunt uitgeven. Het is vreemd te veronderstellen dat literaire activiteiten gratis dienen te zijn, terwijl dat voor muziek, theater, beeldende kunst en film niet geldt. 18 euro 50 om naast tientallen andere dichters Karoline Braendjord, Pim Cornelussen, Erik Jan Harmens, Marga Kool, Jan Glas en Pelumi Adejumo op een door professionals georganiseerd en met fondsen gesubsidieerd festival te zien optreden, is een buitenkansje. Als het je smaak is.

Wie dat te duur vindt, houdt meer van poen dan van poëzie. Wie geen geld wil uitgeven aan optredende dichters kan het Instagramaccount van Joost Oomen, Stefanie Liebreks en Yentl van Stokkum volgen. Of een abonnement nemen op een van de nieuwsbrieven van Noordwoord, met gratis gedichten in de mail. Of, in de woorden van meermaals demissionair minister Hugo de Jonge, thuis een dvd’tje opzetten.

Verder moet het ook Goedhart zijn opgevallen dat het festival in Haren breder van opzet is dan in Groningen gewoon was. Waar argeloze bezoekers zich in de Prinsentuin achter de muren mochten vermaken met voordrachten op het theeveld en in de loofgangen en een toevallige gimmick, zijn er nu negen (9) optreedlocaties plus activiteiten als langzaamleessessies, gesprekken, interviews, presentaties, workshops, foodtrucks, een spraaklab, virtuele poëzie, poëzieknooppunten en een kinderprogramma.

(Als het dan toch anders moet, krimp het festival in met een dag en laat in het blokkenschema duidelijker zien hoe optredens en activiteiten als een route zijn te volgen en te bezoeken.)

Wat niet vergeten mag worden, is dat het festival sinds de verhuizing inhoudelijk sterk is verbeterd; internationaler, meer inclusief en divers, minder gericht op grote namen en dovende sterren. Dat geldt niet alleen het programma op vrijdagavond, waar diepte wordt gezocht en soms gevonden, met bijpassende verwarring tot gevolg.

Toegegeven, de drinkgelagen op het terras van De Souffleur gaven ook te denken. Maar over poëzie ging het daar zelden tot nooit. Hooguit over liederlijk gedrag. Volgende keer toch weer in Groningen? Ook dan kom ik graag.