Reuring in de Drentse letteren, reuring om Roet. Over lafheid en het recht op samenscholing
2-3-23
Drenthe heeft het imago van een rustige, bedeesde en bedaagde provincie waar zelden iets gebeurt en mensen wonen met een bescheiden, zwijgzaam en in zichzelf gekeerd karakter. Maar zoals wel vaker is het imago slechts buitenkant, slordig geboetseerd door lieden die veel op een hoop gooien en daarna gehaast met de oogkleppen scheef op de kop verder het bos in trekken.
Ik schrijf dit na lezing van het voorwoord in het winternummer van het Drents Letterkundig Tiedschrift Roet, waarin de oprichter van het blad ervan wordt beticht Drèentstaolige literatoren te mobiliseren in actie te komen om datzelfde Roet te redden. Waarvan? Van de ondergang. Of op zijn minst om de inhoud van het blad weer in het gareel te krijgen.
Het geval wil dat de oprichter, Martin Koster, grote moeite heeft met een project waarbij de zittende redactie – Lukas Koops, Ton Peters, Jan Harbers en Sacha Landkroon – ruim baan geeft aan bijdragen die in andere Nedersaksische varianten zijn geschreven dan het Drèents, zoals het Achterhoeks en het Overijssels.
Volgens Koster levert het onleesbare kopij op en dat doet de Drentse letterkundige zaak volgens hem meer slecht dan goed. In Roet staan overigens ook regelmatig Nederlandstalige teksten, al jaren. De oprichter heeft daar vermoedelijk minder moeite mee, maar nu is blijkbaar zijn maat vol.
In het voorwoord, Veur de leesder, ik vermoed dat Lukas Koops de schrijver is, maar aan ondertekening doen ze bij Roet helaas niet, wordt gesteld dat Koster met zijn actie de redactie passeert:
‘Wat wij nog gekker vindt is dat schrievers die t niet iens bint met de plannen van de redactie van Roet hier en daor wat mostert, maor niet achter de laptop kruupt um oes in niet mis te verstaone teksten in het tiedschrift zölf te laoten weten hoe as zie der over dèenkt. Het is de beproefde Drèents-iegen methode: tijdens de vergaodering in het dorpshoes niks zeggen, maor bij de naozit an de bar met een glas bier in de haand over alles wat bespreuken is een miening te hebben ofwiekend van de besluuten die nummen bint.’
Heerlijk vind ik het, om meerdere redenen.
Wat mij bevalt is dat de redactie hier geen namen noemt van schrievers aan de bar en daarmee precies dat doet wat wordt afgekeurd. Wat mij bevalt is dat de redactie zich uitspreekt tegen het recht op vergadering en voor een samenscholingsverbod. Wat mij ook bevalt is de misplaatste lef van de redactie om naamloze Dreentse schrievers neer te zetten als types die te lui zijn hun mening op papier te zetten.
Het maakt zeer nieuwsgierig naar het lentenummer. Dat zeker een (1) euro duurder zal zijn dan het winternummer, maar mogelijk dunner uitpakt. Het mag een geluk heten dat er een bult kopij in het Stellingwerfs op de plank ligt. Koopt dat blad nu het nog kan.