Enige bedenkingen bij nog een keer China Lights Festival in Emmen
Boekenweekgedicht in het Drents van Egbert Hovenkamp II: 'Aans bin'k met je'

Leest ‘Heks! Heks! Heks!’ van Jente Posthuma

Heks Heks Heks
Ik lees ter voorbereiding op een interview voor de cultuurpodcast Hooggeëerd publiek het boek Heks! Heks! Heks! van Jente Posthuma en vraag mij al lezend af waarom.

Het heeft, hoop ik, te maken met de feminist in mij. Hoe vaak ik niet al geschreven heb over de positie van de vrouw in de kunst, vooral in de beeldende kunst. Hoe vaak ik niet heb gedacht dat het beter zou zijn als een vrouwelijk collega dat zou doen. Om mij heen kijkend wilde ik die vrouwelijke collega’s liever niet zien. Zou ik bang zijn dat ze mijn werk willen afpakken?

Het heeft ook te maken met mijn bezoek aan een Heksen-project in kunstruimte Artphy in Wessinghuizen, vorig jaar. Wat mij aan dat project beviel was onder meer het voornemen om vrouwen die ooit in Oost-Groningen zijn vermoord omdat zij van hekserij werden verdacht, eerherstel te verlenen. Ik kijk ernaar uit. Hoe meer ruchtbaarheid aan deze zaak, hoe groter de kans op eerherstel.

Heks! Heks! Heks! van Posthuma telt vier teksten. De eerste drie zijn hervertellingen van sagen uit het boek Overijselsche Sagen van Josef Cohen uit 1914. De vierde tekst is een essay van Posthuma zelf en begint zeer veelbelovend door Elma Drayer een trut te noemen.

Het wordt nog spannende als Posthuma de uitspraak van Immanuel Kant citeert dat we ons verstand niet naar de werkelijkheid richten, maar dat de werkelijkheid zich richt naar ons verstand. Wat ze daarmee wil vertellen, denk ik, is dat ons beeld van heksen wordt bepaald door vreesdenken.

 ‘We brengen een structuur aan in de werkelijkheid die er niet als zodanig al in zit’, schrijft Posthuma die vervolgens Abel van Gijlswijk van Hang Youth in haar essay ten tonele voert. Voor Van Gijlswijk is alles gelul en chaos echt. Ik citeer Posthuma:

‘We bedenken verhaaltjes om orde in de chaos te scheppen. Als je dat beseft kun je je eigen gelul verzinnen. Hij richt zich vooral op het kapitalisme, een onbewuste ideologie. ‘Het is moeilijker om het einde van het kapitalisme voor te stellen dan het einde van de wereld.’

Maar om te snappen dat alles gelul is moeten we eerst terug naar het oergelul, vindt Van Gijlswijk. Dus brengt hij een bezoek aan de Embassy of the Free Mind, een museum in Amsterdam waar al het oergelul ligt opgeslagen, eeuwenoude boeken die proberen de waarheid te vatten.

Vind je het spannend, wordt hem gevraagd voor hij er naar binnen gaat. Een beetje wel. Hij is bang dat hij straks niet goed kan uitleggen dat hij het over ‘dezelfde shit’ heeft als de schrijvers van de werken in het museum.

Binnen belandt hij al snel bij de boeken over magie. Ik heb het idee dat magie de wereld gaat redden, zegt hij tegen museumdirecteur Jozef Ritman. Hij wil weten of magie ‘echt’ is. Hij wil mensen die ‘echtheid’ laten voelen. Dat gaat zeker wel lukken, zegt Ritman, want je bent een inspirerende persoon. Je straalt uit wat voor jou belangrijk is, in welke vorm dan ook. Dat is al magie.

Maar Van Gijlswijk zoekt een spreuk of woord om de betovering van het kapitalisme te verbreken. Onze zelfbedachte ideeën – geld, winstmaximalisatie – zijn een eigen leven gaan leiden, zegt hij. Die kunnen we weer kapotmaken met onze eigen geest.

Ja, met nieuwe ideeën, zegt Ritman. Je moet gewoon blijven vernieuwen.

Maar mensen zijn hier al duizenden jaren mee bezig, het is allemaal al gezegd. Alleen niet door jou. Dat is de magie.’

Nu weer verder lezen.