Judith Koelemeijer, Nico Dijkshoorn en Tim Knol op BoekenFEST in Assen
Jan Marten Visser over winnaars en verliezers tijdens Filosofiecafé Emmen

Heeft de krantenrecensie zijn beste tijd gehad? 101 ideeën voor betere leescijfers gezocht

Recensie
Met de professionele belangstelling die mij al zoveel nachtrust heeft gekost, volg ik de poep-affaire in Hannover. Voor wie het gemist heeft: in de foyer van een danszaal aldaar smeerde afgelopen zaterdag een choreograaf bij een recensente hondendrek in het gezicht omdat zij jarenlang hatelijke kritieken over hem zou hebben geschreven.

Een rel was geboren. Donderdag werd bekend dat het Staatsballett Hannover de samenwerking met de betreffende choreograaf heeft opgezegd, ondanks het aanbieden van excuses voor zijn daad. Eerder had de recensent, die werkt voor de Frankfurter Allgemeine Zeitung, al aangifte tegen hem gedaan.

NRC bracht een achtergrondartikel over de vraag of agressie tegen critici uitzonderlijk is. Antwoord: ja. Zeker in Nederland. In het stuk wordt verder door iemand opgemerkt dat ‘de gespannen verhouding tussen makers en critici wordt veroorzaakt door de crisis waarin beide beroepsgroepen zich bevinden. Op recensies wordt door veel kranten bezuinigd, de theaters kampen met lege zalen’.

Zelf merk ik weinig van zo’n gespannen verhouding. Op basis van bijna dertig jaar ervaring in de cultuurjournalistiek zou ik hem eerder vriendelijk willen noemen. Steeds als ik makers ontmoet, doen die beleefd. Wel verschilt hun opstelling per kunstdiscipline. Theatermakers zijn vaak te uitbundig, beeldend kunstenaars onnavolgbaar, schrijvers bedachtzaam, muzikanten verlegen.

Na twee jaar corona-beperkingen valt het bestaan van een crisis evenwel niet te ontkennen. Maar het is al veel langer crisis. Economisch hebben kunstenaars het altijd zwaar. Een uitzondering daargelaten kan bijna niemand rondkomen van zijn, haar of diens werk. Met de maatschappelijke status van kunstenaars is het ronduit slecht gesteld. De minachting valt af te lezen in de media, als bron.

Eind vorig jaar werd bij mijn krant de cultuurbijlage opgeheven, officieel vanwege oplopende kosten door onder meer de gestegen papierprijs. Minder bekend is dat de ‘herschikking’ ook te maken heeft met tegenvallende websitecijfers. Nu scoorden berichten over kunst en cultuur  altijd al minder dan nieuws over misdaad, de middenstand en in memoriams, sinds de aanschaf van rekensoftware zou het ook uit ‘de lijstjes’ blijken.

Op die lijstjes valt een en ander af te dingen. Zo krijgen berichten over misdaad, de middenstand en in memoriams een meer prominente plek op krantenwebsites dan beschouwingen over kunst en cultuur. Om het in voetbaltermen uit te drukken: een verdediger scoort doorgaans minder dan een spits. Vaak is het een kwestie van presentatie. (Overigens laat, bijvoorbeeld, website Tzum zien dat recensies online wel degelijk gelezen worden. Boekrecensies nota bene. Waarvan een deel eerder in mijn krant heeft gestaan, dat ook nog eens.)

In navolging van de kranten die behoren tot De Persgroep (DPG) hebben ook kranten van het Mediahuis-concern recentelijk een stap teruggezet, cultuurjournalistiek gezien. Dat geldt niet alleen De Telegraaf, waar het aantal cultuurpagina’s van negen naar vier per week daalde. Dat geldt ook NRC/Handelsblad waar het cultuurkatern op maandag, woensdag en vrijdag vier pagina’s dunner is geworden en de bijlage Boeken twee pagina’s inleverde.

De veranderingen bij mijn krant gaan gepaard met een andere manier van werken. Een van de gevolgen is dat er minder recensies worden uitgezet, omdat deze volgens de aangeschafte meetapparatuur op onze website te weinig worden gelezen.

Waarom iets schrijven waar geen belangstelling voor is, vragen de hoofdredacteuren en hun chefs zich af, turend naar de statistieken op hun schermen. Omdat het onze taak is verslag te doen van wat zich in onze omgeving afspeelt, werpen de redacteuren tegen, wapperend met ouderwets geacht papier vol letters.

Onlangs laaide de discussie flink op. De recensie is een van de belangrijkste genres van de cultuurjournalistiek, hoorde ik mezelf tijdens een verhitte vergadering roepen. Zeker als het om gesubsidieerde kunst gaat, op podia en musea, of mogelijk gemaakt door fondsen, behoort het tot de journalistieke verplichtingen om te controleren of dat geld op verantwoorde wijze wordt besteed. Recensies verdienen aandacht en verdediging.

Ja, ik kan het soms mooi formuleren.

Het geroep werd gehoord. Er werd een nieuwe vergadering uitgeschreven met als belangrijkste agendapunt een brainstorm om te komen tot 101 ideeën hoe we onze recensies wél gelezen krijgen.

Nu de vergadering nadert ben ik nog in de verste verte niet in de buurt van die 101. Wat ik tot dusver wel heb kunnen bedenken, verrassing, is dat we er omwille van de leescijfers mogelijk verstandig aan doen structureel hatelijke kritieken te schrijven. Dit in de hoop dat recensies kunstenaars tot razernij drijven. En lezers daar nieuwsgierig naar zijn.

Voor betere ideeën hou ik mij aanbevolen.