Beschroomde Marga Kool koestert de poëzie van Vasalis en eert haar met een essay
14-2-23
In Roden wordt veel gedaan om de herinnering aan M. Vasalis levend te houden. Dit uiteraard vanwege haar gedichten, die tot hoogtepunten van de Nederlandse literatuur wordt gerekend, maar ook omdat Vasalis, Margaretha Drooglever Leenmans Fortuyn, tot haar overlijden in 1998, in Roden heeft gewoond
Woensdag, morgen, wordt in boekhandel Daan Nijman het essay Langs de touwladder. Op bezoek bij Vasalis gepresenteerd. Auteur is Marga Kool, schrijver, dichter, radiomaker, oud-gedeputeerde en voormalig dijkgraaf. Kool is een groot Vasalis-liefhebber. Ze heeft eerder een bijdrage geleverd aan de herdenkingen in Roden.
Kool leerde het werk van Vasalis kennen op school. “Dat geeft wel aan hoe belangrijk het vak Nederlands en aandacht voor literatuur kan zijn. Zonder die lessen had ik haar op dat moment niet leren kennen. Wat ik destijds las, was heel feitelijk, en sprak mij eigenlijk niet aan. Ik was er nog niet klaar voor.”
Dat veranderde toen ze op een vervolgopleiding een gedicht moest kiezen. De keuze viel op Wachten in de ochtend waarin de ik-figuur zit te wachten op een geliefde. “Ik was toen zelf hopeloos verliefd. Dat gedicht kwam enorm binnen. Het sloot perfect aan op mijn gevoel.”
Later heeft Kool gedichten van Vasalis in het Drents vertaald. “Vertalen is heel hard werken. Zeker bij dichters die vormvast zijn, wil je het rijm en metrum zoveel mogelijk bewaren, en de inhoud en de sfeer zo precies mogelijk weergeven. Je komt voor de keuze te staan: ga je letterlijk vertalen of geef je voorrang aan de taal waarin je iets wilt vertalen, in dit geval het Drents. Soms leidt het tot verlies. Soms tot winst en wordt het mooier.”
Wat opvalt in het Vasalis-essay is de huiver die Kool beschrijft om de dichter persoonlijk te benaderen. Kool, die niet bepaald op haar handen zit, heeft verschillende mogelijkheden gehad om Vasalis te ontmoeten, maar durfde niet. “Vanuit mijn persoonlijkheid is dat wel te verklaren. Ik ben tamelijk beschroomd en durf helemaal niet zoveel. Als het om zaken gaat, om standpunten en maatschappelijke ontwikkelingen, iets waar ik boos of ongerust over ben, dan is het anders.”
Vasalis stelde belangstelling van de buitenwereld niet echt op prijs. Ze leefde niet voor niets tot haar genoegen in Roden, en dan ook nog achteraf. “Dat wist ik”, vertelt Kool. “Ze gaf weinig interviews, deed weinig optredens. Dat lijkt misschien bijzonder, maar er zijn nog steeds schrijvers die zich liever afzijdig houden van media-aandacht. Anjet Daanje bijvoorbeeld.”
Zelf is Kool niet afhoudend. “Ik vind het leuk om op te treden en voor te dragen. Ik heb veel interviews gegeven. Ik ben mondig genoeg om aan te geven wat ik wel en wat wil vertellen. Waar ik wel een hekel aan heb, is vragen over wat ik precies bedoel met dit of dat gedicht en of iets autobiografisch is – daar ga ik niet op in. Een gedicht moet voor zichzelf spreken.”
Achteraf heeft Kool een beetje spijt dat ze Vasalis nooit heeft ontmoet. “Ik had haar graag leren kennen. Aan de andere kant: ik weet dat het niet in mij zit om zomaar op iemand af te stappen, zonder reden, zonder maatschappelijk belang, zonder dat het met werk te maken heeft.”
In plaats van zo’n herinnering koestert Kool de gedichten van Vasalis als waardevol bezit. “Ik ben ouder geworden. Vasalis is ook redelijk oud geworden. Ik krijg steeds gedichten van haar onder ogen die passen bij een bepaalde fase van mijn leven en waarvan ik denk dat ze speciaal voor mij zijn geschreven.”