Over 'Close' van Lukas Dhont en het jongensverdriet van C.O. Jellema
15-11-22
Tussen de bedrijven door bezocht ik in de bioscoop van Forum te Groningen Close, de film van regisseur Lukas Dhont. De berichten vooraf bleken allerminst overdreven: zeer ontroerend, mooi verteld, knap geregisseerd, raadselachtig goed geacteerd. Fijne muziek ook. Er zaten zo weinig mensen in de zaal dat ik onbezwaard een boterham met jam kon eten.
Kijkers van een film laten huilen is niet moeilijk, denk ik. Het is een kwestie van een verhaal zo opbouwen dat de kijker de indruk krijgt dat het over hem, haar of die persoonlijk gaat. Close biedt daarvoor voldoende aanknopingspunten.
Wie heeft geen gehad last van groepsdruk? Wie is er niet in zijn jeugd in de steek gelaten door een vriend? Wie heeft niet iemand verraden en daar vervolgens mee geworsteld? Wie heeft op jonge leeftijd niet iemand verloren en kon daar toen geen woorden voor vinden?
Wie op al deze vragen het antwoord ‘Ik niet’ geeft, is net zo goed betreurenswaardig.
Ik ben op dit moment drie boeken aan het lezen over de dichter en essayist C.O. Jellema (1936 – 2003): de bloemlezing met zijn gedichten Omdat een droom mij aankeek, het proefschrift Verdwijnen in een woord van J.J.C. Dee en de nog te verschijnen biografie Aan rozen denk ik in de winter van Gerben Wynia.
In laatstgenoemde uitgave wordt onder meer verteld over de vriendschap van Jellema met ene Alex Ruys. Het is 1951, de dan 15-jarige hoogbegaafde en sensibele Jellema is kort daarvoor uit het geïsoleerde Beilen verhuisd naar Hoogland, vlakbij Amersfoort. Citaat:
“Ze kwamen met een groepje van vier, vijf jongens van het gymnasium en waren op weg naar huis. Onder druk van dat groepje liet Alex Ruys hem schieten. Ruys zou de tragiek van het moment nooit vergeten: ‘Jij ging linksaf, voorover gedoken, in een groene loden jas, gymnasiumgeleerdheid in je tas, maar helemaal alleen, in tranen meen ik. En wij rechtdoor, de Berkenweg. Er was misschien iets tussen ons van een vergroeiing, van een taal die de anderen niet verstonden, dus verachtten. Maar ook: ik wilde niet linksaf, ik wilde niet afsplitsen van die groep, ik wilde door de Berkenweg. Toch was er toen pijn, zoals bij alle afscheid, ook als dat onvermijdelijk is.’
Thuisgekomen zat Cor in de serre van de pastorie tegen zijn moeder aan te huilen. Ze vroeg hem wat er was gebeurd maar hij kreeg het niet over zijn lippen. Haar deelgenoot maken van zijn verdriet en uitleggen ‘wat het was, waarom’ hij moest huilen, lukte hem niet.”
Terug naar het knappe van Close. Een piepjonge acteur op het juiste moment in tranen krijgen, en wel zo dat je als filmkijker het idee krijgt dat het niet gespeeld, maar oprecht is, dat vraagt een bijzondere vaardigheid.