Andere Tijden-reeks over het Rampjaar 1672
Een paard dankzij de hakselaar, bij Lhee

Over vrouwen in de nieuwe Nederlandstalige literaire canon

HellaHaasse
Geamuseerd volg ik ‘het debat’ dat is voortgevloeid uit de bekendmaking van de nieuwe Nederlandstalige literaire canon, afgelopen weekend. Zoals te verwachten viel, gaat het vaak over het geringe aantal vrouwen.

Mijn eerste gedachten daarbij: als het anders had gemoeten, dan hadden meer mensen een andere voorkeur kenbaar moeten maken. Waarom hebben zij dat niet gedaan? Wat weerhield hen? Waarom mopperen op mensen die wel de moeite hebben genomen om de enquête in te vullen? Nu is het wat het is.

In dit verband een citaat uit de column van Aleid Truijens in de Volkskrant van dinsdag:

'Toch weer veel dode, witte mannen', concludeert Toef Jaeger in NRC Handelsblad. Ze heeft gelijk, al lijkt me 'dood' een goed criterium met het oog op de eeuwigheid; over de eigen tijd is het lastig oordelen.

De opmars van gecanoniseerde vrouwen is traag. De top-100 telt maar 24 vrouwen (in 2002 11). Weliswaar staat er nu één vrouw in de top-10 van schrijvers die het vaakst genoemd werden: Hella S. Haasse, op nummer 8 (in 2002 op 26), maar in de top-10 van 'belangrijkste auteurs' staan alleen mannen; Haasse staat daar op plaats 24. In de top-10 gekozen door mannen staat niet één vrouw.’

Truijens gooit hier nogal wat lijstjes op een hoop. Als we alleen naar de lijst met honderd literaire werken kijken, lijken er dit keer meer dan twintig titels door een vrouw geschreven. Dat aantal kan hoger zijn, want van sommige titels is onbekend of ze door een vrouw zijn geschreven, zoals Mariken van Nieumeghen. Het aantal kan ook lager zijn, want wat geeft de samenstellers van de canon het recht om het geslacht van auteurs* vast te stellen?

Ik sluit mij aan bij wat Anton Prins dinsdag in NRC schrijft. (De tweede titel, Handelsblad is een tijd geleden geschrapt, over taalverarming gesproken.) Prins stelt terecht dat niet de etnische of geslachtelijke identiteit van de schrijver, maar de werken zelf het ijkpunt behoren te zijn.

Hij (of misschien zij of die) schrijft dat het niet meer dan logisch is dat in een Noord-Europees land als Nederland meer blanke schrijvers in de canon zijn opgenomen en dat het gezien de historische rolverdeling tussen mannen en vrouwen ook niet bijzonder opmerkelijk is dat er gemiddeld minder vrouwen in de canon staan.

‘Wellicht dat Nederland nu in etnische zin diverser is dan voorheen, en dat sinds de vorige eeuw vrouwen steeds meer vrijheden hebben verworven die voorheen alleen de heren beschoren waren; vroeger was dit anders en hoewel er wellicht nog altijd ondergeschoven kindjes zijn in de literatuur uit het verleden, is de wens meer ‘dode witte mannen’ in de canon de deur te willen wijzen im Ganzen irreëel.’

Het is waar, dé canon bestaat niet. Wat wel bestaat is permanente twijfel. Hieronder titels van werken in de canon die vermoedelijk door een vrouw zijn geschreven. Dit met de nadrukkelijke aanbeveling deze titels vooral te lezen:

  • Oeroeg – Hella S. Haasse
  • Het Achterhuis – Anne Frank
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart – Betje Wolff & Aagje Deken
  • Heren van de thee – Hella S. Haasse
  • De Avond Is Ongemak – Marieke Lucas Rijneveld*
  • Het Bittere kruid – Marga Minco
  • Eva – Carry van Bruggen
  • De wetten – Connie Palmen
  • Eenzaam avontuur : roman – Anna Blaman
  • Het woud der verwachting : het leven van Charles van Orléans – Hella S. Haasse
  • De tweeling – Tessa de Loo
  • De tienduizend dingen – Maria Dermout
  • Pluk van de Petteflet – Annie M.G. Schmidt
  • Vallen Is Als Vliegen – Manon Uphoff
  • Mijn lieve gunsteling – Marieke Lucas Rijneveld*
  • Kruistocht in spijkerbroek – Thea Beckman
  • Een revolverschot – Virginie Loveling
  • Het smelt – Lize Spit
  • Parken en woestijnen – M. Vasalis
  • De brief voor de koning – Tonke Dragt
  • Hoe duur was de suiker – Cynthia McLeod