Alles van Arjen Boerstra in de fik
Bij een interview met Jane Leusink

Haalt Anton de Kom na de canon van Nederland ook de literaire canon?

Anton de Kom
Via de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde ontving ik een verzoek om de Canonenquête 2022 in te vullen. “Welke boeken doen er écht toe? Praat mee over de Nederlandstalige literaire canon. Deze enquête van dertien vragen kost je ongeveer 10 minuten.”

Dat werden er dus meer, zowel wat betreft vragen als minuten. Want ik mocht ook mijn geslacht en leeftijd in vullen, en mijn hoogste laatst voltooide opleiding en een vraag beantwoorden over mijn werkzaamheden en aanvinken of ik op de hoogte gehouden wilde worden. Wellicht volgt er nog een onderzoekje naar hoe ik het invullen heb ervaren.

Wat de meeste tijd vergde, was het bedenken welke titels en auteurs ík tot de canon vind behoren. Daarbij stelde ik mezelf weer eens teleur.

Veel verder dan de gebruikelijke namen – Multatuli, Nescio, Wolff & Deken en een aantal schrijvers die anoniem wensten te blijven – kwam ik niet. Of toch: eentje. Ik futselde er een auteur van jeugdboeken tussen. Dat was voor mijn beurt, want de vraag of kinder- en jeugdliteratuur een plek verdient in een Nederlandstalige literaire canon kwam pas later aan de orde.

In de uitnodiging werd gemeld dat ‘eens in de zoveel tijd de discussie oplaait over de Nederlandstalige literaire canon’. En ook of ‘iedereen zijn klassieken hoort te kennen’ en of ‘het noodzakelijk is dat middelbare scholieren de belangrijkste Nederlandstalige literaire teksten lezen’. Deze vragen zouden in 2002 zijn beantwoord middels een canonenquête van stichting DBNL. De uitkomst daarvan was alsvolgt:

  1. Multatuli, Max Havelaar (1860)
  2. [anoniem, Willem] Van den vos Reynaerde (13de eeuw)
  3. Gerard Reve, De avonden (1947)
  4. Joost van den Vondel, Gysbreght van Aemstel (1637)
  5. W.F. Hermans, De donkere kamer van Damocles (1958)
  6. Nicolaas Beets (Hildebrand), Camera obscura (1839)
  7. [anoniem] Beatrijs (midden 13de eeuw)
  8. [anoniem] Karel ende Elegast (einde 12de eeuw)
  9. W.F. Hermans, Nooit meer slapen (1966)
  10. P.C. Hooft, Lyriek [w.o. liederen, sonnetten]

De nieuwe uitkomst, die in oktober wordt gepresenteerd in de Week van het Nederlands, zal iets anders zijn. Dat leid ik af van provocaties als ‘Ook niet-geschreven teksten (spoken word, liedjes) kunnen onderdeel zijn van de canon’, ‘Een Nederlandstalige literaire canon moet streven naar genderdiversiteit’ en ‘Auteurs van verschillende culturele achtergronden moeten vertegenwoordigd zijn in de canon’.

Wat zal blijven, is de discussie in hoeverre de canon moet leiden tot een verplichte leeslijst voor scholieren en hoeveel titels die lijst moet tellen. Grote kans zelfs dat die discussie meer aandacht genereert dan dat lezers zullen grijpen naar een boek van, zeg, de antikoloniale schrijver, activist en verzetsheld Anton de Kom. Die het vorig jaar al tot de canon schopte, een andere canon.