Leest 'Hier huizen draken' van Marie Claus
8-2-22
Ik moest er even om zeuren – zouden ze het vergeten zijn? – maar uiteindelijk stuurde uitgeverij Lebowski mij de dichtbundel Hier huizen draken van Marie Claus. Als pdf. Die ik kan uitprinten.
Waarom wilde ik dat ding graag lezen? Voor een bespreking, om te beginnen. Omdat Claus er een van ons is, zoals dat bij ons op de redactie heet. Want woonachtig in Groningen. Eerst als stadsdichter, later als docent aan onder meer de Schrijversvakschool. Haar vorige dichtbundel, De begrafenis van de mannen uit 2016, scoorde liefst vijf sterren in onze krant.
In ons archief zocht ik de recensie van toen op. In het stuk prijst Eppie Dam de interesse van Claus voor 'de oorspronkelijke en onaangepaste geest'. Hij prijst ook haar zelfspot, haar hilarische humor en haar talent voor drama en het absurde: 'Ze vilt en fileert, ontleedt en ontmaskert, en alles met een droog soort venijn waar het vileine aan ontbreekt.'
Probeer daar maar eens overheen te komen.
Wat opvalt, is dat ze zich geen Anneke meer noemt maar Marie. Waarom zou dat zijn? Wat is er in haar of aan haar veranderd? De website van haar uitgeverij biedt geen uitkomst. Wel een promotekst over haar bundel, altijd handig voor wie graag op weg geholpen wordt:
'Was will das Weib, vraagt Marie Claus zich af in haar nieuwe bundel Hier huizen draken. Een plek op het podium, in het landschap en in de schoolboeken. Een gesprek over de tijden waarin die plek er niet was, over de huidige tijd waarin die plek er nog steeds veel te vaak niet is, over haar woede en verdriet over die gang van zaken.
Hier huizen draken is het verslag van haar reis naar de rand van de kaart, naar daar waar het licht van de rede hapert en de intuïtie het moet overnemen. Ze vertelt over de verwoesting die ze onderweg aantreft: luie instituten, verscheurde landschappen, gedecimeerde en op drift geraakte volkeren.
Met de geconcentreerde aandacht van een weefster zoekt ze naar een taal die haar rouw en irritatie kan verbeelden zonder dat ze zich voegt naar de logica die deze versnippering mogelijk heeft gemaakt.'
Wat van het bovenstaande vooral blijft hangen, of binnenkomt, is de zinsnede 'reis naar de rand van de kaart, naar daar waar het licht van de rede hapert en de intuïtie het moet overnemen'. Dat is niet zonder consequenties. Als een dichter de ratio achter zich laat en zich overgeeft aan intuïtie kan dat leiden tot een irrationale taal. Die niet altijd goed te volgen is. Althans voor lezers die zich niet zo makkelijk durven over te geven.
Het kan verklaren waarom sommige gedichten, misschien zelfs wel veel gedichten, iets onnavolgbaars hebben. Neem Tot nu toe gaat alles goed, het gedicht waarin de bundeltitel Hier huizen draken in voorkomt.
In de eerste regel figureren naast die draken twee dieren: een wolf en een lam. De ik vreest het ergste, zou willen ingrijpen, wil God over de wolf spelen, maar besluit het nog even aan te zien. Misschien ziet de wolf het lam als iets waar hij recht op heeft, weifelt God, die blijkbaar mens is geworden. Als dat zo is 'zal ik hem beoordelen en veroordelen/ Ik zal hem zeggen dat hij het verdient te sterven/ terwijl ik eigenlijk niets liever wil dan zeggen dat ik hem ben/ en trillend als het lam mijn hoofd in zijn muil steken.'
Dan ineens lezen we dat wolven bang zijn voor mensen. En even verderop: 'Als wolven het met onze honden gaan doen/ zullen onze honden zich tegen ons keren.' Nu weet ik niet alles van de evolutie, maar honden zijn toch gedomesticeerde wolven? Het wordt nog verwarrender: 'Onze honden zijn niet echt van ons,/ ze horen bij de wolven, wij ook,// dat zijn we vergeten, per ongeluk, met opzet.'
Claus bedoelt het wellicht minder ingewikkeld dan ik het lees. En nu ik het zo opschrijf, hoor ik ergens een kwartje vallen. De mens zou wel eens een draak, een wolf en een hond kunnen zijn. Drie voor de prijs van één. Maar waarom dan God erbij gesleept? Vanwege zijn mythisch karakter? Net zoals de draak een mythisch wezen is? In religieuze zin zijn ze niet verwant. Het lam daarentegen, symbool van de onschuld, past weer wel in dit wankele beeld.
Als ik bovenstaande opneem in een bespreking voor de krant – maximale lengte om opmaaktechnische reden 400 woorden – blijft er geen ruimte over voor andere observaties. Met als gevolg dat de indruk wordt gewekt dat Hier huizen draken een slechte dichtbundel zou zijn. Drie sterren. Laat ons mild zijn.
En daarmee wordt voorheen Anneke Claus tekort gedaan. Want ze heeft wel degelijk, naar mijn maatstaven, goede gedichten geschreven. Of op zijn minst gedichten met goede stukken.
Humor en talent voor drama en het absurde heeft Claus nog steeds. Neem het openingsgedicht, Brandstapelangst, waarin de ik heks wordt genoemd: 'het was lief bedoeld/ en toch was ik meteen op mijn hoede.' In de volgende strofe lijkt sprake van een misverstand: 'Ik verstond: in treinstel 40445 is iemand van de relativering aanwezig./ Misschien zei hij toch eerder railcatering.'
We hebben hier te maken met wat in het proza een onbetrouwbare verteller wordt genoemd, maar in de poëzie een associatief dichter heet, iemand die van de hak op de tak kan springen en ondertussen naar een eigen stem zoekt. Een stem die het over de werkelijkheid en tegelijkertijd over een sprookje kan hebben.
Iemand, zoals blijkt uit het gedicht Captcha, die door een computer wordt gevraagd te bewijzen een mens te zijn. 'Wat ben je aan het doen?' en 'Hoe zit het met je relatie?' wil Facebook weten. 'Bewijs dat je geen robot bent', sommeert de website. Zo iemand steekt de ene keer een vinger in je oog en zit er de andere keer helemaal naast. Een echt mens, derhalve.
De zeven gedichten die samen de afdeling Rituelen, jaren nul zijn allemaal goed. Omdat ze de flow van een litanie hebben en een liefdesgeschiedenis lijken te beschrijven die ontspoort. Waarbij de 'je' – die uiteraard een 'ik' is – eenzaam, verward en ziek achterblijft, zichzelf probeert op te richten, wat niet makkelijk is 'in een tijd,/ in een wereld van bordkarton' en succes afhankelijk is van een sympathiek karakter.
#
De makke met poëzierecensies, het moet maar eens gezegd, is dat ze nauwelijks tot nooit recht doen aan de bundel waar de recensie betrekking op heeft. Dat komt, denk ik, doordat poëzie, vooral hedendaagse poëzie, bewust van rationaliteit beweegt richting 'de rand van de kaart'. Naar de plek waar het onbekende zich bevindt, daar waar geen herkenbare taal meer wordt gebezigd.
Als recensent moet je én de dichter proberen te volgen én de achterblijvende lezer bijpraten over de route die de dichter volgt naar haar of zijn onbekende bestemming. En, eenmaal aangekomen, in heldere bewoordingen, nog nahijgend, proberen te omschrijven wat die bestemming is. En ondertussen tast de dichter in het duister: 'Ja, ik weet het ook niet. Ik ben hier ook voor het eerst. Ik vind het mijn moeite waard. Wat vind jij?'
Ooit sprak ik een schrijver over de functie van recensies. Daarbij hield ik hem, het was een man, nog steeds overigens, voor dat ik probeer het boek van een auteur te beoordelen op de doelen die hij of zij zich stelt. Waarop die man zei: 'Dat vind ik helemaal niet interessant. Ik vind het veel interessanter wat jij tijdens het lezen van mijn boek hebt ontdekt. Waarom schrijf je dat niet op?'
#
Na drie keer Hier huizen draken van Marie Claus te hebben gelezen, heb ik het gevoel dat ik vaak tussen de woorden de zinnen niet kan vinden, dat het bos wordt gevormd door bomen met takken ver boven mijn hoofd, dat ik deelgenoot wordt gemaakt van een mysterie waar nauwelijks plaats voor mij is.
Ik begin opnieuw. Ik ben nog niet verslagen. En deze draak evenmin.