Hoeveel cultuurpodia kan een provincie (ver)dragen?
12-10-21
In de Groninger editie van Dagblad van het Noorden las ik dat komende jaren op het Groninger twaalf kultuurhoezen worden geopend. Bedoeling is dat met geld uit Nationaal Programma Groningen, zeg maar het aardbevingscompensatiefonds, in leegstaande gebouwen ruimte wordt gemaakt voor laagdrempelige culturele activiteiten.
Citaat uit het stuk, geschreven door Erik van der Veen: "Van brei- en fotoclubs tot muzieklessen of oudereneducatie. Ook koren en beginnende bandjes moeten er kunnen repeteren en optreden. Ook de gemeente of politie zou er spreekuur kunnen houden, maar alleen in plaatsen zonder dorpshuis."
Kultuurhoes is Gronings voor kulturhus, een van oorsprong Scandinavisch concept dat al een aantal jaren in Overijssel wordt toegepast. In Drenthe staan ze ook, maar daar worden het – o taalarmoede – multifunctionele accommodaties (mfa's) genoemd. In wezen is het weinig anders dan een voorzetting van het aloude op sommige plaatsen nog steeds bestaande dorpshuis.
Mijn aandacht gaat vooral uit naar door de belofte van culturele activiteiten en de opmerking dat de kulturhoezen in Groningen geen concurrent willen zijn. Concurrent van wat? Van de dorpshuizen, mfa's en ook bibliotheken vermoedelijk, want ook daar worden laagdrempelige culturele activiteiten georganiseerd.
Hoeveel podia voor culturele activiteiten kan een provincie (ver)dragen? De afgelopen jaren zijn, zowel in Groningen als in Drenthe, op tal van plekken zaaltjes geopend voor culturele activiteiten – vooral door particulieren. De afgelopen twee maanden haalden drie nieuwkomers de krant: De Theaterschuur in Linde, D'Rentmeester in Valthermond en Huis Orlando in Den Horn.
Denkend aan wat ik op dit vlak in Drenthe ken, vul ik aan met Klein Paradiso in Echten, De Amer in Amen, Vanslag in Borger, Nijend24 in Anderen, 't Keerpunt in Spijkerboor, Odeon in 2e Exloërmond, het Rensentheater in Emmen en de Vegafabriek in Kolderveen. Deze zalen en podia zijn allemaal verschillend, voelen zich allemaal anders. Wat hen bindt is dat ze kleinschalige optredens mogelijk maken.
Ze doen dat naast de grote gesubsidieerde theaterzalen en dat is heel mooi en goed. Er zit evenwel ook een keerzijde aan, vrees ik. Kleine zaaltjes kunnen namelijk weinig mensen bergen en halen daardoor zo weinig geld op dat het lastig wordt om artiesten fatsoenlijk te betalen. Een beginnende bandje zal daar niet moeilijk over doen, maar vroeg of laat raakt ook een beginner gevorderd.
Die kan dan mooi doorstromen naar de grotere theaters, denk je dan. Maar dan doet zich een nieuw probleem voor. Hoe raken die door de overheid gesubsidieerde en door betaalde krachten bestierde zalen vol als in de omringende dorpen kultuurhoezen zijn geopend die allemaal eigen culturele activiteiten bieden? Laagdrempelig. Gezellig. Ons kent ons. Met hulp van vrijwilligers. Niet duur. Een mens kan maar op een plaats tegelijk zijn.
Misschien loopt het allemaal wel los. Moed houden. Denk aan wat Mao Zedong ooit zei, de man van zowel de Grote Sprong Voorwaarts als de Culturele Revolutie: Laat honderd bloemen bloeien. Laat honderd stromingen strijden.