Op komst: Festival Veenhuizen
Hooggeëerd publiek, de cultuurpodcast

Bericht aan de mensheid

Paarden

Jullie bedoelen het ongetwijfeld goed. Zoals jullie altijd zeggen het goed te bedoelen. Maar wat is dat toch, dat jullie ons ongevraagd te hulp willen schieten? Met je mandje met oude broodjes. Met je slappe wortels. Hebben wij jullie iets gevraagd? Hebben wij jullie ooit iets gevraagd?

Dat wij hier staan, is op zich al vreemd. Er is een tijd geweest, heel vroeger, voor jullie komst, dat wij konden gaan en staan waar wij wilden, dat we in weer in wind ons kostje bij elkaar scharrelden. De ene keer ging dat beter dan de andere keer. Soms was er overvloed, soms was er gebrek. Soms waren we met velen, soms gingen er een paar van ons dood.

Zo was het leven. Het kwam niet in ons op om daar over te klagen. Hebben jullie ons ooit horen klagen?

Nu we toch jullie aandacht hebben: het komt ons voor dat jullie je vervelen, dat jullie niet weten wat jullie met je tijd aanmoeten. Dat jullie tijd over hebben. Geld teveel. Grond en gras te weinig. En om die reden overal hekken neerzetten. Waar wij dan zogenaamd achter moeten blijven. Probeer je eens in een ander ter verplaatsen. Jullie zitten net goed achter een hek.

En stel nu eens voor dat wij bij jullie op bezoek zouden komen. Ongevraagd. Je staat een beetje achter je hek en ineens komen wij eraan en we doen alsof jullie zielig en gebrekkig zijn. Nee, we weten zeker dat jullie zielig en gebrekkig zijn, want wij weten alles zeker. Jullie vervelen je en weten niet wat te doen, en wij bewijzen jullie een dienst met oude broodjes en slappe wortels. Wat zou jullie daar van vinden?

Luisteren jullie wel? Of zijn jullie alleen met jezelf bezig? Jullie luisteren? Jullie. Jullie. Jullie. Mooi. Dan doen we nog een keer het gedicht Paarden voor de ramen van Leendert Witvliet. Daar komt-ie:

Er kwamen paarden tot vlak bij de ramen
en het was ook al de achtste dag
en er was een trommelaar vanmorgen
en een man had zo gestaard
en de kat was niet thuis
en de hond blafte maar
en het was een jaar met dertien maanden
drieënvijftig weken, alles
werd te veel, die late avond
toen er zware lasten uit de bomen vielen
en paarden voor de ramen kwamen.

En nu wegwezen. Wij hebben iets beters te doen. Wij willen grazen.