Over de pan-Nedersaksische koers van tiedschrift Roet
11-5-21
Weer eens op de redactie in Groningen trof ik de nieuwe Roet aan, het Drents letterkundig tiedschrift. Veurjaor 2021. 43e jaorgang. Prijs 4 euro. Direct begon ik aan het Veur de leesder, het voorwoord van de redactie. Zou er iets worden gezegd over het vorige nummer, dat van de winter, waarin veel Groningstalige stukken waren opgenomen, als voorbode van een nieuwe pan-Nedersaksische koers?
En ja hoor. Er werd, misschien wel heel Drents, wetenschappelijk is deze suggestie niet, een anonieme lezer geciteerd. Ien schriever die de ofgelopen jaoren regelmaotig Nederlandstalige poëzie publiceerd hef in Roet – ik vermoed Theo de Jong, maar John B. Vorenkamp kan ook. De schriever was niet enthousiast. 'Nu kan ik Roet straks niet meer lezen. Wat moet ik dan nog met een abonnement?' mopperde de schriever.
Reactie van de redactie: 'De toegankelijkheid van het Twents en het Achterhoeks is misschien minder groot als die van het Drèents, 't Grunnings of het Westerkwartiers, maor aj een abonnement hebt op Roet, of starker nog, in dit blad publiceert, dan hej toch wat met taol. Dan hej je der toch wil an um te zien hoe die verschillende streektaolen in elkaar steekt.'
Je kunt Roet om verschillende redenen lezen. Hoe de Nedersaskische streektalen in elkaar steken is er daar slechts een van. Je kunt Roet ook lezen, omdat je wilt weten hoe – op dit moment – in Drenthe literatuur wordt bedreven, in het Drents en het Nederlands, in de twee meest gebezigde talen van Drenthe. Je kunt Roet ook lezen om het Veur de leesder. Of uit verveling. Of om de bijdragen André Degen.
De stelling dat de toegankelijkheid van het Twents en het Achterhoeks 'misschien minder groot is als die van het Drèents' lijkt mij overigens onjuist. Het Twents en het Achterhoeks zijn heel goed te lezen voor wie een beetje thuis is in het Drents, misschien wel het meest verwaterde Nedersaksisch van heel Nedersaksië. Dat geldt ook het Stellingwerfs. Het Gronings daarentegen is veel lastiger te lezen, al geldt dat niet alle Groningse varianten.
Wat de redactie verzuimd te melden, is dat het besluit om de kolommen van Roet – welbeschouwd telt het blad slechts een kolom, gezet in opvallend veel wit – open te stellen voor de andere Nedersaksische varianten niet uit louter letterkundige belangstelling voor die andere varianten is ingegeven. Het openstellen heeft ook strategische redenen. Of zou dat kunnen danwel moeten hebben.
Het is immers een verbreding van de bladformule die ervoor kan zorgen dat er eerder meer dan minder Roet-lezers komen, omdat het aantal lezers van (Drentstalige) literatuur eerder af- dan toeneemt. Lees daarvoor het NRC Handelsblad van 27 april j.l. Ook sluit het aan bij de inspanningen van moederconcern Huus van de Taol om het Nedersaksisch nadrukkelijker als een eenheid onder de aandacht te brengen. Lees daarvoor De Nedersaks in mij, in Dagblad van het Noorden op 1 mei j.l.
De koerswijziging maakt nieuwsgierig naar het moment waarop uitgeverij Het Drentse Boek besluit de doelstellingen te verbreden en zijn fonds openstelt voor algehele Nedersaksische uitgaven. En naar het moment waarop de belangrijkste financier van het Drents, de provincie Drenthe, stelt dat ook andere provincies in het Nedersaksisch taalgebied best mogen meebetalen aan het in stand houden van de door Nedersaksische literatuur.
Dit alles neemt niet weg, dat ik de koerswijziging toejuich. Liever een goed geschreven gedicht in de Groninger geheimtaal dan slappe kruidenthee van welke Nedersaksische variant ook. Een abonnement op Roet kost 14 euro 50 per jaar.