Bij het december-nummer van Tirade
19-1-21
Weer eens ter redactie in Groningen trof ik in de boekenkast nummer 482 aan van Tirade, het tijdschrift van Van Oorschot. Beter laat dan niet. Het blad bleek in het teken te staan van het 75-jarig bestaan van de uitgeverij. Ik citeer uit het Redactioneel:
'We gaven een batterij schrijvers de opdracht om te kijken welke boeken van Van Oorschot zij op de plank hebben staan, hun persoonlijke favoriet uit te kiezen en ermee aan de slag te gaan. Het leverde een reeks korte essays, verhalen, herinneringen en gedichten op, die we chronologisch hebben geordend op jaar van publicatie van de gekozen titel.'
Bladerend en lezend ontdekte ik veel stukken over mij bekende titels: Vergezichten en gezichten van M. Vasalis, Nader tot u van G.K. van het Reve, Brieven aan Josine M. van Gerard Reve, Een man in de tuin van Rutger Kopland, Verzamelde gedichten van Hanny Michaelis, de Van Oorschot-biografie van Arjen Fortuin.
Natuurlijk kwam ik ook veel niet tegen. Niemand van de gevraagde schrijvers had de keuze laten vallen op iets uit de Russische bibliotheek, terwijl die reeks toch het Fabergé-ei van de uitgeverij is. Wat voor planken hebben die Tirade-medewerkers? Wat is dat voor batterij? Of heeft de redactie bewust voorkomen dat er een nummer vol lofredes op dode Russen zou verschijnen?
Maar waar zou ik over hebben geschreven, als mij iets was gevraagd?
Over Jan Hanlo, zonder twijfel. Ook omdat we sinds gisteren lekkage in de keuken hebben. Hanlo mocht op voorspraak van Adriaan Morriën in 1949 bij Van Voorschot gedichten publiceren in Libertinage, het tijdschrift voor vrienden dat aan Tirade voorafging. Hij debuteerde vervolgens in 1958 met een verzamelbundel in de Vignetten-reeks. Openingsgedicht:
Regen regen
allerwegen
rechte stralen
water water
langs de muren
langs de palen
vallen vallen
langs de bomen
natte auto’s
gaan en komen
loodrecht op de
druppelzegen
overal is
regen regen