Ik woonde vrijdag in de Bospub bij Dwingeloo een deel van het afscheid van Jan Germs bij, jarenlang directeur van Huus van de Taal. Germs werd daar als pensionado getracteerd op een gedicht van Gerard Nijenhuis en een lied van Martijje. En hij werd toegesproken door Anne Doornbos, voormalig voorzitter van datzelfde Huus. Doornbos deed dat in het Drents. Veiligheidshalve vertaal ik zijn praatje naar het Nederlands. Hij zei onder meer dit:
"Hoe zal de toekomst van Germs er na vandaag uitzien? Vanzelf: hij gaat gewoon verder met de groentetuin. Hij blijft oppassen op de kleinkinderen, misschien zelfs meer dan voorheen. Hij gaat nog meer fietsen en automobilisten van de weg vloeken als dat zo uitkomt."
Daarop richtte Doornbos zich rechtstreeks tot Germs:
"Ik wil het hebben over jouw toekomst als schrijver. Komt dat wel goed? Je heb aardige dingen geschreven. Korte verhalen, een novelle, boekjes over taal, boekjes over fietsen."
Plotseling maakte hij er dialoog van, met daarbij een rol voor vrouw Doornbos:
"Zal Germs er niet vol tegenaan gaan als schrijver, nu hij met pensioen is, zei mijn vrouw.
Ik weet het niet, zei ik.
Waarom niet?, zei mijn vrouw.
Kijk, zei ik, het zit Germs als schrijver helemaal niet mee. Hij is niet opgegroeid in een streng gereformeerd gezin waar niet alleen de avonden maar alle dagen ongemakkelijk zijn. Zijn vader was boer en geen violenkweker. Zijn ouders waren niet fout in de oorlog. Hij is niet opgegroeid in een dorp met twisten tussen roomsen en de openbaren. Hij is op school niet gepest. Zijn ouders hebben goed voor hem gezorgd zodat hij niet naar het internaat hoefde. Hij heeft niet op turnen gezeten maar gewoon op voetbal. Hij is onderwijzer geweest. Hij is met een vrouw getrouwd die hij zowat zijn hele leven al kent. Hij heeft dus ook geen liefdesverdriet gehad. Hij is niet aan de drank. Hij is niet aan de drugs. Dat schiet niet op. Zo kun je geen schrijver worden. Dat wil niet. Nee, het wordt niks. De man heeft alles mee in het leven. Hij is zelfs directeur van het Huus van de Taol geweest.
Ho even, zei mijn vrouw. Je vergeet één ding.
O ja, zei ik, wat dan?
Mijn vrouw zei: Het is toch een Drent.
Verdraaid, zei ik, daar heb je gelijk in. Een Drent. Daar kun je wat mee als schrijver."
Opnieuw richtte Doornbos zich rechtstreeks tot Germs.
"Je bent opgegroeid in de mooiste streek van de wereld, met de mooie taal van deze wereld om je heen. Je hebt een grote toekomst als schrijver."
Daarna kwam vrouw Doornbos weer aan het woord:
"Dus is het een kwestie van tijd dat Germs de Libris Literatuurprijs wint.
Ik zei: Ho ho, even wachten. Het is een Drent."
Nog één keer richtte Doornbos zich rechtstreeks tot Germs. Hij zei:
'Dus, Jan, begin maar eens met de Streektaalprijs van Dagblad van het Noorden. Germs, aan het werk."