Wat wil je drinken? Koffie, thee of hingstemiege?
– Wat zeg je?
Koffie, thee of hingstemiege?
– Wat is dat, hingstemiege?
Ken je dat niet? Dat zei mijn vader altijd: Vrou, dit liekt wel hingstemiege. En dan had hij het over koffie waar je doorheen kunt kijken.
– Lijkt me niet lekker.
Dat was het ook niet. Maar ja, als er niet veel koffie was, dan werd het soms aangelengd en zag het er uit als, nou ja, als urine. Paardenpis.
– En dat dronken jullie?
Nee, wij niet. Wij wilden geen hingstemiege. Wij keken wel uit. Wij dronken thee. Maar als er vreemd volk was, dan werd het soms aangeboden, hingstemiege. Als je niet wist wat het was, dan kwam je niet uit de buurt en kon je het best drinken.
– Lekker gastvrij.
Welnee. Een grapje op zijn tijd moet kunnen. Dat is het mooie van dialect. Iets tegen elkaar zeggen en dan afwachten of een buitenstaander het begrijpt. Wordt het niet begrepen, dan heb jij een streepje voor, omdat jij het wel verstaat. Goed voor het zelfvertrouwen. Heel gezond. Van dialect wordt een mens rijker. Nou, wat wordt het: koffie, thee of hingstemiege?
– Doe maar een glas melk. Met een plak stoet graag.
Dat hebben we niet.