'Het eenige mooije land dat ik ken'
14-1-20
In Gouda bekeek ik de plaatselijke muziekkoepel in het Houtmansplantsoen, stapte het stadhuis binnen en bezocht Museum Gouda. Het museum bleek groter dan verwacht en bood onderdak aan, onder meer, een martelkelder, een fraaie keramiekopstelling, quasidepots, schuttersstukken en twee wisseltentoonstellingen.
De eerste ging over het stilleven, een beetje uitgekauwd thema, maar toch interessant omdat het dit keer ging om moderne en hedendaagse stillevens, afkomstig van diverse musea in Nederland en Vlaanderen. Drachten had een Thijs Rinsema afgestaan, Groningen een Charley Toorop, uit Amsterdam was een Erwin Olaf overbracht.
De tweede had de saaie titel Buiten schilderen en vertelde over hoe kunstenaars vanaf de jaren 1840 het atelier verlieten om met hun inklapezels en verftubes buiten te gaan schilderen. Inderdaad, het Barbizon-verhaal dat momenteel ook in Drenthe wordt verteld.
Een aantal van schilderijen in Gouda is daadwerkelijk in Barbizon gemaakt door bekende Franse jongens als Odilon Redon, Camille Corot en Charles-Francois Daubigny.
Wij hadden thuis een Corot boven de bank hangen. Gekregen van een meubelhandel: een zeer mistroostig landschap met berken. Niemand keer er naar om. Toen de naam Corot voorbijkwam in een kunstprogramma besloten we de achterkant van het schilderij te inspecteren. Het bleek een reproductie.)
Ook opvallend: in Gouda is Oosterbeek het Barbizon van Nederland. Dat wordt benadrukt met een citaat van Anton Mauve: 'Oosterbeek, man daar gaan we naartoe hoor. 't Is het eenige mooije land dat ik ken. Er is van alles voor allen." Mauve, vertegenwoordiger van de Haagse School, bezocht Oosterbeek in 1878. In 1880 deed hij Drenthe aan.
Hierboven een foto een werk van Constant Gabriël, En plein air (1870).