Brief aan Lilian Zielstra
30-1-20
Ik schrijf je op deze Gedichtendag omdat ik las dat jij komende zondag in DNK te Assen een dichtworkshop zult geven.
Wat ik ervan begrepen heb, is dat de workshop een ode aan Drenthe moet opleveren. Wat weer mooi aansluit bij de tentoonstelling Barbizon van het Noorden in het Drents Museum, want daar hebben ze samen met het Huus van de Taol een dichtwedstrijd uitgeschreven. Dat weet ik, omdat ik als cultuurjournalist van Dagblad van het Noorden een persmap over die tentoonstelling en de randactiviteiten heb gekregen.
Nu, ik overweeg mij op te geven voor jouw workshop. Er leven echter twijfels die ik via deze weg met je wil delen. Heb je even?
Een deel heeft te maken met het schrijven zelf. Ik heb wel eens een gedicht geschreven, meerdere zelfs, tientallen inmiddels. Sommige gedichten zijn bijna gelukt, als ik ze voordroeg kreeg ik er soms applaus voor, al kan dat ook uit medelijden zijn geweest. Maar een gedicht schrijven tijdens een workshop, ik weet niet of ik dat kan.
Een gedicht schrijven tijdens een workshop doet mij denken aan het jezelf uitkleden in het grote kleedhok van een openluchtzwembad. Je doet het in je eentje, rillerig en gehaast. Iedereen staat erbij en kijkt er heimelijk naar. Daar raakt een mens verkrampt van. Ik althans, al weet ik heel goed dat we voor Het Grote Oog allemaal gelijk zijn en ieder op zijn of haar manier zo verschillend is dat de verschillen er niet toe doen.
De bedenkingen en twijfels hebben ook te maken met de mogelijkheid dat wat je schrijft kan mislukken. Ik ben best een baasje en meen zelfs dat ik een reputatie bezit, al kan ik daar geen bewijs van overleggen. Het idee dat ik publiekelijk ergens aan begin en daar dan misschien geen goed einde aan kan breien, maar onderweg steken laat vallen en, om de beeldspraak te voltooien, een rafelig werkje met verkeerd gekozen kleuren rond de gaten in de lucht zal houden, aanlokkelijk is het niet.
Ik weet als cultuurjournalist hoe genadeloos over de rommel van anderen wordt geoordeeld. Nul sterren. Of nog erger: drie. Moet het workshopgedicht ook hardop voorgelezen worden in 'de groep'?
Andere moeilijkheid is ook het doel van de workshop, het brengen van een ode.
Nog even en ik woon twintig jaar in Drenthe. Dat is lang niet altijd fijn geweest, met als bijkomend gevolg dat ik nog steeds niet weet hoe ik mij tot Drenthe moet verhouden. Een paar dagen geleden nog heb ik mijzelf omschreven als een 'westerling', een woord dat mij gratis is toegestopt door mijn schoonmoeder, die in Weiteveen is geboren en soms onderscheid maakt tussen 'ons' en 'anderen'.
Terstond werd mij ter geruststelling door de voormalige vrachtwagenchauffeur, journalist, zanger, schrijver en Facebookenier Ab Drijver een 'hartje van turf' toegedicht. Wat het precies betekende, weet ik niet. Turf walmt nogal, en de brandduur houdt ook niet over, maar het leek een compliment.
Mijn tweeslachtige houding tegenover Drenthe, tegenover alles eigenlijk, maakt het ingewikkeld een ode uit te brengen. Een ode is volgens mijn woordenboekje een verheven zang. Zoiets moet met overtuiging worden gebracht. Is die overtuiging er niet, dan kruipt er een valse toon in de zang, wat artistiek interessant is, maar heel lelijk kan zijn. En lelijkheid is in strijd met het idee achter de ode, dacht ik.
Komt bij dat het verhevene mij tegen staat. Drenthe is best mooi op Google maps, om naar een beroemde door uitgeverij Het Drentse Boek geproduceerde dichtbundel met lichte gedichten over Drenthe te verwijzen. Drenthe is in mijn beleving niet verheven boven andere provincies. Sterker, er zijn zelfs boeken en gebeurtenissen in de Nederlandse geschiedenis waaruit je kunt afleiden dat Drenthe minder zou zijn dan andere provincies. Op Flevoland na.
Nu we het hier toch over hebben, op de tentoonstelling Barbizon van het Noorden wordt gedaan alsof Drenthe een Arcadië, een heus paradijs is, een plek waar alles is zoals het moet zijn. Met dat laatste wordt dan eenvoud, tevredenheid en iets puurs bedoeld. De Drentse Madonna. Maar in de praktijk komt het meestal neer op achterstand en stille armoede. Ben je wel eens in Zwartemeer, of achterin Emmermeer geweest?
Kortom, ik wil wel meedoen aan jouw workshop, maar vrees dat ik mij geen juiste houding weet te geven, dat alle inspanningen uiteindelijk niets zullen opleveren. Zonde van ieders tijd. Niet goed voor het positieve Drentse groepsgevoel en de bijpassende tevredenheid waar het Drents Museum, het Huus van de Taol en ook DNK vermoedelijk om te doen is.
Al kan ik het natuurlijk helemaal mis hebben. Ik heb het vaak mis. Zeker als het om mezelf, om schrijven en om Drenthe gaat. Wat denk je? Zou een mislukt zeurgedicht, ook mogen?