Het plezier van het lezen in het Drents letterkundig tiedschrift Roet, voor zover je het plezier mag noemen, begint traditiegetrouw in het redactioneel, ook wel bekend als het 'Veur de leesder'.
In het vorige nummer, veurjaor 2019, schreef de redactie daar aldus: 'De tied vlög veurbij. Alweer een Roet. Het veurjaorsnummer van 2019 ditmaol. Wij hebt perbeerd um der weer een gevarieerde nummer van te maoken en hoopt daj van miening bint daw daorin sloagd bint.'
De slappe praat wordt in het nieuwe nummer, zummer 2019, voor het slot van het redactioneel bewaard 'Het is zummer. Vekaantsietied. Een mooie tied um een boek te pakken en te gaon lezen. As redactie hoop wij daj je zult vernuvern met dizze Roet.' Daarna keutelt het nog drie regels door.
De zomer als mooie tijd om te lezen. Wie straks in de herfst en de winter en het voorjaar gaat klootschieten, zwientietikken en met een haantie op 'n stokkie wil rondzeulen heeft groot gelijk. De tijd vliegt inmiddels zo snel voorbij dat de Roet-redactie weer doet alsof we in de jaren vijftig leven.
Als het niet zo treurig was, zou ik schrijven dat er in het 'Veur de leesder' gelukkig meer gebeurt. Zo wordt in de tweede alinea een 'biezundere bijdraoge' van Gerard Stout aangekondigd. Dat bijzondere, zo legt de redactie uit, heeft ermee te maken dat Stout al langdurig niet meer in Roet heeft gepubliceerd 'umdat e deur de jaoren hen een problematische relatie kregen hef met de streektaolliteratuur'.
Het klopt inderdaad dat al heel lang geen stukken meer van Stout in Roet hebben gestaan. Het klopt volgens mij niet dat Stout een problematische relatie heeft met de streektaolliteratuur. Als er al sprake is van een problematische relatie dat heeft dat niets met literatuur te maken. Dan heeft dat te maken met een paar mensen in Drenthe die zich met de Drentse taol bezighouden.
Een aantal van die mensen heeft vermoedelijk zitting in de redactie van Roet. Anders kan ik niet verklaren dat de 'biezundere bijdraoge' van Stout reeds in het redactioneel wordt gediskwalificeerd als een onzinstuk. Dat gebeurt onder meer als volgt: 'Der staot nogal wat discutabele en ok antoonbaor onjuuste en niet of slecht underbouwde bewerings in het stuk van Gerard.'
Wat ik een paar bladzijden verderop lees, is een opiniestuk. De zoveelste poging van Gerard Stout om duidelijk te maken dat er veel aanleidingen zijn om het Nedersaksisch op een andere manier onder de aandacht van lezers en luisteraars te brengen dan tot op heden gebeurt. Stout wil dat het Nedersaksisch vooruit gaat in plaats van achteruit. Wat is daar discutabel aan?
Afgaand op het redactioneel in het zomernummer van Roet kan het inderdaad geen kwaad als er op sommige plaatsen in Drenthe een frisse wind gaat waaien. Want waar komt dat redactioneel op neer? Op stemmingmakerij, nog voor de lezer kennis heeft kunnen nemen van de inhoud. Op een uitgestoken voet van de gastheer, kort na het moment dat hij zijn bezoeker een hand heeft gegeven en van harte welkom heeft geheten in zijn veel te benauwde woning.