« juli 2019 | Hoofdmenu | september 2019 »
Buitenkunst in Hoogeveen. Open Stal in Oldeberkoop. Folly Art in Norg. Wie van kunstroutes houdt, kan deze zomer ook naar Schokland reizen.
Op het voormalige Zuiderzee-eiland, nu te bezoeken in de lange leegte van de Noordoostpolder, is een zes kilometer lange route uitgezet met twintig werken gemaakt door kunstenaars uit binnen- en buitenland. Samensteller is Pat van Boeckel. Eerder was hij betrokken bij vergelijkbare routes in de Weerribben, de Rottige Meente en het Waterloopbos.
Bijzonder aan de route – titel: Dichter op het land – is de manier waarop beeldende kunst en poëzie worden gecombineerd. Bij ieder kunstwerk is een brievenbusje geplaatst met daarin kaarten waarop foto’s van heden en verleden plus een gedicht zijn afgedrukt. Bedoeling is dat wandelaars alle kaarten verzamelen en na afloop naar huis gaan met een heuse dichtbundel.
Gekozen is voor poëzie die uitleg bij de kunstwerken overbodig maakt en toch wat te raden overlaat: Excursie van Anna Enquist bij The giant matador van Roger Rigorth, Van lieverlede; zo van Hans Faverey bij Het wappert van Merel Holeboom, De eeuwigheid van Bernlef bij Ziel van Paula Walta, De kwal van Tonnus Oosterhoff bij Jelly fish van Elena Redaelli, Tot de waarnemer van Willem Jan Otten bij Geen schijn van Van Boeckel zelf.
Vertrekpunt van de route is het museumterrein, waar vier van de twintig werken staan opgesteld. Van Linda Verkaaik zijn beelden van hulp roepende drenkelingen in het riet gezet: Ondergaan. Onder-gaan. Saskia Boelsums laat in de kerk foto’s van landschappen zien geïnspireerd op schilderijen uit de zeventiende eeuw, toen de Zuiderzee de poort bleek tot (economisch) gouden tijden.
De bijdrage van Peter Veen, ook in de kerk, bestaat uit audiokunst: teksten die samenvallen met muziek en verwijzen naar het Schokland van nu, vroeger en straks. De route telt meer werken waarbij kunst en poëzie samenvallen. Van On Site Poetry, een project van Nick J. Swarth en Sander Neijnens, is in een weiland een palenhek met twee dichtregels te zien, Grens. De ene zijde leest ‘Tot hier en niet verder!’ De andere zijde leest ‘Geen grens die de wind vangt’.
Het museum zelf is een must. Het vertelt niet alleen over de opkomst en ondergang van Schokland in 1859. Het vertelt ook over het ontstaan van Nederland – vandaar de werelderfgoedstatus van Unesco sinds 1995, de eerste in Nederland. Als les voor de toekomt vertelt het museum vooral hoe klimaatveranderingen door de eeuwen heen menselijk handelen aanvankelijk mogelijk, maar uiteindelijk onmogelijk hebben gemaakt.
Die wetenschap geeft Dichter op het land een extra lading. Het deed Karin van der Molen besluiten een aantal mensfiguren in het weiland te plaatsen, vlakbij een begraafplaats die werd ontruimd nadat het wassende water met de botten en skeletten aan de haal gingen. Van veraf lijken het vluchtelingen die hogerop de droogte en veiligheid zoeken. Van dichtbij blijken haar Dwaalgasten opgebouwd uit maritiem zwerfafval: netten, touwen, jerrycans.
Wat was er en waar gaat het heen? Hannah Streefkerk lijkt een antwoord op die vraag te hebben gevonden. Op de balken en staanders van een gereconstrueerde zeewering, de oorspronkelijke is vergaan doordat VOC-schepen schadelijke houtwormen uit ‘de Oost’ meebrachten, heeft ze kleine, gehaakte textielwerkjes aangebracht, Traces. Ze ogen als algen, koraal, schelpen, korstmossen en al die andere tussenvormen met een veel oudere geschiedenis en langere toekomst dan de mens.
Als tegenhanger van de rubriek Miniman wordt in de Groninger editie van Dagblad van het Noorden de Rarekiek geplaatst, een rubriek met korte verhalen die naar waarheid zijn opgetekend door anonieme auteurs waarvan de naam bekend is bij de redactie van Dagblad van het Noorden.
Vorige week werd een door Anton Scheepstra van uitgeverij Passage geproduceerd boekje met Rarekieks-gepresenteerd – Jean Pierre Rawie deed de selectie en schreef een voorwoord. De presentatie ging gepaard met een heus driedaags festival in de Horatio-tent tijdens festival Noorderzon in Groningen.
Voorafgaand aan een optreden van A.L. Snijders, meester van het zeer korte verhaal, mocht ik mijn licht laten schijnen over 'de stand van het korte verhaal', een opdracht die ik vrij heb opgevat. Voor de geschreven variant van mijn bijdrage klik hier. Voor meer over het boekje met de Rarekieks klik daar.
Een paar jaar geleden mocht ik als onderdeel van het Literaturia-programma tijdens festival Noorderzon in Groningen in een container iets vertellen over Da Da in het algemeen en het gedicht Oote van Jan Hanlo in het bijzonder.
Afgelopen zaterdag hoorde ik mijzelf in de Desdemona-tent tijdens Noorderzon, wederom als onderdeel van het Literaturia-programma, iets vertellen over het leven en werk van Karel ten Haaf (1962 – 2019).
Zoek de verbanden.
Stefan Nieuwenhuis, programmeur van Literaturia, had de memorial de titel Hé hallo zeg meegegeven, naar de uitspraak waarmee Ten Haaf bekenden en anderen begroette. Voorafgaand aan de bijeenkomst liet hij, Nieuwenhuis, een billboard van Kim Wilde op de toegangsdeur van de Desdemona-tent plakken.
Hij had daar een heel verhaal bij. Ik volsta hier met de mededeling dat Karel ten Haaf bewonderaar was van Kim Wilde. Waar hij gelijk in had.
Het programma in de tent had een platte opzet. Geen presentator, geen inleiding, geen uitleiding, maar 'een vrolijke, politieke, dichterlijke en literaire avond met diverse auteurs rond het werk van Karel ten Haaf, de eigenzinnige stem in de vaderlandse literaire wereld die onlangs overleed'.
Met voordrachten, film en veel herinneringen aan deze unieke, bevlogen figuur door diverse types. Voor de analen noem ik de namen van Anneke Claus, André Degen, Daniël Dee, Arjen Nolles, Anton Scheepstra, Ron blom, Stefan Nieuwenhuis, Marleen Vermooten, Hans Plomp, Jurre van den Berg, Hubert Klaver en Harry Zijlstra. Mijn praatje staat hier.
In het Rensenparkfiliaal van het Centrum Beeldende Kunst in Emmen is al een paar weken een tentoonstelling te zien met onder meer foto's die op 15, 16 en 17 augustus 1969 tijdens het Woodstock Festival zijn gemaakt door fotograaf Elliott Landy. De tentoonstelling opende eind juni en sluit 25 augustus.
Begin mei bracht Landy op uitnodiging van de gemeente Emmen en de Collectie Brands een bezoek aan gemeentehuis van Emmen. Hij deed dat samen met Michael Steffen van het Duitse bedrijf Octopus Entertainment, organisator van de tentoonstelling die gelijktijdig ook in Papenburg is te zien.
Tijdens een persconferentie vertelden de twee dat zij met het tonen van de foto's niet alleen de herinnering aan het driedaagse festival levend wilden houden. Ze wilden ook de tijdgeest en ideeën van eind jaren zestig overbrengen op een nieuwe generatie.
Want: Landy had in de aanloop naar het festival niet alleen vertegenwoordigers van de tegencultuur, de vredesdemonstraties en acties voor burgerrechten gefotografeerd. Hij had ook de sterren van toen gefotografeerd, uit protest, omdat de gevestigde media destijds vooral aan besteedden aan filmsterren, economie en individuele geweldsdelicten, maar de sociale issues negeerden.
"We leven in een tijd die vergelijkbaar is mei die van eind jaren zestig", vertelde Steffen. "Er zijn opnieuw problemen met de regering, in de Verenigde Staten en Europa. We hebben opnieuw mensen nodig die de straat op gaan. Er moet opnieuw gediscussieerd worden. Het belangrijkste van een democratie is dat mensen met elkaar in gesprek gaan. Woodstock brengt dat in herinnering."
Prompt werden tijdens de persconferentie, waar de sfeer nogal lacherig was, naast de tentoonstelling, lezingen en debatten aangekondigd. Ook werd duidelijk dat de fototentoonstelling in Emmen en Papenburg mogelijk was gemaakt dankzij 25.000 euro subsidie van de Ems Dollard Regio (EDR) en twee keer 17.500 euro van respectievelijk de gemeente Emmen en Stadt Papenburg.
Tot dusver heb ik in Emmen nog helemaal niets gemerkt van debatten en lezingen over de tijdgeest en ideeën van eind jaren zestig. Wat ik wel heb gemerkt, is dat een parallel-tentoonstelling in het CBK, over de Emmense jongerensoos Tin Pan Alley, veel meer belangstelling en enthousiasme genereert dan de Woodstock-foto's van Landy.
Dagblad van het Noorden bracht een week geleden een artikel onder de kop Woodstock op herhaling. In het stuk vertelt Joop Reilman over de organisatie van 'een heus Woodstock Festival' door Cho50+, het senioren activiteitencentrum in de voormalige dierentuin in Emmen.
Het festival, dat komend weekend plaatsvindt, precies vijftig jaar na het Woodstock Festival, omvat muziekoptredens van Wout van der Lei, The Vinties, The Stokers, Mojo Clinton, Jeany Veras en Bouke. Ook is er 'een kleinschalige hippiemarkt'. Geen woord over de problemen van toen en nu. Woodstock betekent vooral veel nostalgie en sentimentaliteit. Wel zo gezellig en veilig.
Deze maand kijkt Carlos Santana in het Britse muziektijdschrift Mojo terug op Woodstock 1969, op zijn eigen optreden en op het massale publiek dat destijds op het festival was afgekomen:
'The freaks were the people who didn't fit with Richard Nixon of LBJ or the Pope or anything like that. The hippies had a different agenda from being sheep who followed; they had to question authority. Like The Doors and Sly Stone and Jimi Hendrix and John Lennon and George Harrison. Unless the idea came from the collective, we thought you were plastic, full of shit, and we weren't going to follow that.'
Bob Dylan wist het al: The times, they are a changing.
Na de publicatie over het stuk plastic met de naam van Ramona aan een boom langs de Klazienaveensestraat in Nieuw-Dordrecht werd ik gewezen op een artikel dat november 2000 in het Nieuwsblad het Noorden had gestaan. Kop boven dat artikel: 'Vier jaar cel geëist tegen veroorzaker dodelijk ongeval'.
Daaronder een onthutsend verslag van een zitting in de rechtbank van Assen. Daags na het dodelijke ongeluk hadden agenten een 39-jarige man in zijn woning in Nieuw-Dordrecht aangehouden, Marco te V. Hij was dronken en herinnerde zich niets van een botsing met de 12-jarige Ramona en haar zus. Hij suggereerde dat iemand zijn auto had gebruikt: 'Ik heb nogal wat vijanden'.
Ook verklaarde Te V. dat hij twee á drie keer per week dronken achter het stuur zat. de krant: 'Ontelbare telbare keren had zijn vrouw hem gewaarschuwd, maar hij dronk en slikte pillen om bestand te zijn tegen relatieproblemen en depressiviteit. In 1977 was zijn oudere broer omgekomen bij een verkeersongeval ongeval hetgeen diepe indruk had gemaakt.'
In december volgde nog een bericht. Volgens de rechter was vast komen te staan dat Te V. die avond tien tot vijftien glazen cola-berenburg had gedronken. Hij was verslaafd aan alcohol en aan medicijnen die de rijvaardigheid beïnvloeden. De rechter betitelde zijn gedrag als ’roekeloos’ en legde een straf op van vier jaar cel en inname van zijn rijbewijs voor vijf jaar.
Te V. is in 2012 overleden. Hij ligt begraven op de algemene begraafplaats in Nieuw-Dordrecht, aan de Klazienaveensestraat. Ramona zou nu 31 jaar zijn geweest.
Arme moeders.
Het plezier van het lezen in het Drents letterkundig tiedschrift Roet, voor zover je het plezier mag noemen, begint traditiegetrouw in het redactioneel, ook wel bekend als het 'Veur de leesder'.
In het vorige nummer, veurjaor 2019, schreef de redactie daar aldus: 'De tied vlög veurbij. Alweer een Roet. Het veurjaorsnummer van 2019 ditmaol. Wij hebt perbeerd um der weer een gevarieerde nummer van te maoken en hoopt daj van miening bint daw daorin sloagd bint.'
De slappe praat wordt in het nieuwe nummer, zummer 2019, voor het slot van het redactioneel bewaard 'Het is zummer. Vekaantsietied. Een mooie tied um een boek te pakken en te gaon lezen. As redactie hoop wij daj je zult vernuvern met dizze Roet.' Daarna keutelt het nog drie regels door.
De zomer als mooie tijd om te lezen. Wie straks in de herfst en de winter en het voorjaar gaat klootschieten, zwientietikken en met een haantie op 'n stokkie wil rondzeulen heeft groot gelijk. De tijd vliegt inmiddels zo snel voorbij dat de Roet-redactie weer doet alsof we in de jaren vijftig leven.
Als het niet zo treurig was, zou ik schrijven dat er in het 'Veur de leesder' gelukkig meer gebeurt. Zo wordt in de tweede alinea een 'biezundere bijdraoge' van Gerard Stout aangekondigd. Dat bijzondere, zo legt de redactie uit, heeft ermee te maken dat Stout al langdurig niet meer in Roet heeft gepubliceerd 'umdat e deur de jaoren hen een problematische relatie kregen hef met de streektaolliteratuur'.
Het klopt inderdaad dat al heel lang geen stukken meer van Stout in Roet hebben gestaan. Het klopt volgens mij niet dat Stout een problematische relatie heeft met de streektaolliteratuur. Als er al sprake is van een problematische relatie dat heeft dat niets met literatuur te maken. Dan heeft dat te maken met een paar mensen in Drenthe die zich met de Drentse taol bezighouden.
Een aantal van die mensen heeft vermoedelijk zitting in de redactie van Roet. Anders kan ik niet verklaren dat de 'biezundere bijdraoge' van Stout reeds in het redactioneel wordt gediskwalificeerd als een onzinstuk. Dat gebeurt onder meer als volgt: 'Der staot nogal wat discutabele en ok antoonbaor onjuuste en niet of slecht underbouwde bewerings in het stuk van Gerard.'
Wat ik een paar bladzijden verderop lees, is een opiniestuk. De zoveelste poging van Gerard Stout om duidelijk te maken dat er veel aanleidingen zijn om het Nedersaksisch op een andere manier onder de aandacht van lezers en luisteraars te brengen dan tot op heden gebeurt. Stout wil dat het Nedersaksisch vooruit gaat in plaats van achteruit. Wat is daar discutabel aan?
Afgaand op het redactioneel in het zomernummer van Roet kan het inderdaad geen kwaad als er op sommige plaatsen in Drenthe een frisse wind gaat waaien. Want waar komt dat redactioneel op neer? Op stemmingmakerij, nog voor de lezer kennis heeft kunnen nemen van de inhoud. Op een uitgestoken voet van de gastheer, kort na het moment dat hij zijn bezoeker een hand heeft gegeven en van harte welkom heeft geheten in zijn veel te benauwde woning.
Fietsend vanuit de richting Barger-Compascuum langs de Herenstreek sloeg ik in Nieuw-Dordrecht op de kruising rechtsaf de Klazienaveensestraat in. Na de bushalte bij voorheen café Bik begon een nieuwe rij huizen. Ter hoogte van nummer achttien was aan een boom een stuk plastic bevestigd met daarop een naam: Ramona. Ik zag het niet voor het eerst. Het hangt er al jaren.
Ongewild gingen de gedachten terug naar begin september 2000. Ik was net een maand in dienst bij de Drentse Courant toen aan het einde van een, ik meen, donderdagmiddag op de redactie een politiemelding binnenkwam. Er zou in Nieuw-Dordrecht een meisje zijn geschept door een auto. Volgens het bericht was ze er slecht aan toe.
We besloten er niet op af te gaan, maar nieuwe mededelingen af te wachten. Die kwamen aan het begin van de avond. De automobilist zou na het ongeluk het Boekweitveld zijn ingereden, een kleine woonbuurt vlakbij Klazienaveensestraat. Daar zouden agenten hem in zijn woning hebben aangehouden. Nog weer later kwam de melding dat het meisje was overleden.
De volgende ochtend bracht de krant een kort bericht over het doorrijden na een ongeluk waarbij een 12-jarig meisje om het leven was gekomen. Een week later volgde een tweede nieuwsbericht. Daarin werd gemeld dat de doorrijder een 39-jarige man uit Nieuw-Dordrecht was die bij zijn aanhouding 1 promille alcohol in zijn bloed had.
Weer thuis, zoekend op internet en in De krant van toen, kom ik niets meer te weten dan ik mij meen te herinneren. Of toch wel. Ramona was niet alleen toen het ongeluk gebeurde: ook haar 16-jarige zus was bij het ongeluk betrokken. Hoe het haar en de toen 39-jarige automobilist na september 2000 is vergaan, heb ik niet kunnen achterhalen.