Ter voorbereiding op een nieuwe bijeenkomst van De Literaire Hemel komende vrijdag in Amen lees ik Nu alles voorbij is, begint wat voorbij is opnieuw van Liesbeth Vonhögen. Hoewel de titel wellicht anders doet vermoeden hebben we hier te maken met de publieksuitgave van een wetenschappelijk onderzoek waarmee Vonhögen in 2017 promoveerde aan de Open Universiteit.
Twee vragen gingen aan het onderzoek vooraf, vragen die nauwelijks of eigenlijk niet worden beantwoord in de laatste twee delen van De Geschiedenis van de Nederlandse literatuur. Verpakt in een zin: in welke mate en op welke wijze heeft de Tweede Wereldoorlog weerslag gekregen in de Nederlandse poëzie tussen 1940 en 2005.
Voor het antwoord nam Vonhögen een enorme hoeveelheid poëzie tot zich, wat mij niet altijd even gezond lijkt. Ze destilleerde daaruit bijna drieduizend gedichten waarin de oorlog op een op andere manier doorwerkt. De opmerking 'iemand moet het doen ' is ook hier van toepassing, want niet eerder werd dit toch weinig misselijke onderwerp zo grondig aangepakt.
Er is veel interessant aan Nu alles voorbij is, begint wat voorbij is opnieuw. Om te beginnen wat Vonhögen schrijft over gedichten waarin wordt gewaarschuwd voor de rampen die op komst zijn; in de jaren dertig waren sommige Nederlandse dichters zich bewust van de ontwikkelingen in het Duitsland van de NSDAP. Jan Campert is met zijn Ballade der verbrande boeken één van hen, net als Willem Elsschot met het gedicht Van der Lubbe, waarover hij later zou zeggen 'was Van der Lubbe een fascist dan zou ik datzelfde gedicht geschreven hebben'.
Meer bekend is het verhaal van de poëzie tijdens de oorlog. Met enerzijds de dichters die als lid van de Kultuurkamer bleven doorschrijven, zoals de jenever slurpende J.C. Bloem die, naar ik mij meen te herinneren, de bezetter voorstelde geconfisqueerd Joods geld aan hem over te maken. En aan de andere kant hun collega's die in de illegaliteit zaten of clandestien te werk gingen. Bijvoorbeeld door gedichten voor rijmprenten te schrijven waarvan de opbrengst ten goede kon komen aan het verzet.
Zwaartepunt in het boek ligt bij de jaren na 1945. Vonhögen heeft voor haar onderzoek een reeks categorieën in het leven groepen, zoals tijdgedichten waarin oorlogsgerelateerde gebeurtenissen centraal staan, herdenkingspoëzie waarin de slachtoffers worden herdacht, gedichten over slachtoffers geschreven na een bezoek aan concentratiekamp en gedichten waarin een kritische houdingen tegenover Nederland wordt aangenomen. In hoofdstuk 9, dat heb ik met een schuin oog al gezien, maar zo ver ben ik nog niet, wordt aandacht geschonken aan oorlogsgedichten waar foto's aan ten grondslag liggen.
Vonhögen is komende vrijdag niet de enige gast in Amen met een boek waarin de Tweede Wereldoorlog een belangrijke rol speelt. Het geldt ook Hans Münstermann van wie vorig jaar de roman De onderstroom verscheen over een doodgeschoten vader die samen met een Duitse soldaat in een schimmenrijk op zoek gaat naar zijn verloren zoon en Wessel Krul die de biografie schreef van Dirk Hannema, oud-museumdirecteur in Rotterdam en later grondlegger van Museum De Fundatie in Heino en Zwolle.
Aanvang 20.30 uur. Entree 15 euro. Muziek van Nicolette Leenstra en Marinus Scholten inbegrepen.