« november 2018 | Hoofdmenu | januari 2019 »
Wat lastiger bleek dan gedacht, was het afgelopen zomer opzetten en bijhouden van een tuintje. Het begon er al mee dat op de dag van de eerste planting zich 's avonds stortbuien en windhozen voordeden. Vervolgens kwamen de door de Hema verstrekte zaden van de Allium Cepa en Petroselinum Crispum niet wilden ontkiemen, of te diep waren gezaaid, want dat kan natuurlijk.
Daarna sloeg de warmte toe en moest ik de Rumex Atrosanguineus verwijderen omdat een deel van de bladeren begon te verwelken terwijl slakken zich ten goede deden aan andere bladen. Wat wel goed wilde groeien was de Cucurbita Pepo. Al heeft die nooit vrucht gedragen, terwijl dat toch wel de bedoeling was.
Van drie gewassen kon ik deze zomer eten: de Cucumis Sativus en de Rheum Rhabarbarum. Gisteren heb ik tot slot de Apium Graveolens geoogst. En dat in de winter.
Richard Broersma van de band Unplaceables attendeerde mij op een stuk op Facebook waarin 'vraagtekens' worden geplaatst bij het provinciaal beleid voor popcultuur in Drenthe. Dat beleid heeft afgelopen jaar van cultuurgedeputeerde Cees Bijl een 'impuls' gekregen na een door Jan Stam van K&C in Assen beschreven 'meerjarentraject voor jeugd 12+, talentontwikkeling en popcultuur.'
Eén van de uitkomsten van dit traject is dat afgelopen jaar mede dankzij de inspanningen van Jan Stam en K&C een aantal bandjes en artiesten uit Drenthe structureel en begeleid kon optreden: tijdens Eurosonic, tijdens het Bevrijdingsfestival, tijdens Drentsch Peil, tijdens Hit The North, tijdens Retropop, begin januari tijdens een preview van Eurosonic in Borger (foto Sorry John) en straks opnieuw tijdens Eurosonic in Groningen.
Dat ik op dit onderwerp wordt aangesproken is niet helemaal vreemd. Ik heb twee keer over de materie in Dagblad van het Noorden geschreven. Lees eerst dit en dan dat. Of lees verder.
Popmuziek en Drenthe – het is en blijft een lastig verhaal. Voor een deel heeft dat met beleid te maken. Voor een nog belangrijker deel heeft het met de bevolkingsopbouw van doen.
Popmuziek is nauw verbonden met jongerencultuur. Het waren aanvankelijk jongeren die de popmuziek groot (lees: populair) hebben gemaakt. Het zijn nog altijd jongeren die de popmuziek proberen te vernieuwen en met raps, draaitafels en elektronica te veranderen. Interessant in Drenthe is dat er (a) niet zoveel jongeren wonen en (b) dat veel jongeren na hun middelbare school de provincie verlaten.
Dit gegeven heeft er onder meer toe geleid dat er in Drenthe geen poppodia bestaan zoals Hedon, Metropool en Burgerweeshuis in Overijssel, Vera en Simplon in Groningen en Neushoorn in Friesland. Alle pogingen om dit veranderen ten spijt, wat men ook van plan is in Hoogeveen, Drenthe is een provincie van muziekcafé's en kerken waar concerten en festivals worden georganiseerd. Die voornamelijk door een ouder publiek worden bezocht: VanSlag in Borger, De Amer in Amen, Klein Paradiso in Echten, voorheen festival Retropop en de bluesevenementen in Grolloo.
Hoewel het idee dat popmuziek en jongeren bij elkaar horen achterhaald is, richt het Drentse popbeleid zich nog steeds voornamelijk op een kleine groep jongeren. Op zich is daar iets voor te zeggen. Bijvoorbeeld dat het goed is om Drentse jongeren zoveel mogelijk in de watten te leggen, omdat ze op die manier prettige herinneringen aan 'hun' Drenthe overhouden. Wat hen op latere leeftijd ertoe kan bewegen naar Drenthe terug te verhuizen, omdat een jongere in Drenthe een gouden tijd kan beleven.
Keerzijde is, en daar heeft Broersma een punt, ook al noemt hij het punt niet, dat het popbeleid in Drenthe zich op een beperkte doelgroep richt. Waar blijft bijvoorbeeld het beleid voor het behoud van de piratencultuur, of is dat ineens geen popmuziek meer, maar slechts immaterieel erfgoed omdat de PvdA van Cees Bijl dat heeft bedacht?
De meeste popmuziek in Drenthe wordt vermoedelijk – cijfers ken ik niet – gemaakt door ouderen als Richard Broersma, die ooit een band leidde met de veelzeggende naam Greyhead. Door muzikanten die Drenthe níet na de middelbare school hebben verlaten, die het lastig vinden dat zij voor spannende concerten altijd de provincie uit moeten en nooit meemaken dat de bal vanuit Assen een keer hun kant oprolt.
We hebben het hier over muzikanten die op eigen kosten en met eigen inspanningen, zonder trajecten en coaches, bandjes hebben opgericht, oefenruimtes hebben gehuurd, optredens in café's probeerden te regelen, voor te lege zalen stonden, tegen onkostenvergoeding op verregende festivals speelden terwijl de organisatoren betaald stonden toe te kijken, die onderling ruzie maakten en bandjes uiteen lieten vallen. Waarna in het café alles weer opnieuw moest beginnen.
'God straft wie rocker in Holland wil zijn', zong Jan Rot ooit. Hij had toen al Zuidwolde (Dr.) en de stad Groningen achter zich gelaten en scoorde bijna hits, maar moest zijn carrière vervolgen in het theater – toen nog een plek waar alleen uitgebluste popmuzikant een dun belegde boterham probeerde te verdienen. Later is het heel goed gekomen met Jan Rot, vooral artistiek, maar nog meer dankzij zijn talent en doorzettingsvermogen.
Ik ben het tot bepaalde hoogte met Richard Broersma eens dat het scheef is om jonge muzikanten in Drenthe wel en oudere muzikanten geen overheidssteun te geven. De term die hier van toepassing zou kunnen zijn, is leeftijdsdiscriminatie. Tegelijkertijd weet ik dat er van zulke discriminatie geen sprake is; denk aan het programma Gekleurd Grijs. Er bestaan in Drenthe tal van mogelijkheden voor popmuzikanten om steun te krijgen, van de provincie, van gemeenten, van fondsen.
Een band of muzikant hoeft er niet eens voor in een door Jan Stam bedacht traject plaats te nemen. Het enige noodzakelijke is een goed plan. Een origineel project. Een subsidieaanvraag die aan de eisen van de geldverstrekker voldoet. Wat soms neerkomt op uitzonderlijkheid, vernieuwing, samenwerking, behoefte van het publiek of de samenleving, maatschappelijk nut, kunstzinnige ambitie en een degelijke begroting waaruit blijkt dat de muzikanten tot meer bereid zijn dan het ophouden van een lege hand.
Twee jaar geleden ontstond verontwaardiging toen bleek dat de Nijmeegse band De Staat een subsidie van jaarlijks 263.000 euro toegekend had gekregen van het Fonds Podiumkunsten. Vergeten leek dat in Nederland al vele jaren een functionerend systeem bestaat waarbij mensen die zichzelf willen bewijzen door de overheid en fondsen geholpen worden om zichzelf en dus de kunst en cultuur in Nederland verder te ontwikkelen. Als theatermakers hier volop gebruik van kunnen maken, waarom dan niet popmuzikanten?
Met leeftijd heeft het niets te maken. Het is een kwestie van opletten, kijken wat er in de wereld gaande is, hoe het circus werkt en jezelf serieus nemen. Met een goed plan en een beetje geluk, kom je dan verder. Ook in Drenthe. Met of zonder hulp van K&C.
De regenachtige zondagmiddag voor de dag die zou eindigen met de kerstnacht - vandaag - werd gebruikt om losjes eindjes op te rapen. Wellicht dat er toch nog iets aan elkaar te knopen viel. Al sprokkelend ontstond een stapel nog onbesproken boeken van auteurs met een band met Drenthe, Friesland of Groningen.
De afgelopen weken en maanden geheel en vrijblijvend opgestuurd door een aantal van de 27.000 auteurs die dit jaar met bloed zweet en tranen een titel hebben geproduceerd. Dit in de hoop dat de krant er over wil berichten. Het liefst middels een flink interview met foto. Of een recensie met vier sterren. Of een kort signalement. Of een paar regels. Iets. Een teken dat het is gezien, dat het niet onopgemerkt is gebleven.
Er zijn dagen waarop ik blij ben dat ik nooit heb geprobeerd literair-cultureel schrijver te worden*. Afgelopen dinsdag was zo'n dag. NRC/Handelsblad berichtte over een onderzoek door KVB Boekwerk, het kennis- en innovatieplatform voor de boekensector. Dat had op basis van het aantal titels en de bijbehorende verkoopcijfers de auteursinkomsten uit boekverkopen in kaart gebracht.
Ik citeer uit NRC/Handelsblad:
'In de onderzoeksperiode (2013-2017) publiceerden jaarlijks gemiddeld 27.000 Nederlandse auteurs een boek. Hiervan verdiende ruim 90 procent minder dan 1.000 euro per jaar aan zogeheten royalty's: het deel van de verkoopopbrengst dat de uitgever aan de auteur uitbetaalt. Van die 27.000 verdienden er ruim 10.000 helemaal niets aan hun boek. Zo’n 15.000 auteurs kregen tussen de 1 euro en 1.000 euro.
Slechts 115 schrijvers hielden meer dan het minimumloon van 19.200 euro bruto per jaar over. Kijk je alleen naar literair-culturele auteurs, die dus de betere romans of non-fictiewerken schrijven, dan blijven er per jaar 70 personen over die meer dan een minimuminkomen verdienden. Van hen stegen er 35 boven het modale inkomen van 37.000 euro bruto uit.'
Einde citaat.
Het is altijd risicovol om in het openbaar over je salaris te vertellen, maar voor deze keer wil ik dat risico wel nemen. Zonder in detail te treden: mijn inkomen over 2017 was bovenmodaal**.
Ik stap er een paar keer in de week voor in een zelf betaalde auto van het type middenklasse. Om binnen een klein uur van Emmen naar Groningen te rijden. Alwaar ik mij in een grijs gebouw op een industrieterrein een weg zoek door de onhandig met quasi wrakhouten meubelen ingerichte kantoortuin. Dit in de hoop op een vrije plaats waar ik een computer kan inschakelen om te internetten en tekst te verwerken. De koffie is op kosten van de baas. De telefoon ook. Aan het einde van de dag mag ik vaak weer naar huis.
Een belangrijk deel*** van mijn goed betaalde werk bestaat uit het publiceren over de boeken die door onderbetaalde auteurs zijn gemaakt. Als ik het probeer na te gaan, lees ik zelden het werk van een bestsellerauteur, Tommy Wieringa daargelaten. Bestsellerauteurs kunnen heel best zonder mij, denk ik altijd maar.
Vaak komt mijn boekenwerk neer op het met genoegen en voldoening lezen, recenseren en toekennen van een paar sterren. Soms leidt het tot een interview waarbij ik bij de schrijver thuis (zo, hier woont u dus) of in het café (nee, ik reken wel af) vragen stel over de totstandkoming van of het idee achter het boek (hoe lang heeft u hier aan gewerkt?).
Tijdens het lezen, interviewen en toekennen van sterren denk ik af en toe aan wat ik met mijn tijd had gedaan als die schrijver zijn of haar boek of bundel niet had geschreven.
Waar zou ik dan zijn? Bij wie? Op bedrijfsbezoek? Undercover? Aan het front? In wandelgangen met zegslieden, ingewijden, woordvoerders en voorlichters rond bronnen van kringen met adviseurs in dienst van door de overheid betaalde bewindspersonen? Ik vrees het ergste.
De kop boven het artikel in NRC luidde: 'Slechts enkeling leeft van zijn boeken'. Ik, op mijn beurt, dacht na lezing: Ik lééf van andermans boeken. Als tegenprestatie gebruik ik de door mijn werkgever beschikbaar gestelde ruimte in de krant en op internet om de vruchten van andermans arbeid in een gunstig of schemerig licht te plaatsen.
Het is nog net geen parasiteren, maar het komt in de buurt. Waar ik mij soms voor schaam. Of op zijn minst ongemakkelijk bij voel. Wat niet helpt. Maar wel het minste is wat ik kan doen.
*= er zijn ook dagen waarop ik denk: wat doe ik voor zinnigs met mijn leven?
**= goed dat er belastingen zijn.
***= een ander belangrijk deel van mijn werk heeft betrekking op beeldende kunst, waar de inkomens van de makers minstens zo slecht zijn.
Een paar weken geleden publiceerde Dagblad van het Noorden een stuk over schaatsschilderijen. Bij het stuk stond een foto van onderstaand schilderij van E.B. von Dülmen Krumpelmann (1897 – 1987) afgedrukt. Titel Schaatsbaan Tynaarlo, jaartal onbekend.
Afgelopen dagen druppelde via de mail zoveel reacties op het stuk binnen, dat 'we' maandag jongst leden opnieuw een stuk publiceerden over schaatsschilderijen. Een van de reacties verwees naar een schilderij dat hangt in het gebouw van het Esdal Vakcollege aan de Weerdingerstraat Emmen. Nog een Von Dülmen Krumpelmann, vermoedelijk eveneens gemaakt bij de schaatsbaan van Tynaarlo.
Nu wil het toeval dat met ingang van 9 januari in museum Thijnhof in Coevorden een expositie opengaat met 115 schilderijen van Von Dülmen Krumpelmann. Daar verschijnt ook een boek bij, met een tekst van Kees Thijn. Die mij alvast een drukproef vol schilderijen met beweging en kleur stuurde, maar waarin geen schaatsschilderijen zijn opgenomen.
Ik lees voor de laatste cultuurbijlage van Dagblad van het Noorden in 2018, maar ook voor De Literaire Hemel, De schrijfmachine van Nick ter Wal. Het boekje is verschenen in de Hendrik de Vries-reeks, die voortvloeit uit het Hendrik de Vries-stipendium voor jonge talentvolle kunstenaars uit Groningen. Dat Ter Wal dit stipendium in 2017 wist te bemachtigen, verbaasde mij destijds. Aan zijn jongensachtige uitstraling valt het niet af te zien, maar naar mijn beleving gaat hij al vele jaren in de literaire wereld mee.
Ik leerde Ter Wal zo'n tien jaar geleden kennen toen hij deel uit maakte van de redactie van tijdschrift Tzum en samen met Coen Peppelenbos met heruitgaven de dichter, schrijver en practical joker A. Marja aan de vergetelheid probeerde te ontrukken. Daarna las ik zijn met veel plezier zijn soepel geschreven bijdragen over literair erfgoed; Ter Wal werkt voor Antiquariaat Fokas Holthuis en bestiert eenmanstijdschrift Artistiek Bureau. Ook maakte ik mee dat hij in 2016 de brieven van Nanne Tepper bezorgde en daarmee bijna de prijs voor het beste Groninger boek in de wacht sleepte.
De schrijfmachine is het debuut van Ter Wal, dat melden de kleine witte letters op de gele achterzijde – het is maar goed dat ik soms over een bril kan beschikken. Ik laat mijn ogen gaan over de lijst met namen van eerdere stipendium-winnaars: Jurre van den Berg, Joanna Serrado, Ralph Aarnout, Rosa Timmer, Marcella Veldhuis, Ruth Koops van 't Jagt & Lieke van den Krommenacker, A.P.E. Verhaar. Ik sla het woord eendagsvlieg dood door te denken dat er een vagevuur is na het Hendrik de Vries Stipendium: de dagbladjournalistiek.
Het 'debuut' van Ter Wal blijkt een memoir over Ferdinand Langen (1918 – 2016), schrijver met een verleden in Groningen en een nationaal uitgegeven oeuvre dat nauwelijks nog gelezen wordt. Tijdgenoot van Koos Schuur, Reinold Kuipers, Halbo C. Kool, Ab Visser, A. Marja, mannen van de jaren vijftig. Ter Wal leerde hem kennen toen hij informatie verzamelde over laatstgenoemde. Hij bezocht hem zes keer en wisselde kaarten en brieven met de in Laren woonachtige schrijver en oud reclameman.
Na de dood van Langen wilde hij meer te weten komen. Het heeft, onder meer, geleid tot een hoofdstuk getiteld Vader. Waarin wordt verteld over Tjeert Pannekoek, vader van Ferdinand, die in 1944 op 18 december – verdraaid, dat is vandaag, nu dus alweer gisteren – stierf in concentratiekamp Mauthausen. Ter Wal las de tien brieven die Tjeert in zijn overlijdensjaar aan zijn vrouw en kinderen stuurde. Hij schrijft daar dit over: 'Het zijn tien deprimerende brieven, juist omdat ze zo optimistisch van toon zijn. Ik lees ze, maar er staat niet wat er staat.'
Verderop in datzelfde hoofdstuk schrijft Ter Wal over wat hij op basis van het boek In de schaduw des almachtigen. Lotgevallen in gevangenschap 1943 – 1945 van Klaas Ekens te weten is gekomen over de behandeling van Tjeert. Het is een huiveringwekkende passage eindigend met: 'Ik ben het vertrouwen in de mensheid bij lezing van dit krankzinnige ooggetuigenverslag een paar keer kwijtgeraakt. De bewakers die overdag de zweep hanteerden, zeiden 's avonds vriendelijk 'welterusten'. Gevangenen mishandelden elkaar voor een lege jampot.'
Waar Ter Wal zich voor de kop kan slaan dat hij zijn gesprekken met Ferdinand Lange nooit heeft opgenomen – en nog erger: dat hij tijdens het leven van Langen nooit op het idee kwam te vragen waarom deze zijn oorspronkelijke achternaam Pannekoek heeft afgezworen – maakt hij veel goed met voortreffelijk onderzoek. Zodat hij bijvoorbeeld over de oorsprong van de familienaam dit kan schrijven: 'het gehucht De Poffert even ten noorden van de snelweg A7, voorbij het industrieterrein Vierverlaten'.
Ferdinand Langen verliet Groningen in de oorlogsjaren op basis van een verklaring van de Raad der Gereformeerde Kerk van Groningen waarin wordt gesteld dat hij 'zuiver is in de belijdenis en onergerlijk in wandel'. Met andere woorden: geknipt voor tewerkstelling in Duitsland. Een zenuwarts weet dwangarbeid te voorkomen door Langen te bestempelen als 'hysterisch figuur'. Ter Wal reconstrueert vervolgens aan wie Ferdinand deze bevrijdende omschrijving te danken heeft gehad: ene Kingmans, een verzetscontact van vader Tjeert.
Nu wil ik weer verder lezen.
Nick ter Wal is 11 januari samen met Jaap Robben en Sabine van den Berg te gast in De Literaire Hemel in café De Amer te Amen. Aanvang 20.30 uur
We besloten de zondagse winterwandeling over de Vreding in Emmen te laten gaan, ook omdat daar sinds kort twee nieuwe beelden zijn te zien: Beresterk en Apenstreken. Beide beelden komt voort uit een educatieproject van Dick Lubbersen voor PRO Emmen, een school voor praktijkonderwijs.
Hoewel ik van mening dat 'je' zeer terughoudend moet zijn met het plaatsen van beelden in de openbare ruimte (er is al zo veel te zien), en dat ik geen voorstander ben van een al te grote inspraak van 'derden' bij de totstandkoming van die beelden (dunne soep), schroom ik niet om Beresterk en Apenstreken geslaagd te noemen.
Zoals altijd begint Dagblad van het Noorden aan het einde van het jaar met het zoeken naar het beste streektaalproduct van de voorbije twaalf maanden in het Drents, Gronings of Stellingwerfs. De krant roept daarbij de hulp in van lezers en luisteraars, ook omdat er naast een onderscheiding van de jury en publieksprijs ligt te wachten.
Citaat uit een stuk geschreven door de competente Louis van Kelckhoven: "Repte de jury bij het toekennen van de prijzen over 2017 over ‘een schrale oogst, waarbij de inzendingen wel een ontwikkeling in kwaliteit lieten zien’, ook zonder juryrapport en stimulans van de overheid ging de streektaal in 2018 als een speer. Een eerste inventarisatie van Dagblad van het Noorden bracht al 22 Groningstalige streektaalproducten aan het licht. In Drenthe vonden we tot op heden 15 titels.
Het kan zijn dat de redactie het een en ander over het hoofd heeft gezien. Staat uw streektaalproduct niet op de bij dit stuk geplaatste lijstjes (zie afbeelding) en wilt u dat wel onder de aandacht van de jury brengen, dan kunt u dat voor 31 december melden via streektaalprijs@dvhn.nl of opsturen naar Dagblad van het Noorden t.a.v. Gerry Gaasendam Streektaalprijs 2018, Postbus 60, 9700 MC Groningen. Inzendtermijn t/m 31 december. De uitreiking vindt plaats op 14 april in theater De Winsinghhof in Roden."