Marathon en Matchboox bij 100 jaar C. Buddingh'
Leesbaar Groningen op straat in Drenthe

Leest 'De stijl van de schrijver' van Arno Kantelberg

Arno Kantelberg De stijl van de schrijverWat ik graag lees in het zaterdagse glimblaadje van de Volkskrant is de rubriek waarin Arno Kantelberg de kledij van min of meer bekende Nederlanders bespreekt. De graagte heeft te maken met de schrijfstijl van Kantelberg, die op een vilein toontje anderen de maat neemt, of prijst.

Het heeft ook met ergernis te maken, want het wetenschappelijk gehalte van Kantelbergs bevindingen is doorgaans nogal dun. Ik kan althans nooit logischerwijs begrijpen waarom het verboden of fout zou zijn een broek te dragen waarvan de pijpen langer zijn dan de benen en wat er verkeerd is aan een witte slobbertrui die werd gewassen in een trommel met bonte kledij. Bij schoonheid telt het schone, dat is wat ik weet.

Kantelberg, tevens hoofdredacteur van het glimblad Esquire, heeft een boek gemaakt waarin hij zijn licht laat schijnen op en over schrijvers en hun kleding: De stijl van de schrijver. Op het voorplat zitten Gerard Reve en Simon Carmiggelt op een bankje. Carmiggelt draagt een vest, een bril en makkelijke instappers. Reve heeft een spijkerjack aan en draagt, voor de verandering, een hoed. Twee buitenkansjes. Als het je smaak is.

Op bladzijde 130 tot en met 133 gaat het over Wilfried de Jong, de schrijver waarvan ik nu even geen boektitels weet. Kantelberg schrijft: 'Wilfried de Jong is in zekere zin de voorman van een nieuwe lichting schrijvers die hun stijlgevoel niet alleen voor het papier bewaren. Een goed verhaal vraagt om een stijlvolle verteller. De Jong maakte de weg vrij voor jonge auteurs als Tommy Wieringa, Peter Buwalda, Arjen Lubach en Alex Boogers.'

En dan komt hij op stoom: 'Toegegeven, het is geen enorm grote beweging. Voor elke Alex Boogers in cripsy overhemd en strak pak zijn er twee Henk van Stratens in een gescheurde spijkerbroek en lubberend T-shirt, maar goed, voor elke Tom Wolfe had je ook een Norman Mailer. De Zilvervloot komt ook in kleine sloepjes binnengevaren.'

Beduidend minder is wat Kantelberg over Jean Pierre Rawie schrijft onder de subkop 'zinnen als een driedelig pak'. Citaat: 'Wie hem voor het eerst ziet, zal hem ook voor niets anders houden dan een dichter. We zien hem door zijn woonplaats Groningen lopen, de stad waar hij zich al jong als een ware bohemien manifesteert in driedelig double-breasted met wapperende zwarte cape en gedecoreerd met de accessoires die het imago van de erudiete dichter bevestigen: het zakhorloge, de monocle ('terwijl ik niet eens een bril nodig had') de wandelstok, de te jonge vriendin.

Nu weet ik dat die vriendin allerminst een accessoire is, maar een fundament. Ook weet ik dat ze allerminst 'te jong' mag heten, hooguit gewoon jong. Wat mij precies goed lijkt.

Verder weet ik dat Jean Pierre Rawie graag over een driedelig double-breasted pak had willen beschikken ware het niet dat deze outfit sinds de opsluiting van Oscar Wilde in 1895 niet meer verkrijgbaar is. Weet ik dat hij in Groningen geen cape draagt, dat was in zijn kinderjaren Winschoten, maar op koude dagen met een overjas door Stad schrijdt. En dat een monocle heel iets anders is dan het lorgnet. Voorts schrijft een dichter geen zinnen, maar regels.

Het is een kniesoor die overal op let.

Dan ben ik nu toe aan het hoofdstuk over Ilja Leonard Pfeijffer. Die, vreemd genoeg, in De stijl van de schrijver niet in zijn adamskostuum is afgebeeld. Je kunt blijkbaar niet alles hebben.