Over de stedenatlas van Jacob van Deventer
2-5-18
Ik schreef een artikel over Stedenatlas Jacob van Deventer. 226 stadsplattegronden uit 1545-1575, een boek over een monsterproject uit de zestiende eeuw, toen het huidige Nederland en Vlaanderen tot de meest verstedelijkte regio van Europa behoorde. Makers van deze even lijvige als indrukwekkende uitgave zijn Bram Vannieuwenhuyze, Reinout Rutte en cartograaf Yvonne van Mil.
Mijn belangstelling ging op de eerste plaats uit naar de kaarten die Van Deventer van Noord-Nederland heeft gemaakt. Eerst maakte hij een gewestkaart van Friesland. Later bezocht uit hij vanuit Medemblik de Friese steden en deed hij voor zijn stadsplattegronden tevens Groningen en Appingedam aan. Ook bracht hij een bezoek aan Coevorden.
Over het leven van Van Deventer zijn weinig details bekend. Vermoedelijk is hij rond 1505 in Kampen geboren als zoon van een ongehuwde vrouw en opgeroeid in Deventer. Zijn achternaam zal hij hebben aangenomen toen hij in 1520 aan de universiteit van Leuven ging studeren, een opmerkelijke stap voor een 'bastaard'.
Welke vakken hij in Leuven er volgde, is onduidelijk. Wiskunde zal er één zijn geweest. Want in 1536 presenteerde hij 'een cartte van den landen van brabant', iets wat zonder slim rekenen en meten onmogelijk lijkt. Een jaar later onderhandelde hij over de kartering van 'geheel Holland mit alle die rivieren, wateren ende wegen vandenzelfde landen'.
Toen deze overzichtskaart in 1542 in druk verscheen, was de naam van Van Deventer als reeds cartograaf gevestigd. Hij mocht meerdere projecten uitvoeren, waaronder een gewestkaart van Friesland uit 1545. Vrijwel tegelijkertijd probeerde hij vanuit Mechelen bij Karel V, de vader van Filips II, een opdracht los te peuteren voor de kartering van de steden in de gewesten in handen van Spaanse koning.
Met zijn project is Van Deventer tot zijn dood in 1575 bezig geweest. Jaarlijks moet hij gemiddeld twintig kaarten hebben gemaakt, 'met veel zorg en volgens strak concept,' stellen Vannieuwenhuyze en Rutte. Het gereis en gepuzzel dat daar halverwege de zestiende eeuw bij kwamen kijken, gaat het voorstellingsvermogen bijna te boven. 'We mogen er van uit gaan dat hij heel goed wist wat hij ging doen wanneer hij in een nieuwe stad aankwam. Hij was in veel opzichten een man met een plan.'
Over hoe Van Deventer zich verplaatste in Noord-Nederland – te voet, per boot of met paard en wagen – is niets bekend, ook niet over de tijd die hij nodig had om van plek tot plek te reizen en voor zijn veldwerk. Wat wel bekend is, is dat Filips II Van Deventer in 1559 een betalingsorder bezorgde, waarmee onder meer zijn reiskosten zouden worden gedekt.
Dan de vraag of hij na Dokkum in een moeite doorreisde naar Groningen en vervolgens Appingedam. Afgaand op de datering van de kaarten kun je concluderen dat hij meerdere keren naar Noord-Nederland is gekomen, wat niet echt efficient lijkt voor een man met een plan.
Vannieuwenhuyze: 'Dat is vanuit ons standpunt inderdaad niet efficiënt. Maar hij kon ook niet alles tegelijkertijd bezoeken en opmeten. Het lijkt immers weinig waarschijnlijk dat hij één grote rondrit maakte. Wellicht reisde hij veel heen en weer: in de zomers ging hij veldwerk verrichten, in de winter verwerkte hij die gegevens thuis in Mechelen tot kaarten. Uit ons overzicht met de dateringen blijkt dat hij de Friese steden toch een stuk eerder karteerde (omstreeks 1559-1560) dan Groningen - Appingedam (eind jaren 1560). Mogelijk maakte hij die tijd nog een trip naar het noorden om onder andere ook Utrecht te karteren.'