Isa Zwart op festival Gooi Maar In Mijn Pet
Bij 'Norddeutsche Landschaft' van Heiner Altmeppen

Een verontrustend interview met Maarten 't Hart

Vandaag verschijnt De wereld van Maarten 't Hart. Omdat ik wilde weten wat voor boek dat is geworden, of het ook iets voor mij zou kunnen zijn, las ik een veertienhonderd woorden tellend interview in het Dagblad van het Noorden van afgelopen vrijdag.

Maarten 't Hart
Maar eerst las ik de column van Jean Pierre Rawie naast dat interview. Rawie, van wie binnenkort een nieuwe dichtbundel verschijnt, Handschrift, was ouderwets op dreef. Hij schreef over uiterlijk vertoon: 'Bij dichtersmanifestaties wordt immer gewag gemaakt van mijn deftige uiterlijk, waar de kunstbroeders allemaal eendere vodden aan hebben, teneinde hun verachting voor de burgerman te benadrukken.'

Toen was het tijd voor het interview met van 't Hart. Samengevat: journalist bezoekt schrijver thuis, beschrijft wat zij daar aantreft en doet aan sfeer- en karaktertekening. Na enig dralen komt het werkgebied van de schrijver, de literatuur, ter sprake. 'Ik zoek literatuur die ergens over gaat. Die beschikt over meerdere lagen', vertelt de schrijver. 'De ontspanningsromans van Saskia Noort vallen buiten mijn blikveld.'

Na deze uitspraak wordt door de journalist de actuele aanleiding voor het bezoek gemeld: 'Ook voor De wereld van Maarten ’t Hart, die dinsdag verschijnt, moet de liefhebber zijn best doen. De bloemlezing van zijn essays gebaseerd ‘op dierbaar onderzoek’, bevat verhalen en kanttekeningen over literatuur, natuur, religie en muziek. Eigenzinnige, doorwrochte observaties. Geen proza waarmee de doorsnee lezer een dagje op het strand opleukt, vermoedt hij.'

En dan, dan gebeurt iets opvallends. De journalist stelt de volgende vraag: 'Onze aandachtsspanne wordt steeds korter: waarom lastige, oudere essays opnieuw uitgeven?'

't Hart antwoordt in een vermoedelijke vlaag van relativering: 'Tja, volgens de uitgever was er vraag naar en waren sommige niet meer leverbaar. Bovendien hebben ze historische waarde. Er staan stukken in vanaf 1978 en die vertellen wat over de tijdgeest. Sommige zijn gedateerd: op het gebied van biologie is ongelofelijk veel nieuwe kennis en onderzoeksmateriaal beschikbaar.'

De journalist reageert met een nieuwe vraag: 'Worden essays nog wel gelezen?'

Antwoord van 't Hart: 'Aparte krantenkaternen, rubrieken op radio en tv, internet... er is een enorme stroom aan informatie op allerlei gebieden waardoor essays niet zo hard meer nodig zijn. Ik vind dat jammer, ze verrijken het landschap. Maar het genre lijkt op sterven na dood, er verschijnt nauwelijks nog wat op dat vlak. Ja, De zonde van de vrouw van Connie Palmen. Dat was goed gedaan.’

Eerst stellen dat een enorme stroom aan informatie essays overbodig maakt. Dat vervolgens jammer vinden omdat ze 'het landschap' verrijken. Een oplettende lezer weet dat dit flauwekul is. Het genre is niet op sterven na dood. Er verschijnen net zo veel essays als vroeger. Ze worden niet allemaal gebundeld door De Arbeiderspers, maar ze worden wel geschreven en vaak ook gepubliceerd. Niet alleen Maarten 't Hart, die regelmatig in Leiden de beter gesorteerde boekhandel bezoekt, zou dat moeten weten.

Maar dat geldt ook een journalist die schrijvers als Maarten 't Hart mag interviewen. Leest die journalist eigenlijk wel literatuur? Vermoedelijk geen essays, zelfs niet als ze door Maarten 't Hart zijn geschreven en vervolgens worden gebundeld omdat er volgens de uitgever 'vraag naar is'. Over de inhoud van de gebundelde essays wordt niets verteld en gevraagd, de journalist volstaat met een achterflaptekst.

Waar het mij om gaat is dit: Het geeft geen pas bij een schrijver op bezoek te gaan om hem voor een krant te interviewen over een te verschijnen boek en vervolgens niet de moeite te nemen dat boek ter voorbereiding te lezen. Het boek hoeft niet helemaal gelezen te worden – het liefst wel – het hoeft ook niet begrepen te worden. Maar een beetje interesse in wat die schrijver doet en beweert, en waarom, dat mag niet te veel gevraagd zijn.

Als dat wel zo is, had er beter een advertentie in de krant kunnen staan. Dezelfde twee pagina's tegen het reguliere tarief. Komt u maar over de brug. De krant kan het geld goed gebruiken voor onderzoeksprojecten, of essays. Of anders een voorpublicatie uit dat boek waar tijd en aandacht voor de lezer voor gegeneerd moet worden, om over de tijd en aandacht van de geïnterviewde schrijver en interviewende journalist nog te zwijgen.

Esther Naomi Perquin beschreef ooit in een column voor De Groene Amsterdammer hoe ze door een journalist voor een interview werd benaderd 'omdat een andere schrijver onverwachts was uitgevallen'. Ze had die journalist willen wegsturen, maar durfde niet. Van mij had ze het gemogen. Van mij mogen schrijvers eisen dat een journalist, voorafgaand aan een interview, op zijn minst heeft geprobeerd kennis te nemen van het werk van die schrijver.

Als de inhoud van de aanleiding niet ter sprake mag komen in een interview, is het de vraag waarom 't Hart wordt geïnterviewd over zijn 'lastige, oudere essays'. Meest voor de hand liggende antwoord is dat de krant sier wil maken met een bekendheid, ook als die is gebaseerd op in het verleden behaalde successen. 't Hart verkocht inmiddels twee miljoen boeken.

We hebben hier te maken met wat in de filmjournalistiek een vehikel wordt genoemd. Bij vehikels telt niet het verhaal, maar wordt een beroemde persoonlijkheid gebruikt als vervoermiddel voor amusement. De kijker, in dit geval de lezer, wordt ondertussen niets wijzer, maar bezig gehouden omwille van een onderliggend doel: geld. Het is precies dit onderliggende doel wat de televisie-uitzendingen met beroemdheden die iets te verkopen hebben zo onuitstaanbaar en verraderlijk maken. Wij houden u bezig terwijl u wordt bedonderd.

Tommy Wieringa vertelde bij de verschijning van zijn verhalenbundel Ga niet naar zee dat hij een interview als een transactie ziet. Als hij een product aan de man wil brengen en de krant om kopij verlegen zit, konden de twee partijen elkaar prima van dienst zijn. Maarten 't Hart heeft geen transacties meer nodig. Hij heeft zijn financiën inmiddels zo op orde dat hij het zelfs kan permitteren af te zien van het gewonnen geld voor de J.M.A. Biesheuvelprijs. Hij kan het zich permitteren zich te laten gebruiken als bladvulling.

Na zijn opmerking over Connie Palmen stelt de journalist de vraag of 't Hart nog lezingen geeft. Het antwoord luidt nee, want 'veel te arbeidsintensief'. Daarna gaat het interview over het huisje van de schrijver, over ouder worden, over euthanasie, over kinderloosheid en gezelligheid. Allemaal onderwerpen waar niet alleen in de bladen van Linda en Chantal iets over te zeggen valt, ook door schrijvers, maar in schrijversinterviews relevant is als die onderwerpen aan hun literatuur worden gerelateerd. Gebeurt dat niet, dan wordt het voyeurisme. Welbeschouwd kan de krant dat net zo goed een buurvrouw aan het woord laten, als zij niet voortijdig is gestorven, met of zonder hulp van een arts.

Het is altijd gevaarlijk om het werk van collega's te bekritiseren. Je wekt daarmee de suggestie het zelf veel beter te kunnen. In mijn geval is het vooral een kwestie van zwakte herkennen, wat heel iets anders is dan aan zwakte toegeven omdat een chef of een ander hoger geplaatst persoon in de organisatie voor 'de lezer' liever een bekende dan beginnende schrijver in de krant heeft.

Ik vind het zorgelijk en verontrustend dat dit soort stukken, waarin iedere vorm van inspanning ook nog eens wordt ontmoedigd, steeds meer ruimte krijgt, en niet alleen in Dagblad van het Noorden. Zorgelijk en verontrustend voor zowel journalisten, schrijvers en andere kunstenaars, vooral voor lezers. Omdat op deze manier niemand nog serieus wordt genomen.