Wie Google vraagt naar de bekendste Amerikaanse kunstenaar ziet de naam van Andy Warhol bovenaan de lijst verschijnen, met daaronder die van Keith Haring. Daar is niets op tegen, maar ik had verwacht ook Edward Hopper (1882 - 1967) bij de beste resultaten terug te vinden. Dat bleek gisteren niet het geval.
Ik stelde de vraag omdat ik tijdens de persreis ter voorbereiding op de tentoonstelling The American Dream in het Drents Museum en Kunsthalle Emden sterk de indruk krijg dat Hopper de ster van de show moet worden. Niet zonder reden: als ik het de afgelopen dagen goed heb begrepen, is hij behalve de belangrijkste vertegenwoordiger van het Amerikaans realisme ook de belangrijkste kunstschilder van de Verenigde Staten.
Als het goed is, is straks een of misschien twee van zijn schilderijen in Assen te zien. Dat is niet veel als je weet dat Hopper meer dan 2500 werken heeft nagelaten - schilderijen, tekeningen en ander werk op papier. Daar staat tegenover dat The American Dream geen Hopper-tentoonstelling wil zijn, maar een doorsnee bieden van wat er zoal sinds 1945 aan Amerikaans realisme is geproduceerd.
Ondertussen voerde de bus ons naar het plaatsje Nyack, waar op een half uur rijden van New York een groep enthousiastelingen in 1971 het geboortehuis van Hopper van de sloop hebben gered. We werden er opgewacht door kunsthistoricus Edward Kendall, een specialist op het gebied van Degas en Picasso, maar omdat hij toch in de buurt woont ook vrijwilliger in het Edward Hopper House Art Centre.
Het huis, gebouwd door de opa van Hopper, zag er tamelijk gewoontjes uit: een veranda, vier kamertjes op de begane grond, vier kamertje op de eerste verdieping en daarachter een tuin. Werk van Hopper was er niet te zien, wel een aantal reproducties en een wisseltentoonstelling van een kunstenares die er in was geslaagd de beroemde melancholische en mysterieuze spanning van Hopper’s schilderen in die van haar tevoorschijn te toveren.
Tegenover dit gemis plaatste Kendall en een mevrouw van wie ik de naam niet heb opgeschreven een enthousiast verhaal over hoe Hopper twintig jaar in dit huis heeft gewoond, hoe hij tijdens zijn opleiding als illustrator in New York iedere avond braaf thuis was gekomen en hoe hij in Nyack zijn ouders zover had gekregen geld bijeen te leggen voor een reis naar Europa. “Dat veranderde zijn leven”, hoorde ik Kendall zeggen.
De rondleiding voerde onder meer naar de woonkamer van de Hoppertjes, nu een kleine ruimte voor de wisseltentoonstellingen, en daarna via de trap naar een slaapkamer met bed en aan het voeteinde, volgens de vriendelijke vrouw, een van zijn schilderezels. Op de overloop hingen reproducties van tekeningen die hij zou hebben gemaakt in reactie op de meningsverschillen met zijn vrouw, een soort bezwerende cartoons.
Hopper was geen man van woorden, wees de vrouw naar een citaat op een muur: ‘If you could say it in words, there’d be no reason to paint.’ Na die wijze woorden wierpen we nog een blik in de badkamer (met bad) en daalden we de trap af naar een ander benedenzaaltje waar in een vitrine de schildersdoos van Hopper een plek had gekregen. Toen ik de blik omhoog richtte, zag ik boven de schouw een roestige fiets hangen. “Van Hopper”, zei de mevrouw alsof het in Nyack de normaalste zaak is oude fietsen boven een schouw te hangen.
In de laatste ruimte werden spulletjes verkocht. Ik koos voor een set ansichtkaarten met afbeeldingen van schilderijen en rekende af bij een tweede mevrouw. Die vertelde allervriendelijkst over de vele activiteiten in het Edward Hopper House Art Centre. Hoewel ik Edward Kendall kort daarvoor precies hetzelfde had horen vertellen, luisterde ik zo aandachtig mogelijk. Als beloning stelde ik een vraag: ‘Hoeveel bezoekers trekt dit centrum per jaar?’ De vrouw antwoordde: 3500.
Daar werd ik stil van. Ik dacht: 3500 bezoekers voor het huis waar de belangrijkste kunstschilder van de Verenigde Staten is geboren en opgegroeid. En dat op een half uur rijden van New York, waar een potentieel publiek van ruim 8 miljoen mensen woont. Ik dacht: dan doet het Van Goghhuis in Nieuw-Amsterdam waar Van Gogh het slechts drie maanden heeft uitgehouden het helemaal zo slecht nog niet. Want dat trekt jaarlijks 5000 bezoekers. Op nog geen twintig minuten van Emmen, waar een potentieel publiek van 60.000 mensen woont.