Eerst Nederlander, dan een Drenth
21-2-17
Op de derde verdieping van boekhandel Broekhuis in Enschede ontdekte ik een exemplaar van De Slegte, de legendarische winkel voor gebruikte en verramsjte boeken. Hij zag er uitstekend uit, De Slegte: goed op orde, ruim gesorteerd. Dat laatste bleek wel bij de controle van de kast met regionalia: twee volle planken met boeken over Drenthe. Kom daar maar eens om in Drenthe zelf.
Om het personeel een grond van bestaan te geven en mijzelf nuttig te maken, trok ik Het boek der podagristen uit de kast. Het bleek een uitgave van Van Gorcum & Comp. uit 1947, met teksten uit 1943 geschreven door H.J. Prakke, J. Naarding, W.J. v.d. Berg en A.E. van Giffen – grote namen uit de tijd dat een achternaam beleefd en vol achting met afkortingen werd aangekondigd.
In het boek bleek een krantenknipsel uit de Nieuwe Drentsche Courant van 12 maart 1947 opgeborgen. Het vertelde over de oprichting van het Drentsch Genootschap, directe aanleiding voor de uitgave van Het boek der podagristen. De verslaggever van dienst beschreef hoe na het zingen van Oes lied door mevrouw Brouwer-Prakke commissaris der Koningin mr. dr. R.H. baron De Vos van Steenwijk een kort inleidend woord had gehouden:
"Hij herinnerde aan het feit dat ieder die met iets nieuws komt naar de geschiedenis pleegt terug te grijpen. Hij wees in dit verband op de Muiderkring uit een van de bloeitijdperken van onze Vaderlandsche geschiedenis. Het Drentsch Genootschap wil samenwerking van allerlei verenigingen die op cultureel gebied werkzaam zijn. De commissaris zeide deze nieuwe vereniging met vreugde te begroeten.
Menigeen bepaalt zich bij zijn conversatie steeds louter en alleen tot alledaagsche onderwerpen. Het Drentsch Genootschap wil echter de culturele belangstelling aanwakkeren. Aan het slot van zijn toespraak waarschuwde de commissaris nog voor het gevaar van separatisme. Men moet in de eerste plaats bedenken dat men Nederlander is en dan een Drenth. Hij wenschte het genootschap veel succes en een bloeiend bestaan."
Dat Het boek der podagristen op vergelijkbare wijze 'interessant' is, durf ik nog niet te stellen. De bijdrage van Naarding bestaat uit onvolledige biografische schetsen van de drie podagristen en Prakke op zijn beurt presenteert een zeer bondige bloemlezing uit het oorspronkelijke boek uit 1843. Wat V.d. Berg schrijft is beter: hij beziet D.H. van der Scheer, H. Boom en A.L. Lesturgeon als voorlopers van de Drentse volkenkunde, en volkenkunde als een uit de hand gelopen verzamelwoede.
Aan wat Van Giffen beweert, ben ik nog niet toe. Ik heb wel al gezien dat zijn tekst is voorzien van een uitklapkaart van Hunsow. Kom daar maar eens om bij Het Drentse Boek.