Herinnering aan De Muzeval en Hans Leber
9-3-16
Over een paar dagen valt het doek voor theater De Muzeval in Emmen. Het gebouw is op, al vele jaren. Tijd voor een nieuw theater, dat opent deze zomer onder een andere naam op een andere plek. Dus moet er afscheid worden genomen van wat was. Vrijdag gebeurt dat met optredens van lokale artiesten, zaterdag volgen hun bovenlokale collega's.
Maar nu ik. Ik ben mijn journalistieke carrière in De Muzeval begonnen, in april 1986. Ik liep stage bij Nieuwsblad van het Noorden en kreeg als eerste klus opdracht in het theater een zangmiddag voor ouderen bij te wonen – die had je toen ook al in Emmen. Mijn bevindingen waren bedoeld voor een fotobijschrift.
Ik op het fietsje naar de Boermarkeweg. Eerst door een donker bos, daarna langs een verlaten weg en dan bij het ziekenhuis rechtsaf. Op moment van binnentreden bleek de grote zaal van De Muzeval half gevuld met dames die aanstalten maakten te vertrekken. Niemand zong. Het programma was net afgelopen, liet ik mij vertellen.
Ik raakte in paniek. Wat moest ik hier over schrijven? Er was niets te schrijven. Het idee om lukraak mensen aan te schieten, ze te bevragen over geeft niet wat, als het maar tekst oplevert, een paar quotes, over het weer of de poes, het kwam niet in mij op. Met lege handen fietste ik terug. Opnieuw door dat donkere bos. Opnieuw langs die verlaten weg – die had je toen ook al in Emmen.
Op de redactie deed ik verslag aan Hans Leber, een beest van een journalist, ook vanwege zijn postuur. "Er was niks", vertelde ik. "Er waren oudere mensen in de zaal, maar gezongen werd er niet. Het programma was afgelopen." "Heb je nog iemand gesproken?", vroeg Leber op een toon die mij bang maakte. Het was alsof ik iets belangrijks was vergeten. "Ja", antwoordde ik, "iemand die vertelde dat het programma was afgelopen."
Leber toverde een zwartwit-foto tevoorschijn, die eerder die middag was gemaakt. Ik zag een half gevulde grote zaal met een aantal grijze koppen. Hij zette het op een tikken: "In de grote zaal van De Muzeval werd gisteren een zangmiddag gehouden voor leden van de Bond voor Plattelandsvrouwen Zuidoost-Drenthe. 'Het is altijd weer iets waar ik naar uitkijk', aldus een van de deelneemsters die terugzag op een gezellig samenzijn."
De volgende dag stonden foto en bijschrift aldus in de krant. Ik keek er vreemd tegenaan. Mijn eerste stukje. Met een heuse quote van iemand die niet geïnterviewd was. Weliswaar niet door mij geschreven, maar toch. Een half jaar later kreeg ik een baan aangeboden bij het Hoogeveens Dagblad. Ik had de maanden daarvoor veel geleerd in Emmen.
Gisteren mocht ik opnieuw een fotobijschrift maken. En opnieuw had het te maken met theater, maar dan in Groningen waar in de Stadsschouwburg een try-out werd gehouden van de voorstelling Borgen door het Noord Nederlands Toneel. Vanwege de onwennigheid bij het NNT mocht de fotograaf van dienst, Siese Veenstra, de zaal niet in. Dat zou verstorend werken. Hij moest iets in de wandelgangen maken. Dat lukte.
Veenstra stuurde twee foto's. Een 'gewone' van een ouder echtpaar dat snel een hapje probeert te eten alvorens de marathonvoorstelling weer verder gaat. Een 'artistieke' van een dame die tevergeefs de gesloten deuren van het theater probeert te forceren. Ik koos voor de 'gewone', daar houden ze van bij de eindredactie, weet ik inmiddels. Ik leverde een bijschrift, in de geest van Hans Leber, getikt op basis van de foto.
Dit keer haalde mijn tekst de krant wel.