Een avondje met Daniël Lohues (zonder Slof)
4-3-16
We zijn naar Daniël Lohues geweest, donderdagavond. En wij niet alleen. De grote zaal van De Muzeval stond op knappen. De belangstelling voor zijn theaterconcerten is zo groot, dat hij vanavond nog een keer moet in Emmen. En op 25 juni een extra concert geeft in het nog niet eens geopende Atlas Theater. Er zijn ergere dingen.
Ik had een mooi plekkie op rij tien. Recht achter Evert ten Napel, die bij aanvang zijn vrouw ter linkerzijde een rolletje Stophoest aanreikte. Ik moest meteen denken aan Slof, mijn favoriete nummer op Aosem, het prachtige nieuwe album van Lohues: ’t Holt veur op het vuur/ De stophoest met daorbij/ ’t Allerleste leste briefie/ wat zij schreef an mij'.
Ik moest door Evert ten Napel ook denken aan de Saksische man. Kort, stevig en hoekig, een bijkans vierkante kop (waar je een pul bier op kunt zetten, zoals ze soms in het café zeggen.) Onverzettelijk en ietwat in zichzelf gekeerd. De Saksische vrouw is niet veel anders, maar dan iets vrouwelijker. De Muzeval zat er vol mee.
Lohues is dit seizoen alleen op pad – met zijn dikke auto, achter het theater stond in ieder geval een zwarte Chrysler te glimmen. De jongens en andere kameraden mochten wel in de studio opdraven, maar op het podium zijn ze deze keer niet nodig. Met als gevolg dat de muziek kleiner is, intiemer hoor je ook wel eens zeggen.
De kwaliteit is er niet minder om. Collega Job van Schaik recenseerde Aosem onlangs in Dagblad van het Noorden met de maximale vijf sterren en zinnen als 'Intiem, persoonlijk en onmiddellijk herkenbaar. Muzikaal schijnbaar eenvoudig, maar razend knap gecomponeerd en van grote melodische schoonheid'. Daar sluit ik mij graag bij aan. Waarom het anders zeggen als iemand het goed heeft gedaan?
Lohues was in vorm in Emmen. Hij zong bijna alles van Aosem, aangevuld met een paar klassiekers, die achter mij werden meegehumd, zoals Annelie, Op fietse, Hier kom ik weg en Baat bij muziek. Het laatste nummer werd kort verstoord door een niespartij van iemand links voorin de zaal. Iedereen in De Muzeval hard lachen. Lohues hamerde onverstoorbaar door op zijn vleugel.
Uiteraard waren er praatjes, mijmerings, herinnerings en anekdotes. Waarbij mij sterker dan ooit opviel dat Lohues in de geest van Hermans Finkers confereert. Droogkomisch, zalf vermengd met schurend zand in onze vettige huiden smerend. En net als je denkt het gaat mij te traag, komt er een spitsvondigheid, die de traagheid rechtvaardigt, een kneepje. Lohues vergaloppeerde zich geen enkele keer.
Voor de zoetigheid is een verklaring, dit keer verpakt in een liedje getiteld Honing: 'Der is ja genog wat bitter is/ Het zolt der aarde he’k al in de pap/ Ik biet der dwars deur hen: zoere appels zat/ Zuute vuult as eerder thuus veur mij'. Lohues kan overigens ook mooi met een krommend vingertje over types praten die ellende veroorzaken.
Zo ging het nog even door, onderbroken door een pauze met gratis drankjes en daarna een moment waarop Lohues met de zaal op de foto wilde. Waar uiteraard niemand bezwaar tegen maakte.
Op het einde van de avond zag ik hoe de vrouw van Evert ten Napel haar hoofd op diens geblokte schouder legde. Niet omdat ze moe was, maar uit tederheid en, nou, vooruit, liefde en vrede. En toen ging ik zit wachten op wat Evert zou doen. Zou hij meegaan in haar tederheid? Zou hij aan het einde van het warme theaterconcert van Lohues smelten en ook zijn hoofd zijwaarts laten zakken?
Thuis heb ik Slof nog even opgezet.