Bijna open: van Buiten Binnen Drenthe
Rekenen is vooruitzien

Veur de leesder, en vooral die van Roet

In de nieuwe Roet, Drents letterkundig tiedschrift, gaat het – onder meer – over de recensies die Gerard Stout voor Dagblad van het Noorden schreef over de dichtbundel Niks is zo hiete as old ies van Annije Maria Brans en Kringloop van Gerard Nijenhuis. Ik citeer de redactie, dat mag in het Drents, want die redactie schrijft het Veur de leesder in het Drents. Als sommige lezers zich buitengesloten voelen, het is niet aans:

"Wonderlijk dat een man die met het Drèents niks meer te maoken hebben wil toch nog behoefte hef zien miening over Drèntstaolige literatuur te geven in de regionaole kraant, waorbij e niet lös kan kommen van zien iegen frustraties en hardnekkige veuroordielen. Het is as ien die vegetariër worden is, maor toch nog de onbedwingbaore behoefte hef het vleis van de slager te keuren."

Dat vind ik leuk gevonden, dat van die vegetariër en die slager.

P1110266
Toch ben ik ook een beetje verlegen met bovenstaande boutade – het Drentse woord wil me even niet te binnen schieten – want ik heb destijds namens Dagblad van het Noorden Gerard Stout gevraagd of hij beide bundels wilde bespreken. Met daarbij de gebruikelijke clausule – opnieuw wil het Drentse woord me even niet te binnen schieten – dat als een recensent dat niet wil, om welke reden ook, hij daartoe niet verplicht is.

Zelf voelde ik er niet voor. Kort daarvoor had ik dichteres Brans en dichter Nijenhuis nog geïnterviewd, daar rolden twee pagina's voor Dagblad van het Noorden uit. Om daarna ook nog eens voor diezelfde krant hun werk te bespreken leek mij wat veel van het goede. Daarbij: het is altijd lastig een interview te houden met in het achterhoofd de gedachte later het werk van de geïnterviewden te moeten afkraken of prijzen.

Stout is al vele jaren medewerker van Dagblad het Noorden. Een medewerker die je om een boodschap kunt sturen. Als je hem iets vraagt: dat geeft hij antwoord. En nog snel en foutloos ook. Heel duidelijk: ja of nee. Ik doe het, of ik doe het niet. Klaar. Of althans bijna. Want nu komt het.

Volgens de redactie van Roet is onze medewerker 'een man die met het Drèents niks meer te maoken hebben wil'. Dat is opmerkelijk want deze man heeft wel twee recensies geschreven over twee dichtbundels in het het Drèents - noem het maar niks.

Het wonderlijke is ook dat wij ter redactie van Dagblad van het Noorden niet weten dat medewerker Stout 'met het Drèents niks meer te maoken hebben wil'. Nooit hebben wij van hem een schrijven in die richting gekregen. In onze archieven laat het zich in ieder geval niet terugvinden.

Sterker, zelfs in het Drents Archief te Assen kan ik geen artikel vinden waarin Stout zegt 'ik wil NIKS meer te maken hebben met het Drents.' - ook geen opname met geluid en bewegend beeld in die richting. Mocht ik iets over het hoofd hebben gezien, toon mij de bewijsstukken. Als die bewijsstukken uit het Drents letterkundig tiedschrift Roet afkomstig zijn, nog mooier.

Ondertussen: het klopt dat hij zich in het verleden kritisch over het Drèents heeft uitgelaten. Over zijn eigen rol, over de toekomst van het Drèents en over de manier waarop die toekomst te tegemoet wordt getreden door het Huus van de Taol. Dat vertellen onze archieven wel. Voor een criticus lijkt mij een kritische houding en opstelling jegens de taal en de instituties heel gezond. Je zou het zelfs een pré – het Drentse woord wil me wederom niet te binnen schieten – kunnen noemen voor iemand die opiniestukken en boekbesprekingen schrijft.

Een visie op de toekomst kan nooit kwaad. Ik denk altijd maar zo: 'een visie is heel iets anders dan de toekomst'.

Ik schrijf dit omdat ik afgelopen week uitgebreid met Gerard Stout heb gesproken. Aanleiding: de verschijning van zijn nieuwe boek Goof Petreaus. Kroniek 2015. Het kloeke werk telt vier sporen, afgedrukt op vier kolommen, die afzonderlijk te lezen zijn, twee per pagina. Vier keer een verhaal over dezelfde gebeurtenissen, steeds vanuit een ander perspectief.

Afgezet tegen wat er in Drenthe aan boeken verschijnt, is Goof Petreaus. Kroniek 2015 iets bijzonders. Een krant die zich serieus neemt, die het letterkundig leven in Drenthe probeert te volgen en waarderen, kan er niet om heen.

Enfin – wat is het Drentse woord voor enfin? – tijdens dat gesprek kwam ook zijn opstelling jegens het Drents aan de orde. Over het recenseren van dichtbundels en ander Nedersaksisch werk zei Stout het volgde: "Ik heb een zwakke kant, die zich openbaart als iemand tegen mij gaat schelden of mij terecht gaat wijzen. Ik laat mij niet door een dominee, niet door een pastoor en ook niet door een god of wie dan ook vertellen hoe ik een dichtbundel moet lezen. Als mensen het niet met mij eens zijn, dan kan dat. Als ze iets van mij willen weten: stel mij een vraag."

Daarna ging het weer over Goof Petreaus, een boek waarin Stout antwoord geeft op bijna alle vragen die hij zichzelf het afgelopen jaar heeft gesteld. Waaronder de vraag wat de Culturele Prijs van Drenthe hem heeft opgeleverd. En hoe het verder zou kunnen met het Drents. Als het al verder kan met het Drents, want Stout blijft van mening dat het Drents een taal is die eerder sprekers en lezers verliest dan dat er bij komen. Zijn bekende verhaal, zijn oude treurzang, noem het voor mijn part een bewijs dat hij nog steeds iets met het Drents te maken wil hebben.

Er staat nog veel meer in zijn boek. Het gesprek heeft tot een interview geleid dat, deo volente – de Drentse uitdrukking wil me ook hier niet te binnen schieten – in het Dagblad van het Noorden staat. En omdat ik niet van plan ben Goof Petreaus daarna ook nog eens te bespreken, er is meer onder de zon, de zon beschijnt de hele wereld, wil ik mijn exemplaar graag ter beschikking stellen aan een onafhankelijk criticus die er voor de eerstvolgende Roet een bespreking over kan schrijven.

In het Nederland of het Drèents, dat is mij om het even. Belangstellenden kunnen zich melden via het hen bekende adres.