Een stem voor 'Landschap in ons hoofd'
O, kom er eens kijken: Blau Hynder in Emmen

Weerzien in Dierenpark Emmen

DierenparkverhalenEnige tijd geleden plaatste Dagblad van het Noorden een oproep voor verhalen of anekdotes van maximaal 250 woorden en foto's over, straks, het oude dierenpark aan de Hoofdstraat in Emmen.

Ik had aan de oproep kunnen voldoen door te vertellen over de geelwangschildpad die ik in het Afrikahuis in het dierenpark heb achtergelaten, in de nabijheid van krokodillen. Het dier – Schildje – had bij ons geen goed leven meer in zijn oude groentela vol water met een steen als eiland. Vonden we. Te groot geworden voor de huiskamer. Te klein voor onze tuin, waar hij vermoedelijk zou worden aangevallen door eksters of, erger, de weg oversteken.

Hoezeer we ook aan onze geelwang gehecht waren – een cadeau na het behalen van een zwemdiploma – de dierentuin leek ons de beste toekomst. Ergens in het voorjaar van 2008 stopte ik 'm in een Wolky-schoenendoos, deed de doos in een rugzak, de rugzak in een fietstas en fietste naar het park. Waar ik, na het vertoon van het gezinsabonnement en het passeren van de kassa, rechtstreeks naar zijn nieuwe onderkomen beende.

Nog herinner ik mij de sensatie van weleer. Het schichtig om mij heen kijken of ik betrapt kon worden. Het heimelijk openritsen van de rugzak. Het zenuwachtig openen van de doos. Het met één hand pakken van de schildpad aan zijn schild. Zijn spartelende pootjes, de ingetrokken kop. Het in het water zetten, waarop het dier het prompt op een zwemmen zette. Het water leek kouder dan hij gewend was, maar de ruimte en 'natuurlijke omgeving' beviel, dat zag ik meteen. Eindelijk vrij.

Ik fietste naar huis met het gevoel een goede daad te hebben verricht, voor het eerst weer sinds lange tijd.

Een paar weken later wandelden we tijdens een bezoek aan de dierentuin uiteraard het Afrikahuis binnen. De krokodillen luierden voldaan, onze schildpad was nergens zien. Hoe we ook keken en tuurden, hij leek verdwenen. Wat ons ergens niet vreemd voorkwam. Oppassers heten niet voor niets oppassers. Een vreemde gast kan vreemde ziekten meebrengen. Hekken dicht. Weg ermee. Hup, de container in.

Aangekomen in het Americasa, waar het om onduidelijke reden warmer was dan in het Afrikahuis, zagen we 'm ineens. De geelwang liet zich drogen op een steen, aan de overkant van een watertje, in de houding die hij bij ons thuis ook altijd in zijn groentela had aangenomen. Hij was het onmiskenbaar, dezelfde vorm, dezelfde tekening. Iets groter misschien, maar niet veel. In blakende conditie. We wezen in zijn richting. We noemden zijn naam.

Schildje
Toen gebeurde het. De geelwang draaide zijn kop, stak demonstratief een poot uit en verliet zijn steen om zich in het water te laten zakken en zwom onze kant op. Hij associeert ons met voedsel, bedacht ik. Hij herkent ons aan het blonde haar in ons gezin, dacht ik. Hij hoort onze stemmen, dacht ik. Even leek het alsof er oogcontact was.

Daarna ontstond er iets wat ik wederzijdse verlegenheid zou willen noemen. Wat nu? Een gesprek voeren? Herinneringen ophalen? De verrassing veranderde in verbazing en daarna in verwarring. Bij het verlaten van het Americasa wisten we het zeker: het was een weerzien. We wisten ook: dit gelooft niemand. Dit geloven alleen wij. Dit is niet iets om door te vertellen.

Daarbij: 500 woorden is veel te veel.