Dankwoord gericht aan Ard van der Tuuk
21-10-15
Nadat Ard van der Tuuk onlangs de miskenning van de Drentse kunst en cultuur door het Rijk aankaartte, en ik daarop reageerde, was het dinsdag weer de beurt aan Van der Tuuk. In Dagblad van het Noorden gaf de cultuurgedeputeerde een voorschot op zijn beleidsvoornemens voor de komende vier jaar.
Na lezing dacht ik: wat nu? Moet ik hem corrigeren? Op dezelfde opiniepagina voor 100.000 abonnees beweren dat hij het bij verkeerde eind heeft? Bijvoorbeeld door te schrijven dat ik nimmer een tegenstelling heb geaccentueerd tussen de artistieke en economische waarde van kunst. Mijn punt is nu juist dat die twee steeds naadlozer in elkaar overgaan.
Voor alle duidelijkheid: ik vrees dat de kunst in Drenthe meer en meer een vehikel wordt voor het bereiken van economische doelen. Dit alles onder het mom van 'verbindingen leggen' en 'samen maak je er meer van'. Of zoals Van der Tuuk schrijft: "Mijn pleidooi is: investeer in cultuur, gebruik het als gangmaker. Benut de neveneffecten en verdien er aan."
"Gebruik het."
"Verdien er aan."
Het lastige in dit debat is dat Van der Tuuk de realiteit vertegenwoordigt, terwijl ik voor een ideaal ga: een klimaat in Drenthe waarbinnen kunst óók in staat wordt gesteld autonoom te zijn. Het lastige in dit debat is dat het provinciebestuur van Drenthe daar blijkbaar geen raad mee weet. Vanwege allerlei bovenliggende bestuursdoelen en prestatieafspraken, waarvan je als burger nooit hoort of die wel gehaald worden en wat daar dan de consequentie van is.
Nog lastiger is dat Van der Tuuk het volgende schrijft: "Wij moeten als overheden niet degene zijn die uitspraken doen over de waarde van cultuur." Hij lijkt hierbij te verwijzen naar het beroemde Thorbecke-dogma: 'De regering is geen oordelaar van wetenschap en kunst'. Maar verzuimt toe te geven dat overheden dat wel doen. Voortdurend. Bijvoorbeeld door een x-bedrag beschikbaar te stellen voor musea en een y-bedrag voor letteren.
Ik zou hier nog meer citaten kunnen opvoeren en tegenspreken. Ik zou kunnen afgeven op de aanhoudende roep om meer trots en de ongemakkelijke beschuldiging dat Drenthe zich te bescheiden zou opstellen. Hoezo te bescheiden? Waar is dat op gebaseerd? Op de weigering om te jengelen en te schreeuwen? Op het onvermogen van Drentse plannenmakers net zoveel geld los te praten in Den Haag als hun Hollandse collega's?
Ik zou, geïnspireerd door het genoemde voorbeeld van de renaissance in de Antwerpse wijk Het Zuid, kunnen wijzen op wat in Emmen 'Het Oude Centrum' wordt genoemd, het gebied dat na de sluiting van Dierenpark Emmen over twee maanden verweesd achterblijft en dus ook extra aandacht van de provincie verdient.
Maar dat doe ik niet.
Want ik denk aan de les die ik leerde tijdens de bijeenkomsten van rederijkerskring Gewone Addertong, een besloten en ongesubsidieerd genootschap in Zuidoost-Drenthe ter bevordering van de welsprekendheid: zwijg op het juiste moment, en hou vast aan uw gelijk en overtuiging. Voor de liefhebber: de gewone addertong gedijt in moerasgebieden waar slechts een enkeling zich nog staande kan houden.
Ik bedank Ard van der Tuuk voor zijn woorden. Ik prijs hem voor de moeite die hij heeft genomen zijn ideeën te delen. Het is altijd goed als een gedeputeerde in de pen klimt en de krant erkent als een geschikt podium voor het ventileren van opvattingen en visies. Ik ben benieuwd waar zijn pleidooi om te investeren in de Drentse cultuur vanaf 2016 concreet toe zal leiden. En ga uit van de instelling van een onbescheiden Drents cultuurstipendium. Minimaal.