« februari 2015 | Hoofdmenu | april 2015 »
Vanaf komende vrijdag wordt op Nederland 3 de geschiedenisserie De IJzeren Eeuw uitgezonden. In 13 afleveringen van 45 minuten neemt presentator Hans Goedkoop de kijker mee de negentiende eeuw in. Iedere aflevering staat een historische figuur centraal. Het spits wordt afgebeten met Lodewijk Napoleon, ook wel bekend als 'ons konijn'.
Voor de kijkers in Drenthe en Groningen bevelen we met name aflevering 3 en 4 aan. Aflevering 3, Land zonder paupers, voert op 17 april de kijker langs de voormalige koloniën in Frederiksoord, Veenhuizen en Ommerschans waar middels een sociaal experiment de basis werd gelegd voor onze verzorgingsstaat. Centraal staan Johannes van den Bosch en kolonist Klaas Visser.
Aflevering 4 vertelt op 24 april over Willem Albert Scholten. Die in 1850 in Foxhol een fabriekje voor aardappelmeel begon en dat liet uitgroeien tot een imperium met 21 fabrieken, waarvan een tiental over de grens, tot in Pruisen en Rusland aan toe. "Een visionair, die alles kreeg waar hij zijn zinnen op zette. Tot de wal het schip keerde", aldus de makers van De IJzeren Eeuw.
In Dagblad van het Noorden bespreekt Illand Pietersma vandaag, vrijdag, De Magie van het Drentse land, een tentoonstelling met schilderijen van Jan Meine Jansen. Het aardige van de tentoonstelling, te zien in het Drents Museum, is dat deze in Meppel geboren kunstschilder net iets anders naar Drenthe keek dan veel van zijn tijdgenoten.
Wat Meine Jansen (1908-1994) beviel was niet het zachte en aaibare van de provincie, maar het ruige en ongerepte, het woest en ledige dat hij in zijn kindertijd leerde kennen, voor hij naar Amsterdam vertrok om aan de Rijksacademie te leren schilderen. Een citaat uit het stuk van Pietersma over de ontwikkeling die de schilder doormaakte:
"Krijgt in Ruinerwoldse Aa uit 1936 (foto) de lucht nog alle ruimte, in andere schilderijen geeft hij de horizon hoger weer, zodat de volle aandacht uitgaat naar de vaak woeste omgeving. Jan Meine Jansen heeft een voorkeur voor desolate landschappen. Het effect is uiteindelijk hetzelfde: of er nu een donkere wolk op de horizon drukt, of dat het landschap beklemmend op je afkomt, de sfeer is mysterieus en dreigend."
In 1987 was in het Drents Museum ook een tentoonstelling van Meine Jansen te zien. Aanleiding was destijds een schenking van de kunstenaar zelf. Onlangs ontving het museum een schenking van zoon Wolter Meine Jansen. Samen met een aantal bruiklenen wordt nu tot en met 30 augustus een breed overzicht van het Drentse werk gepresenteerd.
De entree tot de veelbesproken parkeergarage onder het Noorderplein in Emmen, verwarrend genoeg ook bekend als p-garage Westerstraat, is onlangs voorzien van dichtregels. Dat is wel zo aardig, poëzie terwijl u geparkeerd staat. De regels zijn afkomstig van Marja Boet, Josephine Banens en Pim te Bokkel.
Van Boet hadden we nog nooit gehoord – dat kan gebeuren. Via internet kwamen we aan de weet dat ze haar haiku 'De stap die u zet,/ zet 'm weloverwogen./ Nooit zet u die weer' in 2004 ook vereeuwigd zag in een straattegel te Rotterdam. Dat gebeurde na een oproep door het Centrum Beeldende Kunst aldaar.
Van Banens hadden we eveneens nooit gehoord - het gebeurt dus vaker. Internet leerde hier dat we met een schrijver, dichter, redacteur en international hand paper artist uit Groningen te maken van doen hebben. Ze publiceerde de regels 'straks als ik wegga/ reis ik door tot aan/ de einder van/ het allerlaatste land' eerder op www.gedichten.nl.
Maar Te Bokkel kenden we wel, althans van naam, en zijn nominatie voor de C. Buddingh'-prijs, ooit. Vorig jaar trad hij op tijdens Dichters in de Prinsentuin in Groningen. De in Winterswijk geboren dichter leverde de regels 'Dit is geen kamer maar een doorgang tot/ een eindpunt/ dat op afstand blijft'. Mooie woorden, zeggen we dan in Drenthe. Om daarna met gebogen hoofd, peinzend verder te lopen.
Gevraagd hoe zijn regels op die muur in Emmen terecht zijn gekomen, kwam het volgende antwoord:
"Het zou mooi zijn als ik had kunnen vertellen dat ik op een regenachtige avond, aangesproken werd door een man met hoed en regenjas, in een parkeergarage in Emmen. En dat die man me een bruine envelop overhandigde, met daarin de opdracht. In werkelijkheid, echter, werd ik vorig jaar per mail benaderd door iemand van de gemeente.
Blijkbaar had iemand deze dichtregel ontdekt in mijn laatste bundel, Dit is hoe een storm ontstaat. Je kunt het gedicht, dat ook de titel aan mijn bundel gaf, hier in zijn geheel teruglezen. Ik heb begrepen dat er voor de locatie gezocht is naar citaten die passen bij de aard van de plek. In de bundel gaat de dichtregel over een volle coupé van een metro die voor een rood sein wacht."
Nou. Zo dus allemaal. Fijn ook om te weten dat iemand op het gemeentehuis in Emmen oprecht belangstelling heeft voor parkeergarages en poëzie.
De gemeente Coevorden stuurde mij een boek: 't Aangename eener reis door goede wegen. Een tocht door de geschiedenis van de gemeente Coevorden van kunsthistorica Ineke den Hollander en fotograaf Ton Trompert. Het is een bijzondere uitgave over het erfgoed in de gemeente. Bedoeling was dat er aandacht aan zou worden besteed.
Daarop ben ik aan het lezen geslagen, niet alleen in de uitgave van Den Hollander en Trompert, maar ook in andere boeken die over de oudste stad van Drenthe zijn geschreven. En heb ik een aangename reis gemaakt. De gemeente Coevorden is nogal uitgestrekt; verspreid over 300 vierkante kilometer wonen 35.500 mensen.
Aandacht voor erfgoed is bij uitstek een middel om de gezamenlijkheid van het verleden te benadrukken – dat besef bestaat al sinds de vorming van de natiestaten begin negentiende eeuw. Dat Coevorden nu met een erfgoedboek komt is niet zonder reden. Een blik op de gemeenteraad leert dat de gemeente nogal verdeeld is.
In reactie op allerlei restauraties en reconstructies in de stad werd de lokale partij Belangen Buitengebied Coevorden vorig jaar vanuit het niets de grootste. De opdracht voor het schrijven van 't Aangename eener reis was toen al verstrekt: de makers zouden niet alleen over de voormalige vestingstad Drenthe schrijven, maar ook over de dorpen
Wie anno 2015 door de uitgestrekte gemeente Coevorden trekt, op de fiets of met de auto, komt ogen tekort – bij goed weer kan er geen boek tegenop. Afgaand op het uiterlijk van dorpen als Wezup, Sleen, Benneveld, Oosterhesselen en Gees is Zuidoost-Drenthe af – houden zo, niets meer aan doen. Maar wie door de stad Coevorden wandelt, wordt heen en weer geslingerd tussen hoop en vrees.
Nou ja, enfin, vrijdag meer in Dagblad van het Noorden.
De veelbesproken 'terugkeer' van de elpee is ook tot Coevorden doorgedrongen. Wandelend door de Bentheimerstraat troffen wij zaterdag op nummer 52 als pop-up-store de Vinyl Corner aan, 'muziekwinkel voor 2de hands muziekdragers en meer'.
De collectie van Vinyl Corner telt naar schatting tweeduizend exemplaren, veelal stammend uit de jaren zeventig en tachtig, met een kwaliteit die je vijf jaar geleden tijdens rommelmarkten in dozen op de grond voor 2 euro stuk kon aantreffen. Vinyl Corner verkoopt de meeste platen vanaf vijf euro. Ze hebben ook nieuw vinyl, en gebruikte dvd's, cd's en treintjes
Wij kochten Thirty thousand feet over China van The Passions uit 1981, op Polydor, voor zes euro. In goede staat, met I'm in love with a German filmstar als opener op de A-kant. Geproduceerd door Nigel Gray (The Police, Hazel O'Connor, Siouxsie and the Banshees).
Voor de vinyl-liefhebber: er is in Coevorden nog een winkel waar gebruikte elpees worden verkocht, Music and More aan de Friesestraat 50.
Voor de wekelijkse cultuurbijlage van Dagblad van het Noorden bezocht ik deze week kunsthuis De Secretarie in Meppel. Waar tot in mei Tussen container en creatuur is te zien, een tentoonstelling waarvoor Peter Hiemstra en Nirdosh Petra van Heesbeen keramisten selecteerden.
Verder in de Vrijdag onder meer aandacht voor Abba, Led Zeppelin, een luisterboek over het leven van Anne Frank, boeksignalementen onder de voortreffelijk gekozen verzameltitel 'Het is gezien, het is niet onopgemerkt gebleven'. En een pleidooi van Jean Pierre Rawie om op universiteiten het talenonderricht op peil te houden, zodat ook in de toekomst mensen als Hans Boland kunnen worden opgeleid om Poesjkin te vertalen.
Ruim een week geleden bezocht ik in Klazienaveen een literair café. Een opmerkelijke gebeurtenis, literatuur en Klazienaveen gaan doorgaans moeilijk samen. Een écht literair café was het overigens niet. Er waren weliswaar een schrijver en een dichter, er werden boeken verkocht door organisator Harry Omlo van de plaatselijke Bruna, maar het was vooral een cultureel café, met interviews, muziek, voordrachten, anekdotes en hapjes
Hoofdgast was Rosa da Silva, de in Klazienaveen geboren actrice die tot mei de hoofdrol speelt in Anne. Maar de show, voor zover je van show kon spreken, werd gestolen door theaterdocent Gerwin Groote, ook uit Klazienaveen. Deze sprak in het café een bevlogen column uit waarin hij zijn hart lucht over het (culturele) leven in Zuidoost-Drenthe. Illustratrice Marloes de Vries maakte er een illustratie bij. Hieronder de tekst van Groote:
"Als je in een dorp als Klazienaveen bent opgegroeid – zoals ikzelf – behoor je niet je kop boven het maaiveld uit te steken. Daarnaast is het met zoveel agrarische bedrijven in een korte omtrek ook niet verstandig, want voor je het weet wordt je kop met een zeis van je romp geslagen.
In deze contreien kleur je netjes binnen de lijntjes. Iedereen die daarbuiten kleurt valt buiten de spreekwoordelijke boot. Enkelingen wagen zich buiten die lijntjes.
Ik noem een Bernard Gepken, gitarist bij o.a. onze eigen Daniël Lohues.
Ik noem een Marloes de Vries, illustrator – verantwoordelijk voor de illustraties rond deze tekst -, bekend van FLOW! en haar online magazine vol kleurrijke prenten.
Ik noem een Rosa da Silva, actrice en bekend van haar rollen in o.a. ‘Jeuk’ en Anne Frank in de voorstelling ‘ANNE’ en ik noem een Annika Abbing, regisseuse en theatermaakster.
Allen vluchtten. Zelf vluchtte ik naar Zwolle, Rosa en Anika naar Amsterdam, Marloes naar Rotterdam en Bernard kwam na talloze omzwervingen, hoe kan het ook anders, net als ik terug in Emmen.
Vorige week maandag zat ik samen met Rosa, die ik sinds mijn achtste levensjaar ken en koester, te gast bij het - kuch - literaire café in Klazienaveen. Een prachtig initiatief.
Rosa en ik deden, evenals de andere hierboven genoemden in onze vrije tijd niet aan voetbal of handbal, we zopen niet in zuipketen en we luisterden geen ‘piratenmuziek’.
Wij studeerden gitaar, luisterden naar Queen, keken Villa Achterwerk, tekenden het eelt op onze handpalmen, verkleedden ons, zongen, vochten, werkten en bewonderden en gingen om onszelf te ontdekken en te ontplooien naar de Jeugdtheaterschool in Emmen. Wij kregen les van Eva Wortmann. Dezelfde Eva Wortmann die nu, jaren later, na talloze beloftes en spelletjes met de gemeente inmiddels de nek is omgedraaid. Waarvoor nog hartelijk dank.
De kwestie gaat mij aan het hart.
Terwijl Rosa zich, na samen de basisschool , de middelbare school en uiteindelijk ook nog de Theaterschool in Zwolle te hebben doorlopen, verder ontplooide als actrice aan de toneelschool in Amsterdam, besloot ik als theaterdocent terug te keren naar mijn geboorteplaats, om les te gaan geven. Om een plek te creëren waar jongeren zichzelf kunnen zijn en zichzelf mogen ontdekken in een veilige omgeving, zoals wij dat hadden op de Jeugdtheaterschool van Eva.
Des te meer raakt het mij dat een gemeente als Emmen de enige plek waar dit mogelijk is wegbezuinigd. Foetsie. Geen omkijken meer naar. Jonge talenten in de gemeente Emmen zijn verplicht om te gaan sporten, dat is wat de gemeente graag subsidieert. In een straal van nog geen 10 kilometer rond mijn eigen woning tel ik zo’n dertig sportclubs.
De jongere die zich hier, in het laag gekapte maaiveld, al niet zo prettig voelt of probeert te ontdekken wat hij of zij in de kunsten kan betekenen, wordt als een ongewilde gast van het feestje verdreven.
‘Niet echt verdreven’ antwoordt onze gemeente. ‘Ze kunnen zich aansluiten bij de Kunstbeweging’. Een beweging die voortkomt uit het wegbezuinigen van het CQ, naast de Jeugdtheaterschool, de enige plek waar de verschillende kunsten konden worden beoefend in de regio Emmen.
Ik zie het als een lam dat geslacht wordt. Het CQ als het lam. Wat nu overblijft, is het vlees. Daar kun je niets mee, dat bederft na verloop van tijd. Tenzij je het verkoopt als mals en vers vlees. Als gemeente zou ik, na het slachten van het lam, ook het vlees proberen te verkopen. Desnoods verkoop je het als ‘gehakt’.
Maar ík koop het niet, ik neem er geen genoegen mee. Ik eet alleen vlees dat het keurmerk “beter leven” draagt.
Die hele veenarbeidersmentaliteit, dat: ‘doe maar normaal, dan doe je al gek genoeg’, maakt dat het maaiveld in deze regio lager staat dan waar ook in Nederland. Iedereen die zich erboven waagt is een ‘homo’ een ‘aparte’ een ‘eigenwijze’. Al is dat in je puberteit niet altijd even fijn, het maakt ook dat je een schild ontwikkelt. Je wordt er weerbaar van, je leert er door vechten. Rosa, Bernard en Annika op het toneel.
Marloes met haar pen en pencelen.
Ikzelf voor de klas, op papier en het toneel.
Met ons nog vele andere getalenteerden die uit deze regio vertrokken zijn. Toch geef ik de moed niet op, ik blijf hier hangen. Er is teveel om voor te vechten.
Dus.
Zolang mijn strot niet onder het veen wordt geschoffeld, zal het geluid dat het maakt - naar alle Emmenaren - enkel dit zijn: Dank je wel."